ECLI:NL:RBMNE:2024:5458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
574575
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp na meerderjarigheid wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten

Op 4 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige die inmiddels meerderjarig is geworden. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling betrokken was bij de jeugdhulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp niet meer zijn vervuld, nu er geen instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper aanwezig was en de GI niet is verschenen om aanvullende informatie te verstrekken. De minderjarige, die op het moment van de zitting in het ziekenhuis verbleef na suïcidepogingen, heeft aangegeven niet langer bij de instelling te willen blijven. De ouders en de mentor van de minderjarige hebben hun zorgen geuit over de situatie en de noodzaak van een veilige plek voor de minderjarige. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet het juiste middel is gebleken om de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de minderjarige aan te pakken. De kinderrechter heeft de zaak met zorg beoordeeld, maar concludeert dat er geen wettelijke basis meer is voor de voortzetting van de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter roept de betrokken instanties op om samen met de mentor van de minderjarige te kijken naar een passende vervolgplek, aangezien de huidige situatie leidt tot bureaucratische complicaties en de minderjarige in een kwetsbare positie verkeert. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen en benadrukt dat er in de toekomst mogelijk gekeken moet worden naar alternatieve zorgvormen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/574575 / JE RK 24-728
Datum uitspraak: 4 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. R. Dijkstra.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[mentor] ,
hierna te noemen de mentor van [minderjarige] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 13 mei 2024;
  • de e-mails van de advocaat van 1 juli 2024;
  • de e-mail met bijlagen van de mentor van 2 juli 2024.
1.2.
Op 3 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] ;
- [mentor] , de mentor van [minderjarige] ;
- [informant] , gedragswetenschapper bij [instelling] , informant;
- de ouders van [minderjarige] .
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter apart met [minderjarige] gepraat in het bijzijn van haar advocaat en haar mentor bij [instelling] . Omdat [minderjarige] is opgenomen in het ziekenhuis heeft dit gesprek via Teams plaatsgevonden. Omdat de zitting veel spanning voor [minderjarige] oplevert en daarom erg belastend voor haar is, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden zonder haar aanwezigheid. Daar waren [minderjarige] en haar advocaat het mee eens.
De GI is niet verschenen. Uit telefonisch contact met de voormalig betrokken jeugdbeschermer (mevrouw [A] ) heeft de rechtbank begrepen dat zij niet meer betrokken is bij [minderjarige] omdat [minderjarige] inmiddels meerderjarig is. Zij heeft de rechtbank namens de GI laten weten dat de GI om die reden de informatie die de rechtbank in de beschikking van 13 mei 2024 expliciet bij de GI had opgevraagd, niet zal verstrekken.
1.4.
De kinderrechter heeft op 4 juli 2024 uitspraak gedaan. De belanghebbenden konden die dag bellen met de griffie om deze uitspraak te horen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is op [geboortedag] 2024 18 jaar geworden.
2.2.
[minderjarige] verblijft middels een machtiging gesloten jeugdhulp in een gesloten setting bij [instelling] , locatie [locatie] . Op het moment van de mondelinge behandeling verblijft zij echter in het [ziekenhuis] in verband met een tweetal suïcidepogingen enkele dagen voor de zitting.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 mei 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] (ook na haar meerderjarigheid) in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen. Deze machtiging geldt tot 15 juli 2024. De kinderrechter heeft toen de beslissing op de resterende deel van het verzoek (nog vier maanden) aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft de kinderrechter niet voorzien van de in de beschikking van 13 mei 2024 opgevraagde informatie en is niet ter zitting verschenen om een nadere toelichting te geven. Het is de kinderrechter daarom niet duidelijk of de GI het onderhavige (aangehouden deel van het) verzoek handhaaft. Nu het verzoek niet is ingetrokken, zal de kinderrechter er alsnog op moeten beslissen.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] wil niet langer bij [instelling] blijven. De advocaat brengt namens haar naar voren dat niet aan de vereisten voor het verlenen van de machtiging is voldaan omdat een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper ontbreekt. De advocaat begrijpt dat [minderjarige] ergens terecht moet kunnen, maar vindt dat gelet op de huidige ontwikkelingen echt gekeken moet worden naar een andere titel dan de gesloten jeugdzorg. Wanneer de kinderrechter wel voornemens is het verzoek toe te wijzen, verzoekt zij de kinderrechter eerst een instemmingsverklaring bij de gedragswetenschapper op te vragen.
