ECLI:NL:RBMNE:2024:5321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
23/6023
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende informatieverzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 maart 2024, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank vastgesteld in een bestuursrechtelijke zaak. Eiser, die enige tijd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn verbleef, had een verzoek ingediend om informatie over de personalia en BIG-gegevens van een psycholoog met wie hij had gesproken. Dit verzoek was gebaseerd op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de minister van Justitie en Veiligheid geen bevoegdheid heeft om de gevraagde informatie te verstrekken op basis van de genoemde wetten. De rechtbank stelt vast dat het hoofd van de medische dienst van de PI niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt, waardoor het verzoek van eiser niet leidt tot een bestuursrechtelijk besluit. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, en verwijst eiser naar de burgerlijke rechter voor verdere behandeling van zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de minister van Justitie en Veiligheid, in hoedanigheid van hoofd medische dienst Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn.

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek.
1.2.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om van dit beroep kennis te nemen, doet zij uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht. De rechtbank willigt dit verzoek in.
Eiser heeft enige tijd in de penitentiaire inrichting (PI) Alphen aan de Rijn verbleven. Hij heeft daar op 27 oktober 2023 gesproken met een psycholoog. Eiser heeft op 2 november 2023 verzocht om informatie over haar personalia en haar BIG gegevens. Dit verzoek heeft hij – zo blijkt uit het beroepschrift – gebaseerd op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (de Wjsg). Op 14 februari 2023 heeft eiser het hoofd van de medische dienst van de PI Alphen aan de Rijn in gebreke gesteld te beslissen.
Op 17 november 2023 heeft eiser bij de civiele rechter in Rotterdam een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is doorgestuurd naar de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Midden-Nederland, die volgens de rechtbank Rotterdam bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Aan eiser zijn in de brieven van 8 december 2023 en 16 februari 2024 aanvullende vragen gesteld over deze procedure.
Eiser heeft deze vragen in zijn brieven van 21 december 2023 en 29 februari 2024 beantwoord.
De rechtbank maakt uit deze brieven en de bijgevoegd stukken het volgende op. Eiser heeft geen verzoek om een voorlopige voorziening willen indienen, maar een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om informatie over de psycholoog met wie hij heeft gesproken in de PI. Het verzoek richt zich tot het hoofd van de medische dienst, maar het verantwoordelijke bestuursorgaan is, volgens eiser, de minister van Justitie. Eiser wil de personalia van de psycholoog weten en informatie over haar BIG-registratie ontvangen, omdat hij haar wil aanklagen. Zonder achternaam kan hij deze psycholoog niet terugvinden in het BIG-register dat online te raadplegen is.
Het niet tijdig nemen van een besluit wordt op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met een besluit, zodat hiertegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep open staat bij de bestuursrechter.
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Wat eiser wil ontvangen, is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Anders dan eiser stelt, berust het verstrekken van de door hem gevraagde informatie namelijk niet op de AVG, Wpg of Wjsg of enige andere bestuursrechtelijke wet. De bevoegdheid om een naam van een medewerker aan eiser door te geven, ontleent de minister dus niet aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag.
Bovendien gaat het hier om informatie over een psycholoog die kennelijk werkt onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de medische dienst van de PI. Eiser heeft zich dan ook tot het hoofd van de medische dienst gericht met zijn verzoek en later met zijn ingebrekestelling. Een verzoek aan het hoofd van de medische dienst PI kan geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb opleveren, omdat dit hoofd geen bestuursorgaan is. Ook daarom leidt het verzoek van eiser dus nooit tot een bestuursrechtelijk besluit.
Eiser is daarom bij de bestuursrechter aan het verkeerde adres. De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser.
Het verzoek van eiser hoort dus niet thuis bij de bestuursrechter maar bij de burgerlijke rechter.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.