Beoordeling
2. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
3. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
4. De burgemeester heeft het huisverbod opgelegd, omdat er al langere tijd sprake ruzies zijn in het gezin van eiser en de vrouw. Er is sprake van verbaal en ook van fysiek geweld, ook in eerdere meldingen. De vrouw verklaarde over het incident dat tot het huisverbod heeft geleid, dat eiser haar in het gezicht heeft geslagen en met een mes achterna heeft gezeten. In haar gezicht zag de politie letsel. De minderjarige kinderen in het gezin zijn getuige geweest van het hiervoor genoemde geweld. Daarom heeft de burgemeester gekozen voor een huisverbod. Dit zorgt voor een time out en de kans om noodzakelijke hulpverlening te starten.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester het huisverbod op de juiste gronden ingesteld. Er was sprake van geweld en de weergave van de politie duidt erop dat eiser daarbij de agressor was. De vrouw heeft dit aangeven, de politie heeft letsel in haar gezicht gezien wat bij het relaas past. Dat de man ook oppervlakkige sneden op zijn arm had, verandert dat niet. De zeven sneden komen niet overeen met zijn verklaring dat de vrouw hem twee of drie keer zou hebben geslagen met een mes. Er is verder geen aanleiding om te veronderstellen dat de burgemeester over een ander dossier beschikte dan eiser heeft ontvangen. De verwijzingen naar processen-verbaal komen van de politieambtenaar zelf die het proces-verbaal van bevindingen voor de beslissing huisverbod heeft opgesteld en niet van de burgemeester. Ook overigens is niet gebleken van onzorgvuldig of ontoereikend onderzoek. Dat het strafrechtelijk onderzoek volgens eiser nog niet is afgerond, betekent niet dat de burgemeester het huisverbod (nog) niet kon opleggen. De zaak betreft niet een onderzoek naar een strafrechtelijke verantwoordelijkheid, maar naar de vraag of eisers aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de vrouw en de kinderen, of dat er een ernstig vermoeden aanwezig is dat dit gevaar bestond. Het onderzoek daarnaar is toereikend geweest, met de gepleegde onderzoekhandelingen en weergave daarvan in het RiHG, het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen en het formulier Situatie Ter Plaatse. Een dergelijk gevaar blijkt daaruit. De vrouw was ook uit huis gevlucht. Dat zij tegen de politie op die dag alles bij elkaar heeft gelogen, is niet aannemelijk geworden, mede gelet op de beschreven afhankelijke positie van de vrouw van eiser. Een time-out was noodzakelijk, ook omdat er geen enkele vorm van hulpverlening aanwezig was om het gevaar af te wenden.
Dat eiser door het opleggen van het huisverbod hard werd getroffen in zijn belangen is aannemelijk. Echter, de burgemeester mocht gezien de veiligheid van de achterblijvers, hun belang zwaarder laten wegen. Van een onevenredig besluit is geen sprake. Eiser had onderdak bij zijn broer en de veiligheid in huis ging boven zijn belang. Dat de frustratie en/of woede bij eiser geheel wordt veroorzaakt door de toeslagenaffaire maakt het voorgaande niet anders. Dit is geen reden om dan aan het gevaar voor de veiligheid van de huisgenoten voorbij te zien.
6. De burgemeester heeft dit huisverbod verlengd en de voorzieningenrechter is van oordeel dat zij dit heeft mogen doen omdat de dreiging, die ten grondslag lag aan het opleggen van het huisverbod, onverminderd voortduurt. Uit het zorgadvies van 20 juni 2024 blijkt namelijk dat er nog steeds spanningen zijn tussen eiser en de vrouw en dat het tot dan toe niet was gelukt om veiligheidsafspraken met eiser te maken.