4.2.
De mentor van [minderjarige] kan niet aangeven of een machtiging gesloten jeugdhulp wel of niet nodig is voor [minderjarige] . Enerzijds kan de machtiging ervoor zorgen dat [minderjarige] voor nu haar plek behoudt bij [instelling] en haar veiligheid geborgd wordt. Anderzijds kan de mentor zich ook voorstellen dat het goed is om de machtiging te laten verlopen om zo sneller een plek voor [minderjarige] te vinden. Dit traject kan worden versneld door na het verloop van de machtiging een crisisplek voor [minderjarige] te vinden via een machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) dan wel de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), waarna [minderjarige] hopelijk snel kan doorstromen naar een passende vervolgplek. De mentor heeft de afgelopen maanden erg haar best gedaan om een plek voor [minderjarige] te vinden op basis van een Wet langdurige zorg (Wlz)-indicatie, maar de procedure bij het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ) is ingewikkeld en stagneert.
4.3.
Ook de gedragswetenschapper kan niet aangeven of een machtiging gesloten jeugdhulp wel of niet nodig is voor [minderjarige] , een dergelijke uitspraak behoort niet tot haar bevoegdheid. Wel is het zo dat het verblijf bij [instelling] tot dusver nog geen verbetering heeft opgeleverd voor [minderjarige] . Zij staat nog steeds op de wachtlijst voor verdere therapie. [minderjarige] is inmiddels wel op een andere groep geplaatst, waar zij het aanvankelijk beter naar haar zin leek te hebben en zij de begeleiders kende. De afgelopen tijd lijken ook hier weer gedragsproblemen te ontstaan, waarbij het [minderjarige] is gelukt om zich zo af te zonderen/ buiten het oog van het toezicht te begeven dat ze twee maal batterijen heeft ingeslikt. Er is overleg geweest om haar op een crisisplek in de GGZ te kunnen plaatsen, maar ook daar is dit gedrag een moeilijk punt.
4.4.
De ouders van [minderjarige] vinden het allerbelangrijkste dat [minderjarige] op een goede en veilige plek terecht komt. Op grond van welke titel dat gebeurt maakt hen niet uit, als er maar beperkingen kunnen worden opgelegd in onder meer telefoongebruik en het kunnen weglopen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter wijs het verzoek af. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij dat beslist.
5.2.
Om in het geval van [minderjarige] een machtiging gesloten jeugdhulp te kunnen verlenen moet de kinderrechter beoordelen of jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen moeten maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Verder moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen, moet de behandeling al aangevangen voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt, is er een hulpverleningsplan vastgesteld en wordt toegewerkt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp. Tot slot is vereist dat een gedragswetenschapper instemt met de gesloten jeugdhulp. [1]
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat er in het geval van [minderjarige] geen wettelijke grondslag meer is voor een machtiging gesloten jeugdhulp.
5.4.
De kinderrechter heeft op 13 mei 2024 een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend. Bij haar speelt zeer complexe problematiek (cognitieve beperking, traumaklachten, suïcidale gedachten en weglopen) en alle betrokkenen waren het er toen over eens dat een machtiging gesloten jeugdhulp ook na haar 18e verjaardag, het meest in het belang van [minderjarige] was om ervoor te zorgen dat zij uiteindelijk traumatherapie zou kunnen krijgen. Traumatherapie werd gezien als een belangrijke voorwaarde om zicht te kunnen krijgen op doorstromen naar een meer open setting. [minderjarige] volgde op dat moment muziektherapie en zou op korte termijn EMDR-therapie gaan volgen.
Om een vinger aan de pols te houden en omdat de gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring benadrukte dat er binnen twee maanden perspectief moest zijn, heeft de kinderrechter de machtiging verleend, zij het korter dan was gevraagd en de beslissing verder aangehouden.
