ECLI:NL:RBMNE:2024:5228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/3351
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door UWV

In deze zaak heeft de Gemeente Utrecht op 6 februari 2023 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Dit verzoek is op 7 februari 2023 door het UWV ontvangen. Aangezien het UWV niet tijdig een beslissing heeft genomen, heeft de Gemeente Utrecht op 30 augustus 2023 het UWV in gebreke gesteld. Vervolgens heeft de Gemeente Utrecht op 29 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 6:2, dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkstelt aan een besluit, en artikel 6:12, dat de voorwaarden voor het indienen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit regelt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Gemeente Utrecht haar beroep onredelijk laat heeft ingediend, omdat zij bijna zeven maanden heeft gewacht na het indienen van de ingebrekestelling voordat zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat, indien de Gemeente Utrecht belang had gehecht aan een spoedige beslissing, zij eerder beroep had moeten indienen. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen sprake van een vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen op 27 juni 2024 en is openbaar uitgesproken. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

Gemeente Utrecht, te Utrecht, eiseres,

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 6 februari 2023, ontvangen door verweerder op 7 februari 2023, een verzoek om herbeoordeling ingediend. Vanwege het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft eiseres verweerder op 30 augustus 2023 in gebreke gesteld.
Op 29 april 2024 heeft eiseres beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2.1.
Artikel 6:2, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit.
2.2.
Artikel 6:12, tweede lid, onderdeel b, van de Awb bepaalt dat het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld kan worden wanneer twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
2.3.
Artikel 6:12, vierde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk is als het beroep onredelijk laat is ingediend.
3. De wetgever heeft geen termijn vastgesteld voor het antwoord op de vraag wanneer een beroep onredelijk laat is ingediend. De beantwoording van de vraag of een beroepschrift dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, onredelijk laat is ingediend, is afhankelijk van de omstandigheden die volgens de belanghebbende de oorzaak zijn dat het beroepschrift zo laat is ingediend.
4. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 6 februari 2023. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op dit verzoek moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 4 april 2024 een beslissing op dit verzoek had moeten nemen.
5. Zoals in het procesverloop is vermeld heeft eiseres verweerder op 23 augustus 2023, ontvangen door verweerder op 30 augustus 2023, in gebreke gesteld en op 29 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek om herbeoordeling.
6. Bij brief van 29 mei 2024 is er aan gemachtigde eiser gevraagd of er contact momenten hebben plaatsgevonden. Om te kunnen beoordelen of er in dit geval sprake is van een onredelijk laat ingediend beroep als bedoeld in artikel6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Bij brief van 11 juni 2024 heeft eiseres gereageerd op dit verzoek. Eiseres geeft aan dat contactmomenten met het UWV of de rechtbank totaal geen invloed / effect heeft op het eerder afhandelen van het dossier. Vervolgens vind eiseres dat deze contactmomenten geen beslissend criterium mogen zijn of een beroep onredelijk laat is ingediend.
8. Omdat na het indienen van een ingebrekestelling een beslissing op het verzoek om herbeoordeling uitbleef, had eiseres na twee weken – 13 september 2023 – beroep in kunnen stellen wegens het niet tijdig beslissen. Eiseres heeft dit niet gedaan en heeft hiermee gewacht tot en met 29 april 2024, bijna zeven maanden nadat zij verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat het beroep onredelijk laat is ingediend, als bedoeld in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb. Als eiseres belang hechtte aan een spoedige beslissing op haar verzoek om herbeoordeling van 6 februari 2023, had het op de weg van eiseres gelegen om eerder beroep in te dienen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
9. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.