ECLI:NL:RBMNE:2024:53

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10575689
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding aannemingsovereenkomst en terugbetaling aanneemsom

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van de ontbinding van een aannemingsovereenkomst door eiseres, die een aannemingsovereenkomst had gesloten met gedaagde voor de realisatie van twee toiletten en een badkamer. Eiseres heeft de overeenkomst op 14 april 2023 ontbonden, omdat gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter oordeelt echter dat gedaagde niet in verzuim was, omdat eiseres in schuldeisersverzuim verkeerde. Dit kwam voort uit het feit dat eiseres niet instemde met het voorstel van gedaagde om een andere onderaannemer in te schakelen, wat leidde tot het opschorten van de werkzaamheden door gedaagde. De kantonrechter concludeert dat de ontbinding door eiseres niet rechtsgeldig was en dat gedaagde recht heeft op betaling van het restant van de aanneemsom, evenals de kosten voor herstel van schade aan de muren. Eiseres wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding en het restant van de aanneemsom. De proceskosten worden ook aan eiseres opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10575689 MC EXPL 23-3561 BS/43497
Vonnis van 10 januari 2024
inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. K.G.O. Afriyieh,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juni 2023 met 16 producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met 6 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 17;
- de mondelinge behandeling van 22 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 22 november 2023 was [eiseres] aanwezig. Zij werd vergezeld door haar partner [A] en bijgestaan door mr. Afriyieh. Namens [gedaagde] B.V. was de heer [B] (directeur) en [C] (onderaannemer), aanwezig, Zij werd bijgestaan door mr. M.F. Brantjes-Gotzsch, werkzaam bij de D.A.S.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met [eiseres] een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de realisatie van twee toiletten en een badkamer in haar woning aan de [adres] [woonplaats] .
2.2.
[gedaagde] heeft een offerte met nummer 202200022 verstuurd op 25 november 2022 voor een bedrag van € 30.093,91 inclusief btw.
2.3.
Partijen zijn op een later moment overeengekomen dat het tegelwerk uit de offerte wordt gehaald, omdat deze werkzaamheden door een derde uitgevoerd worden. De totale aanneemsom exclusief het tegelwerk bedraagt € 27.068,91 inclusief btw.
2.4.
[eiseres] heeft op 8 februari 2023, bij aanvang van de werkzaamheden, twee bedragen betaald van € 13.782,84 en € 1.264,12.
2.5.
Tijdens de werkzaamheden ontstaat er schade aan een aantal muren in de woning. [eiseres] heeft [gedaagde] daarvan op de hoogte gesteld.
2.6.
[gedaagde] stuurt op 21 maart 2023 twee e-mails. De e-mails luiden als volgt:
[21 maart 2023 om 07:26]
“Dag [eiseres] ,
Zoals besproken ik betaal het schilderwerk jullie de kraan. En ik breng gaan extra werk in rekening voor de wtw en de kraan begaande grond. Ik pas factuur aan. Deze middag stuur ik nieuwe planning. (…)”
[21 maart 2023 om 19:54]
“Dag [eiseres] ,
Donderdag starten de heren met de Mortex, donderdag de 30ste zijn ze klaar, 31 afmonteren elektra en loodgieterswerk 3 april schilderen 4 april dan kitten.
Ik zie jullie morgen, ik pas de factuur aan zouden jullie deze dan morgen kunnen betalen?(…)”
2.7.
Op 22 maart 2023, bij voltooiing van 1/3e van de werkzaamheden heeft [eiseres] nog eens € 9.843,29 aan [gedaagde] overgemaakt. [eiseres] heeft daarmee 95% van de totale aanneemsom betaald.
2.8.
Op 23 maart 2023 heeft de echtgenoot van [eiseres] via een camera in de woning gezien dat de onderaannemer van [gedaagde] water bij de keuken wilde tappen. Via de camera heeft de echtgenoot van [eiseres] de onderaannemer daarop aangesproken.
2.9.
Per Whatsapp-bericht van 23 maart 2023 schrijft de echtgenoot van [eiseres] aan [gedaagde] het volgende:

[gedaagde] , all areas of the house outside of bathroom and toilets are forbidden to enter for your people!!!!! Your guy just went to my new kitchen to get water!!!!!