Er is een afspraak gemaakt om een traject bij [instelling] te starten, maar daar is nog geen begin mee gemaakt.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester op goede gronden geconcludeerd dat de dreiging/het gevaar dat tien dagen eerder was vastgesteld, nog niet was geweken. Gezien de achtergrond van ruzies over langere tijd en de eerdere meldingen van huiselijk geweld, met inzet van Veilig Thuis, heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat, zo lang geen daadwerkelijke aanvang met de hulpverlening is gemaakt, er niet op kan worden vertrouwd dat de dreiging van gevaar is weggenomen. Een serieuze start en daadwerkelijke aanvaarding van hulpverlening is naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk om aannemelijk te achten dat de dreiging afdoende is afgenomen. Dat het aan de burgemeester of Veilig Thuis is te wijten dat de hulpverlening nog niet tot stand is gekomen, is niet aannemelijk. Conform de uitleg in het Zorgadvies gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat eiser (aanvankelijk) geen hulp wilde en/of op andere voorwaarden en dat hij pas hulpverlening bij [instelling] heeft aanvaard nadat iets anders niet van de grond kwam. Eiser heeft overigens op zitting ook niet de indruk gewekt dat hij vindt dat hij hulp nodig heeft bij agressieregulatie. Inzicht in zijn eigen rol in het geheel moet nog groeien.
8. Inmiddels heeft eiser wel een intake gehad bij [instelling] en zal een eerste (therapie)gesprek plaatsvinden op 5 juli 2024. Dan zal ook een veiligheidsplan worden opgesteld. Zonder dit en zonder een start met therapie om zonder agressie te communiceren, is de dreiging nog aannemelijk. Dat de vrouw stelt dat het genoeg is geweest, maakt dat niet anders. Uit de stukken blijkt niet dat zij een van eiser onafhankelijke positie inneemt. Daarbij komt dat de kinderen getuige zijn geweest van ruzies en ook de laatste escalatie tussen eiser en de vrouw van dichtbij hebben meegemaakt. Los van de schuldvraag, acht de voorzieningenrechter het zeer zorgelijk dat een kind van tien jaar ’s nachts om 01.30 uur op straat is met haar moeder die uit huis is gevlucht, en de politie te woord moet staan over de ruzie tussen haar ouders. Het is met name ook in het belang van hun veilige emotionele ontwikkeling dat de kinderen niet langer geconfronteerd worden met de onderlinge ruzies van de ouders, waarbij eiser terecht als agressor is aangemerkt. Het opstellen en naleven van een veiligheidsplan is daarvoor in deze situatie cruciaal.
9. Een en ander maakt dat sprake blijft van een ernstig vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet en daarom mocht de burgemeester het huisverbod verlengen. Hierbij benadrukt de voorzieningenrechter de ernst van het voorval en de gehele situatie, ook voor de kinderen.
10. De voorzieningenrechter oordeelt verder dat de burgemeester de betrokken belangen voldoende heeft meegenomen en dat eiser niet onevenredig wordt benadeeld door de verlenging van het besluit. Aan de kant van eiser speelt een rol dat hij naar huis wil en dat hij contact met zijn kinderen wil blijven onderhouden en zijn deel in de zorg wil doen, wat ook in het belang van de kinderen is. Tegenover dat belang staat het belang van de veiligheid binnen het gezin en dat heeft de burgemeester terecht zwaarder laten wegen. Daarbij gaat het niet alleen om het belang van de vrouw om gevrijwaard te blijven van fysiek en verbaal geweld, maar ook van de kinderen om geen getuige van zulk(e dreiging van) geweld tegen hun moeder te hoeven zijn. Dit kan hun ontwikkeling ernstig bedreigen. De burgemeester heeft het veiligheidsbelang dan ook zwaarder mogen wegen dan het belang dat eiser heeft aangevoerd. De maatregel is ook niet in strijd met de door eiser aangehaalde internationale bepalingen. De mensenrechten die hij noemt, zoals het recht op huisvesting, sociaal leven, eerlijk proces, menselijke behandeling, moeten allen in de context worden gezien van de onderhavige situatie en zijn geen absolute rechten die geen enkele inbreuk dulden. De inbreuk is in dit geval voorzien in een wet in formele zin, voor het geval het woonrecht gevaar voor anderen met zich brengt. De inbreuk is in dit geval gerechtvaardigd.
Verder heeft de burgemeester zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat onder de huidige omstandigheden, een minnelijke regeling onvoldoende soelaas biedt om het gevaar af te wenden. Terecht stelt de burgemeester dat hiervoor daadwerkelijk (start van de) hulpverlening een eerste vereiste is.