ECLI:NL:RBMNE:2024:5186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
10926175 \ MC EXPL 24-1034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake consumentenbescherming en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2024 een verstekvonnis gewezen. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had de gedaagde partij gedagvaard, maar deze was niet verschenen. In een eerder tussenvonnis van 28 februari 2024 was de eiseres opgedragen om haar stellingen nader toe te lichten en bewijsstukken in te dienen, wat zij op 27 maart 2024 heeft gedaan. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de gedaagde partij als consument heeft gehandeld. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst tussen de partijen in het kader van een beroepsmatige uitoefening was gesloten, waardoor consumentenbescherming niet van toepassing was. De vordering van de eiseres werd toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke rente over reeds verschenen rente, die niet toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de gedaagde partij in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 644,04. De gedaagde partij moet ook wettelijke rente betalen over de proceskosten indien deze niet tijdig worden voldaan. Tot slot werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en werd het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10926175 MC EXPL 24-1034 BRM/1604
Vonnis van 24 april 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Nova Legal B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 28 februari 2024 is de eisende partij bevolen om de stellingen nader toe te lichten en bewijsstukken in het geding te brengen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij op 27 maart 2024 een akte genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter begrijpt uit de dagvaarding en de akte dat de gedaagde partij in uitoefening van zijn beroep of bedrijf de overeenkomst met de eisende partij heeft gesloten. Op deze overeenkomst zijn daarom geen consumentenbeschermende voorschriften van toepassing, waarvan de kantonrechter ambtshalve de naleving zou moeten beoordelen.
2.2.
De vordering zal, nu deze niet ambtshalve hoeft te worden getoetst en nu deze de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, bij verstek worden toegewezen met uitzondering van het volgende.
2.3.
Krachtens het bepaalde in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente eerst verschuldigd na verloop van een jaar. Nu niet is gesteld of gebleken dat de thans gevorderde rente reeds over een vol jaar verschuldigd is, is de gevorderde rente over de reeds verschenen rente niet toewijsbaar.
2.4.
De informatiekosten worden (gedeeltelijk) afgewezen, nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde tarieven (vgl. de aanbeveling ‘Kosten voor raadplegen registers of opvragen uittreksels uit registers’) op www.rechtspraak.nl.
2.6.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 135,00 (1 punt(en) x tarief € 135,00)
- nakosten
€ 67,50(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 644,04.
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.8.
Tot slot geeft de kantonrechter de eisende partij slot met klem in overweging om in eventuele toekomstige procedures, anders dan in deze procedure is gebeurd, alle voor de beoordeling benodigde informatie (stellingen, tekstuele onderbouwing daarvan en producties) reeds bij dagvaarding in het geding te brengen. Het niet of niet volledig voldoen aan de wettelijke verplichtingen van de artikelen 21 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of het niet of onvoldoende onderbouwen van de stelling dat daarin is voldaan, kan (en zal op termijn) namelijk leiden tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering, waarbij geen gelegenheid (meer) zal worden verleend voor een nadere toelichting bij akte.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 795,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 763,93 vanaf 30 januari 2024 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 644,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.