ECLI:NL:RBMNE:2024:5040

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
16-303012-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak door veelpleger met oplegging van maximale taakstraf

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1980, die op 3 oktober 2023 in Utrecht heeft ingebroken in de woning van twee aangevers. De verdachte heeft een laptop en oordopjes gestolen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 11 juni 2024, waar de officier van justitie, mr. N. Schipper, de verdachte heeft aangeklaagd en de verdediging door mr. S. de Korte is vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als wettig en overtuigend beoordeeld, onder andere op basis van DNA-onderzoek dat een match met de verdachte aangaf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal in een woning, gepleegd door middel van een valse sleutel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De officier van justitie heeft een taakstraf van 240 uren geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-naleving een vervangende hechtenis van 120 dagen kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat het onwenselijk is dat de verdachte gedetineerd raakt gezien zijn behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-303012-23 (P); 16-030586-21 (vord. tul); 16-316636-20 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 3 oktober 2023 in Utrecht heeft ingebroken in de woning van [aangever 1] en [aangever 2] en een laptop en/of oordopjes heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen: P.M.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de aangifte blijkt dat er op 3 oktober 2023 een laptop en oordopjes zijn gestolen uit de woning aan de [adres 2] . De voordeur was onbeschadigd, maar was wel gemakkelijk te openen door te ‘hengelen’. De politie trof rond de brievenbus en op de brievenklep ook veegsporen aan die niet bij een normaal patroon (de rechtbank begrijpt: een normaal gebruik van een brievenbus) horen en duidden op hengelen. Deze sporen zijn bemonsterd en veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Uit het NFI-rapport blijkt dat uit de bemonstering een match is gevonden met het DNA-profiel van de verdachte. Hoewel verdachte geen duidelijke herinnering lijkt te hebben aan deze specifieke woninginbraak, heeft verdachte ter terechtzitting wel aangegeven dat hij denkt dat hij deze inbraak heeft gepleegd, zeker nu het gaat om een woninginbraak door middel van hengelen (de gebruikelijke modus operandi van verdachte waarbij hij met behulp van een gebogen ijzerdraad door de brievenbus van een voordeur het slot opent) en het in die periode niet goed ging met verdachte. Anders dan de verdediging acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het DNA van verdachte op de brievenbus van de woning terecht is gekomen op een andere manier of op ander moment dan 3 oktober 2023. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat er eerder in de woning is ingebroken danwel een poging daartoe is gedaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 oktober 2023 te [plaats] , in een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbenden bevond, een laptop (merk Asus) en oordopjes (merk Samsung), die aan [aangever 1] en [aangever 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door met een omgebogen (ijzer)draad door het gat van de brievenbus de deur (door middel van zogenaamd “hengelen”) te openen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat er geen gevangenisstraf wordt opgelegd zodat het huidige behandeltraject niet wordt doorkruist. Daarnaast is verzocht dat er minder uren taakstraf worden opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie zodat het overzichtelijk blijft voor verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning op een moment waarop de bewoners nog lagen te slapen, waarbij hij zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van hengelen en een laptop en oordopjes uit die woning heeft gestolen. Diefstal uit een woning is een hinderlijk en naar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Dergelijke feiten zorgen voor – soms zeer sterke – gevoelens van angst en onveiligheid, zowel bij de directe slachtoffers als de samenleving in bredere zin en omwonenden in het bijzonder. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van het delict voor de slachtoffers en er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 6 mei 2024 blijkt dat verdachte een veelvuldig recidivist is ten aanzien van woninginbraken en hier ook meermalen een ISD-maatregel voor opgelegd heeft gekregen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van de SVG Mondriaan Reclassering van 5 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden opgelegd bij vonnis in 16-030586-21 momenteel voor een langdurige klinische behandeling is opgenomen bij FPA [locatie] . Hierop zal gedurende twee jaar een ambulant behandelingstraject worden ingezet. Het delictgedrag van verdachte vloeit voort uit zijn verslavingsproblematiek. Verdachte leert om minder krampachtig om te gaan met abstinentie en ontwikkelt vaardigheden voor als hij in de toekomst een terugval mocht hebben. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Gelet op het reeds bestaande kader wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte momenteel al enige tijd clean is. Hij zit in de eindfase van zijn traject bij FPA [locatie] . Er wordt gezocht naar een locatie voor begeleid wonen zodat verdachte kan uitstromen bij de FPA. Verdachte wil zijn eigen bedrijf weer opstarten en een positief leven voor zichzelf opbouwen.
8.3.3
De straf
De rechtbank houdt rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en heeft gekeken naar de straftoemetingsoriëntatiepunten van de rechtbank (LOVS). De rechtbank is van oordeel dat in beginsel enkel de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur in de rede ligt, gezien de ernst van het feit en de veelvuldige recidive van verdachte. De rechtbank zal echter een taakstraf opleggen, omdat zij het van zwaarwegend belang acht dat het huidige behandeltraject van verdachte niet wordt doorkruist. Gelet op de ernst van het feit en de veelvuldige recidive zal de rechtbank in plaats van een langdurige gevangenisstraf de maximale duur voor een taakstraf opleggen, te weten een taakstraf van 240 uren. De rechtbank legt de taakstraf geheel onvoorwaardelijk op en verbindt hier dus geen voorwaarden aan. Indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, zal er een vervangende hechtenis van 120 dagen plaatsvinden.

9.VORDERINGEN TOT TENUITVOERLEGGING

Op 30 december 2020 is verdachte door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis met parketnummer 16-316636-20 veroordeeld voor vernieling tot een gevangenisstraf van 7 dagen waarvan 5 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Op 2 mei 2024 heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd.
Op 24 november 2021 is verdachte door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis met parketnummer 16-030586-21 veroordeeld voor (poging tot) woninginbraken tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Op 2 mei 2024 heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de beide proeftijden met één jaar worden verlengd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de vorderingen worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beide vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen. De rechtbank acht het onwenselijk dat verdachte op dit moment gedetineerd raakt, gelet op het hiervoor beschreven behandeltraject dat verdachte doorloopt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijden van de voorwaardelijk opgelegde straffen te verlengen. De proeftijd in de zaak met parketnummer 16-030586-21 liep aanvankelijk van december 2021 tot december 2024. Door detentieperiodes van verdachte loopt de proeftijd nu nog tot maart 2026. Verdachte heeft dus nog enige tijd een stok achter de deur in de vorm van een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf en de rechtbank acht de huidige proeftijd toereikend. De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte al één maand heeft uitgezeten van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden waardoor er nog maar 23 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf openstaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-316636-20
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-030586-21
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptop (merk Asus) en/of oordopjes (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of een valse sleutel, te weten door met een omgebogen (ijzer)draad door het gat van de brievenbus de deur (door middel van zogenaamd “hengelen”) te openen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)