Is this a joke?? Are you intentionally trying to do as much damage as possible????”
2.10.
[gedaagde] reageert daar diezelfde dag het volgende op:
“Ok will tell him that but it’s no crime [A] . He needs water to do he’s work but I will tell him this. Bit we do need to do our work”.
2.11.
De echtgenoot van [eiseres] schrijft bericht vervolgens het volgende aan [gedaagde] :

Water is outside
I already told him to get it outside
It is a crime to walk on freshly made floor and scratch it. I thought you said there will be protaction. Any scratches on floor is on you to fix.”.
2.12.
Per e-mail van 24 maart 2023 heeft [gedaagde] [eiseres] laten weten dat zij het werk opschort. In de e-mail staat het volgende:
“Beste [eiseres] en [A] ,
Ik mail jullie om mede te delen dat we genoodzaakt zijn om het werk op te schorten. De onderaannemer heeft bij mij een klacht ingediend vanwege het voorval van gisteren. [A] is gister uitgevallen tegen een van onze onderaannemers omdat hij water wilde pakken uit de keuken. De onderaannemer stond te trillen omdat hij zo is geschrokken, dit kan echt niet! Dit heeft tot gevolg dat zij niet verder willen werken voor iemand die ze zo behandeld. Ik geef ze hierin groot gelijk.
Niet enkel tegen personeel maar ook tegen mij gedraagt [A] zich respectloos. Dit terwijl we alles op alles zetten om jullie tevreden te stellen en goed werk te leveren. Ik heb zelfs geld bijgelegd nadat jullie in betalingsverzuim zijn geweest.
Wij kunnen ons werk niet op deze manier doen.
Als jullie willen dat we het werk afmaken dan moet de omgangsvorm veranderen. Hierover moeten we duidelijke afspraken maken. Ik ontvang graag een voorstel van hoe jullie dit voor je zien. Dan kunnen we verder kijken of we het in goede samenwerking verder afmaken of dat onze wegen hier scheiden.”
2.13.
Op 24 maart 2023 reageert [eiseres] op de e-mail van [gedaagde] . Zij schrijft het volgende:
“ [gedaagde] ,
Vanaf nu hebben jullie enkel met mij te maken en namens [A] bied ik hierbij mijn excuses aan! Het geheel is onnodig geëscaleerd! Dit was zeker niet de bedoeling.
Graag zie ik dat [C] zijn werk op een nette wijze afmaakt.
Indien dit zelf aan [C] wil doorgeven of anders wil ik hem zelf wel even bellen om onze verontschuldiging aan te bieden.”
2.14.
De onderaannemer ( [C] ) wilde niet meer bij [eiseres] aan het werk. In een verklaring van [C] staat onder meer het volgende:
“(…) [D] (mijn werknemer) schrok zich een ongeluk toen iemand in het engels begon te schelden en tieren waarbij hij [D] betichtte van het expres beschadigen van de keuken , zonder dat wij daar bewust van waren bleek er in de woning camera s te hangen waarbij opdrachtgever constant zicht had op wat er in de woning gebeurde , [D] werd gesommeerd om de woning te verlaten en verder alleen zich nog te bevinden in de badkamer en toilet,
Nadat ik met [gedaagde] overlegd heb over deze situatie ,ben ik tot de conclusie gekomen dat er verstoorde verhouding was gecreeerd , mede aangezien opdrachtgever nadat we een afspraak met hem hadden gemaakt op locatie om dit te bespreken . De opdrachtgever liet via zijn vrouw weten hier geen behoefte aan te hebben ,en vond dat hij volledig in zijn recht stond om daar camera s op te handen en om zin de gaten te houden. Ik heb via zijn vrouw gezegd dat wij zo wie zo de camera s verwijderd wilden hebben aangezien hier vanuit ons standpunt geen enkel respect of vertrouwen blijkt.
Mede door reactie van opdrachtgever had ik geen enkel vertrouwen in het afronden van dit project waarbij ik ervan uitga dat deze opdrachtgever niet volledig op de hoogte is van het afwerkniveau van beal mortex betonlook en de manier waarop het proces behoort te verlopen om een goede afwerking te kunnen garanderen,”.
2.15.