5.5.
De kinderrechter moet helaas constateren dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet het juiste middel is gebleken om de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen weg te nemen. De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] de muziektherapie heeft afgebroken omdat ze geen klik had met de therapeute, en dat er ook nog steeds geen zicht is op de behandeling van haar trauma’s, terwijl dit de belangrijkste reden was voor de kinderrechter om de machtiging gesloten jeugdhulp af te geven. Bovendien is gebleken dat een verblijf in de gesloten setting geen garantie is op het voorkomen van incidenten. Zo is [minderjarige] momenteel opgenomen in het ziekenhuis vanwege een tweetal suïcidepogingen waarbij zij AAA-baterijen heeft ingeslikt.
Een ander gebrek is dat de kinderrechter geen aanvullende instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper heeft ontvangen die instemt met de voortzetting van de gesloten jeugdhulp. Daar is, doordat de bemoeienis van de GI is gestopt, geen zorg voor gedragen.
Op grond van al deze aspecten moet de kinderrechter constateren dat op dit moment een wettelijke basis voor het verlenen van een voortgezette machtiging gesloten jeugdhulp ontbreekt.
5.6.
De kinderrechter begrijpt verder dat de machtiging tot dusver eerder complicerend heeft gewerkt voor het vinden van een passende vervolgplek. Daar is tot op heden geen zicht op. De mentor heeft de afgelopen tijd heeft geprobeerd een Wlz-indicatie voor [minderjarige] aan te vragen zodat er meer doorstroommogelijkheden zijn voor [minderjarige] . De procedure die in het geval van [minderjarige] gevolgd moet worden blijkt echter dermate ingewikkeld en bureaucratisch (omdat het CIZ stelt dat vanwege de machtiging gesloten jeugdhulp [instelling] deze aanvraag zou moeten doen) dat dit tot op heden niet is gelukt. De mentor heeft vervolgens via de gemeente geprobeerd alvast steun voor een plek voor [minderjarige] te vinden, maar de gemeente houdt eveneens een slag om de arm omdat zij de mogelijk geschikte plekken niet passend vindt voor [minderjarige] . De mentor heeft daarnaast lijntjes uitgezet bij instanties als Fivoor (psychiatrie), maar ook deze instanties willen eerst weten welke indicatie [minderjarige] heeft voordat zij kunnen kijken of zij haar een plek kunnen bieden.
5.7.
De kinderrechter vindt het zeer schrijnend dat [minderjarige] de dupe lijkt te zijn van de bureaucratie. De eerder verleende machtiging gesloten jeugdhulp na de meerderjarigheid, die bedoeld was om [minderjarige] in een beschermde omgeving verder hulp te blijven geven voordat zij naar een eigen plek kon gaan, heeft kennelijk geleid tot meer drempels bij het vinden van een vervolgplek. Zij is door deze situatie tussen wal en schip geraakt en nu de gesloten jeugdhulp een gepasseerd station is, is er voor haar geen goede plek waar zij de zorg en behandeling kan krijgen die ze nodig heeft. De kinderrechter roept daarom het CIZ en ook de gemeente dringend op, om de casus van [minderjarige] samen met de mentor (en voorlopig [instelling] ) alsnog op te pakken, zodat er zo snel mogelijk een passende vervolgplek voor haar komt.
5.8.
De kinderrechter verwacht echter niet dat dit nog voor afloop van de machtiging op 15 juli 2024 zal lukken. Daarna zal [instelling] vanuit de zorgplicht die zij voor [minderjarige] heeft, vooralsnog onderdak en zorg moeten blijven bieden. Het is ook voorstelbaar dat in de tussentijd gekeken wordt of een (crisis)machtiging in de zin van de Wzd of Wvggz aangewezen is, omdat met een dergelijke machtiging kunnen ook beperkingen worden aangebracht, zoals in de bewegingsvrijheid en het gebruik van een telefoon.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter, in aanwezigheid van H. Meerveld als griffier, en op schrift gesteld op 8 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2. Jeugdwet.