Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2.[eiser sub 2] ,
3.[eiser sub 3] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
- de heer [eiser sub 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2000);
- mejuffrouw [eiser sub 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2003;
- mejuffrouw [eiser sub 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2003;
[eiser c.s.] vordert daarom betaling van dat bedrag door [gedaagde] . Verder vordert [eiser c.s.] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 186,00 per maand aan een ieder van de eisers vanaf de maand juni 2023. Tot slot vordert [eiser c.s.] de wettelijke rente over deze bedragen en buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[erflater] daarom niet bevoegd was om van [gedaagde] te eisen dat zij betalingen zou doen uit het vermogen van [C] , waardoor [eiser c.s.] evenmin betaling kan afdwingen op grond van die overeenkomst; en
[eiser c.s.] heeft in deze procedure niet om de verdeling van zijn nalatenschap, maar om nakoming van de overeenkomst(en) door [gedaagde] gevorderd.
[erflater] bevoegd was om de overeenkomsten te sluiten en dat de afspraak tussen hen daarom niet zou kunnen gelden (zie randnummer 2.6. onder iii.). Op de zitting heeft de kantonrechter daarnaast ter sprake gebracht dat de strekking van de overeenkomsten in strijd zou kunnen zijn met de goede zeden en gewezen op de plicht voor de kantonrechter om daar ambtshalve over te oordelen. [eiser c.s.] heeft daarbij de mogelijkheid gekregen om zich daarover uit te laten. [eiser c.s.] heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt door te wijzen op zijn standpunt dat het de bedoeling was van [erflater] om de uitkeringen uit de lijfrentepolis over alle kinderen te verdelen. Dat standpunt laat onverlet dat
[erflater] [C] voor zijn overlijden als enige begunstigde heeft aangewezen en [C] daardoor de enig rechthebbende is over wiens geld [gedaagde] niet zonder recht of titel mag beschikken.