[gedaagde] heeft bij [eiseres] aangegeven dat hij een andere onderaannemer voor het aanbrengen van de mortex kan inschakelen, maar dat dit extra kosten met zich meebrengt, die voor rekening van [eiseres] komen. [eiseres] heeft dit voorstel van de hand gewezen.
2.16.
Op 28 maart 2023 stelt [eiseres] [gedaagde] in gebreke. [eiseres] heeft haar verzocht de werkzaamheden voor 4 april 2023 af te ronden. [eiseres] schrijft onder meer:
We zijn een planning overeengekomen en deze geeft aan dat de oplever termijn van dit project op 04/04/2023 zal zijn.
“Na ons gesprek van vanmorgen werd het mij duidelijk dat de werkweigering van [C] niet enkel is gerelateerd aan de actie van [A] (vriendelijk verzoek via camera om water uit de buiten kraan te tappen i.p.v mijn gloednieuwe keuken) maar dat hij in zijn geheel een probleem heeft met de gang van zaken. Deze vertragingen zijn tot stand
gekomen door prutswerk van jouw onderaannemers (loodgieter/timmerman). Wij hebben enkel aangegeven dat er fouten zijn gemaakt en dit heeft ervoor gezorgd dat de planning continu werd omgegooid.
Ook het feit dat zij zijn weggestuurd op de dag dat de tegelzetter alleen wilde werken is eerder aan jouw gecommuniceerd. Dat jij [C] niet op de hoogte heb gesteld wordt nu door hem op ons verhaald.
Ik geef je nog een laatste kans om dit project te voltooien. Indien je niet aan je afspraak houdt en dit project op 04/04/2023 voltooid dan acht ik je in verzuim en word de overeenkomst door jouw toedoen verbroken. Ik zal dan derden moeten inschakelen om deze klus verder af te maken.”
2.17.
[gedaagde] heeft zijn werkzaamheden niet hervat. [eiseres] heeft [gedaagde] op 14 april 2023 laten weten dat zij de overeenkomst wil ontbinden. De gemachtigde van [eiseres] schrijft onder meer:
“U heeft eenzijdig besloten op 23/03/2023 de werkzaamheden op te schorten. U heeft de
afgesproken werkzaamheden niet op de afgesproken opleveringstermijn afgerond. Deze is zo
vaak omgegooid dat u de laatste opleveringstermijn van 4 april 2023 niet heeft gehaald.
Daarnaast heeft cliënte, en haar echtgenoot, u meerdere keren op diverse gebreken en
ondeugdelijk werk gewezen. Tot op heden zijn die niet in zijn geheel deugdelijk uitgevoerd. U
komt afspraken keer op keer niet na. Cliënte heeft haar vertrouwen verloren dat uw werk aan
de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap zal voldoen.
Nadat cliënte u op 28 maart 2023 in gebreke had gesteld, heeft u ook geen gehoor gegeven
aan hetgeen u verzocht werd. Het verzuim staat daarom vast. U heeft zich niet aan de
sommatie gehouden. Er is bovendien ook veel schade toegebracht aan de binnenzijde van de
woning.
Ontbinding
De tussen u en cliënte bestaande overeenkomst tot aanneming van werk wordt wegens de
voorgaande wanprestatie, bij deze ontbonden. Dit betekent dat de overeenkomst ophoudt te
bestaan. Omdat u tot op heden 1/3 van de werkzaamheden heeft voldaan, heeft u ook recht
op 1/3 van de totale aanneemsom als waarde van de door u wel geleverde werkzaamheden
die niet ongedaan gemaakt kunnen worden.”
2.18.
