In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vennootschap onder firma, vertegenwoordigd door [eiser sub 1], en [gedaagde] B.V. over de betaling van facturen voor asbestinventarisatie en -sanering. [eiser sub 1] heeft in opdracht van [gedaagde] een asbestinventarisatie uitgevoerd, maar [gedaagde] heeft de facturen niet betaald. De kern van het geschil is of de bestuurder van [gedaagde], [bestuurder 2], de opdracht heeft gegeven namens de vennootschap of in privé. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser sub 1] en [gedaagde] en dat [bestuurder 2] als bestuurder bevoegd was om [gedaagde] te vertegenwoordigen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] als contractspartij moet worden beschouwd, ondanks dat de werkzaamheden betrekking hadden op privé-eigendommen van [bestuurder 2]. De vordering van [eiser sub 1] wordt toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.