[eiseres] heeft de werkzaamheden door een derde partij laten afmaken.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis onder de aannemingsovereenkomst die tussen
partijen geldt;
II. een verklaring voor recht dat de tussen partijen geldende aannemingsovereenkomst met ingang van 14 april 2023 is ontbonden (primair);
III. dan wel de tussen partijen geldende aannemingsovereenkomst gerechtelijke te
ontbinden (subsidiair);
IV. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 15.867,28 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf 14 april 2023 tot de dag der algehele voldoening, of gerekend vanaf een datum die uw rechtbank als goede justitie juist acht, tot de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling van € 637,97 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf 14 april 2023 tot de dag der algehele voldoening of gerekend vanaf een datum die uw rechtbank als goede justitie juist acht;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van 490,60 inclusief btw en door derden laten uitvoeren van de inbouwkraan van het merk Cocoon of een bedrag dat uw rechtbank als goede justitie juist acht, gerekend vanaf 7 dagen na datum vonnis in deze zaak tot de dag der algehele voldoening;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van in totaal € 3.440,49 inclusief btw aan vertragingsschade of een bedrag die uw rechtbank als goede justitie juist acht, gerekend vanaf 7 dagen na datum vonnis in deze zaak tot de dag der algehele voldoening;
VIII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van deze procedure, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eiseres] heeft [gedaagde] op 28 maart 2023 een ingebrekestelling gezonden. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden niet voortgezet. Ook is de fatale opleveringstermijn van 4 april 2023 niet gehaald. [eiseres] stelt dat zij de overeenkomst daarom op 14 april 2023 rechtsgeldig heeft ontbonden. [eiseres] stelt dat de ontbinding leidt tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Ten aanzien van de verbintenis die zich niet eenvoudig leent tot ongedaanmaking daarvan, komt een vergoeding van de waarde van de reeds geleverde prestatie in de plaats. [eiseres] zal daarom een vergoeding betalen voor het opgeleverde werk. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] 1/3e van de werkzaamheden voltooid. De opgeleverde werkzaamheden vertegenwoordigen volgens [eiseres] daarom een waarde van (1/3e x € 27.068,91 = € 9.022,97). Zij heeft € 24.880,19 aan [gedaagde] betaald en vordert na ontbinding daarom terugbetaling van een bedrag van € 15.867,28 (€ 24.880,19 - € 9.022,97). [eiseres] vordert verder nog bijkomende schade, rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van het restant van de overeengekomen aanneemsom van € 2.249,75. [gedaagde] vordert verder betaling van de kosten voor het aanpassen van het leidingwerk ter hoogte van € 1.600,00. Het aanpassen van het leidingwerk betreft meerwerk. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de bouwtekeningen een fout bevat, waardoor de leidingen verkeerd zijn aangelegd. De kosten voor de aanpassing wil [gedaagde] op [eiseres] verhalen. [gedaagde] maakt daarnaast aanspraak op betaling van rente en kosten.
3.6.
[eiseres] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Juridisch kader
4.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig door [eiseres] is ontbonden en of [gedaagde] de aanneemsom (gedeeltelijk) aan [eiseres] moet terugbetalen. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenis, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit artikel 6:265 lid 2 BW volgt dat een partij pas bevoegd is de overeenkomst te ontbinden, nadat de wederpartij in verzuim is geraakt met de nakoming van haar verplichtingen. Verzuim treedt in de regel pas in nadat de schuldenaar in gebreke is gesteld waarbij een redelijke termijn tot nakoming wordt gegeven en nakoming binnen deze termijn alsnog uitblijft (artikel 6:82 BW). De wet onderscheidt een aantal gevallen waarin het verzuim – en daarmee de bevoegdheid tot buitengerechtelijk ontbinden – zonder voorafgaande ingebrekestelling intreedt. Hieronder valt onder andere het overschrijden van een tussen partijen overeengekomen fatale termijn (artikel 6:83 onder a BW).
Geen fatale termijn
4.2.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gesteld dat een fatale termijn is afgesproken. De kantonrechter ziet de afspraak over de fatale termijn niet. Voor zover [eiseres] meent dat deze kan worden afgeleid uit de e-mail van 21 maart 2023, gaat de kantonrechter daar niet in mee. In de e-mail van 21 maart 2023 deelt [gedaagde] haar planning. Zij geeft aan dat er 4 april 2023 gekit zal worden. De kantonrechter is van oordeel dat deze planning niet kan worden gelijkgesteld met een overeengekomen opleverdatum. Een planning moet als leidraad worden beschouwd, maar daaruit kan geen bindende data voor de oplevering van het werk worden afgeleid. [gedaagde] is enkel door het verstrijken van deze termijn dus niet in verzuim komen te verkeren, afgezien nog van hetgeen hieronder wordt overwogen.
Geen verzuim na ingebrekestelling
4.3.
Op 28 maart 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] een ingebrekestelling gezonden. Zij geeft [gedaagde] tot 4 april 2023 om de werkzaamheden af te ronden.
4.4.
De ingebrekestelling van 28 maart 2023 heeft niet tot gevolg dat [gedaagde] in verzuim raakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is van verzuim aan de zijde van [gedaagde] geen sprake, omdat [eiseres] in schuldeisersverzuim is geraakt. Op grond van artikel 6:58 BW komt de schuldeiser (in dit geval [eiseres] ) in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis (in dit geval het hervatten/afmaken van de werkzaamheden) verhinderd wordt doordat zij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van haar zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering haar niet kan worden toegerekend. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij, nadat zijn onderaannemer de werkzaamheden heeft gestaakt, heeft aangeboden de werkzaamheden door een andere onderaannemer te laten afmaken. [gedaagde] heeft daarbij aangegeven dat aan het inschakelen van een andere onderaannemer extra kosten zijn verbonden. Bij dagvaarding heeft [eiseres] bevestigd dat [gedaagde] een dergelijk voorstel heeft gedaan en dat zij daar vervolgens niet mee heeft ingestemd. De werkzaamheden zijn daardoor niet hervat, maar in opdracht van [eiseres] door een derde uitgevoerd.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] het voorstel heeft afgewezen om een andere onderaannemer te benaderen als daar extra kosten aan verbonden zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] wel gehouden is om de extra kosten van een andere onderaannemer te vergoeden. Onderaannemer [C] heeft zijn werkzaamheden immers neergelegd nadat de echtgenoot van [eiseres] tegen een van zijn werknemers is uitgevallen. Het plaatsen van camera’s in de woning zonder medeweten van de mensen die daar werken en het via een luisspreker (onverhoeds) benaderen van die werklui is op zijn minst opmerkelijk te noemen. De kantonrechter begrijpt heel goed dat de onderaannemer, gelet op de wijze waarop de medewerker van de onderaannemer is toegesproken, onder deze omstandigheden niet langer aan het werk wil bij [eiseres] . Dat onderaannemer [C] zijn werkzaamheden niet wil hervatten, is gelet op de oorzaak daarvan, een omstandigheid die niet voor rekening van [gedaagde] kan komen. Het verzoek om aan te geven dat de extra kosten voor het noodgedwongen inschakelen van een andere onderaannemer door [eiseres] dient te worden gedragen, is dan ook aan te merken als een redelijk verzoek. [eiseres] heeft het afmaken van de behandeling met Mortex aldus zelf verhinderd. [gedaagde] heeft de werkzaamheden terecht opgeschort. [eiseres] is daardoor in schuldeisersverzuim geraakt. Omdat [eiseres] in schuldeisersverzuim verkeerd, is [gedaagde] niet in verzuim geraakt met de nakoming van zijn verplichting om het werk af te maken (artikel 6:61 lid 2 BW). Dit heeft tot gevolg dat [eiseres] de overeenkomst niet rechtsgeldig kon ontbinden, zoals zij heeft gedaan bij brief van haar gemachtigde van 14 april 2023. De ontbinding door [eiseres] zonder geldige reden moet naar het oordeel van de kantonrechter beschouwd worden als een aan [eiseres] toerekenbare tekortkoming. Dat betekent ook dat geen ongedaanmakingsverplichting is ontstaan. De vordering tot terugbetaling van de aanneemsom van € 15.867,28 moet daarom worden afgewezen. Ook de vorderingen onder I, II en III moeten worden afgewezen.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan weliswaar een overeenkomst ook op een andere wijze dan door ontbinding eindigen, maar aangezien geen der partijen zich op het standpunt heeft gesteld dat de overeenkomst (ook) is opgezegd en geen der partijen zich heeft beroepen op rechtsgevolgen die het gevolg zijn van een dergelijke opzegging, beperkt het oordeel van de kantonrechter zich slechts tot de vraag in hoeverre al dan niet terecht is ontbonden.
Vertragingsschade
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat zij de vordering onder VII niet langer handhaaft. De vertragingsschade behoeft daarom geen bespreking.
Schade aan de binnenmuren
4.8.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] tijdens de werkzaamheden schade aan verschillende binnenmuren heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing van de schade heeft [eiseres] verschillende foto’s ingediend. Ook overlegt zij een betaalafschrift waaruit blijkt dat zij € 637,97 aan [bedrijf] heeft betaald.
4.9.
[gedaagde] erkent dat er schade is ontstaan aan enkele muren in de woning. [gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat zij de kosten voor herstel van de wanden in mindering heeft gebracht op het door haar gevorderde restant van de aanneemsom. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] akkoord gaat met betaling van deze kosten. Dit lijkt ook te volgen uit de e-mail van 21 maart 2023, waarin [gedaagde] aangeeft het schilderwerk te zullen betalen. De gevorderde kosten van € 637,97, voor de uitgevoerde reparaties aan de muren is toewijsbaar, maar is reeds verrekend. [eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. [gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin hij in verzuim is geweest met betaling van het toewijsbare bedrag aan hoofdsom. De wettelijke rente zal vanaf het moment van dagvaarding worden toegewezen.
Nieuwe kraan
4.10.
[eiseres] vordert verder vergoeding van een inbouwkraan. Zij stelt dat [gedaagde] de kraan vernield heeft. Dit wordt door [gedaagde] betwist. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de vordering onvoldoende heeft kunnen onderbouwen. Daarnaast lijkt uit de e-mail van 21 maart 2023 ook te volgen dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] de kosten van de kraan zal dragen. De vordering tot vergoeding van de kraan wordt afgewezen.
In reconventie
Restant overeengekomen aanneemsom
4.11.
[gedaagde] heeft in reconventie nakoming van de betaling van het restant van de aanneemsom gevorderd. [gedaagde] heeft daar de kosten voor het herstel van de muur van € 637,97 afgetrokken. Het restant van de aanneemsom bedraagt volgens [gedaagde] daarom € 1.549,75. [gedaagde] stelt verder dat er een post elektra van € 300,00 en een post loodgieterswerk van € 400,00 onbetaald is gebleven. In reconventie vordert [gedaagde] daarom een bedrag van € 2.249,75 (€ 1.549,75 + € 300,00 + € 400,00).
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] gelet op hetgeen overwogen onder 4.5. en 4.6. het restant van de overeengekomen aanneemsom en het niet betwiste meerwerk moet betalen. De kantonrechter leidt uit de betaalbewijzen van 8 februari en 22 maart 2023 echter af dat [eiseres] een bedrag van € 24.890,25 aan [gedaagde] heeft betaald. Zodat een bedrag van € 2.240,69 (€ 27.068,91 - € 24.890,25 - € 637,97 + € 300,00 + € 400,00) voor toewijzing in aanmerking komt.
4.13.
Omdat [gedaagde] de vergoeding van € 637,97 voor muurherstel al in mindering heeft gebracht op haar vordering in reconventie, zal de kantonrechter in conventie niet overgaan tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van dit bedrag. De rente over de hoofdsom in conventie zal gelet op de verrekening verschuldigd zijn tot aan het moment dat [gedaagde] een beroep op verrekening heeft gedaan. Dit betekent dat [gedaagde] rente is verschuldigd tot 23 augustus 2023.
Meerwerk aanpassen waterleiding
4.14.
[gedaagde] heeft tot slot € 1.600,00 meerwerk gevorderd voor het aanpassen van de waterleiding. De kantonrechter begrijpt dat deze discussie ziet op de leidingen voor het warmte terugwin systeem (wtw). De kantonrechter constateert dat partijen verschillende keren contact hebben gehad over de oorzaak van de fout in het aanleg van de waterleiding. [gedaagde] heeft onvoldoende kunnen aantonen dat de fout hem niet toe te rekenen is. De kantonrechter ziet ook dat [gedaagde] op 21 maart 2023 aan [eiseres] bericht dat er geen extra werk in rekening zal worden gebracht voor de wtw. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] de kosten voor de aanpassing moet dragen. De vordering zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.15.
De wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 over de hoofdsom kom bij gebreke van afzonderlijke betwisting en als op de wet gegrond eveneens voor toewijzing in aanmerking.
In conventie en reconventie
Proceskosten
4.16.
[eiseres] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld in conventie en in reconventie. De kosten van [gedaagde] worden tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.190,00 (2 punten x tarief € 529,00 en € 132,00 aan nakosten).

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen de wettelijke rente over € 637,97, gerekend vanaf 14 juni 2023 tot 23 augustus 2023;
In reconventie
5.2.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.240,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
In conventie en reconventie
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] van € 1.190,00 te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.