ECLI:NL:RBMNE:2024:5681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
16/705266-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van cocaïne en witwassen van geldbedrag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1981. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van 238,49 gram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 10.714,63. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 februari 2019 in De Bilt opzettelijk cocaïne voorhanden heeft gehad en dat hij een contant geldbedrag van € 10.714,63 heeft gewitgewassen, dat afkomstig was uit eigen misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 17.000,-, omdat niet bewezen kon worden dat dit geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van verschillende goederen, waaronder contant geld, een Audi A3 en een Rolex-horloge, en heeft de teruggave van bepaalde goederen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 10 april 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705266-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna genoemd: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 januari 2024 en 10 april 2024. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 10 april 2024. Op 1 mei 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. A. Drogt, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
1
samen met anderen op 19 februari 2019 te Amsterdam een geldbedrag van € 17.000,- heeft witgewassen;
2
op 19 februari 2019 te De Bilt opzettelijk 238,49 gram cocaïne voorhanden heeft gehad;
3
op 19 februari 2019 te De Bilt
- een contant geldbedrag van € 13.741,11,
- een Rolex polshorloge en
- een Audi
heeft witgewassen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte op 19 februari 2019 een contant geldbedrag van € 17.000,- heeft afgeleverd bij een ondergronds bankier, medeverdachte [medeverdachte] (verder: medeverdachte [medeverdachte] ). Het ondergronds bankieren door medeverdachte [medeverdachte] vond plaats onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën. Er was hierbij sprake van grote bedragen die contant en ongeteld werden aangeleverd, van versluierde communicatie en van een gebrekkige administratie, terwijl de handelsvoorraad voor dit ondergronds bankieren na inbeslagname door niemand is opgeëist. Hierdoor is het aannemelijk dat het geld waarmee door medeverdachte [medeverdachte] ondergronds is gebankierd, dus ook de door verdachte overgedragen € 17.000,-, van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft vervolgens nagelaten een concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van de € 17.000,- te geven, die deze aannemelijkheid kan aantasten, zodat met betrekking tot deze
€ 17.000,- tot een bewezenverklaring van witwassen kan worden gekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde witwassen vrijspraak bepleit vanwege gebrek aan bewijs. Uit de door de officier van justitie genoemde omstandigheden jegens verdachte kan geen witwasvermoeden worden afgeleid, aldus de raadsman. De door het Openbaar Ministerie genoemde witwastypologieën zijn immers niet van toepassing op het handelen van verdachte, omdat verdachte maar één keer een niet heel groot geldbedrag aan medeverdachte [medeverdachte] heeft overgedragen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van cocaïne heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van feit 1
Toetsingskader
Om het witwassen van het ten laste gelegde geldbedrag bewezen te kunnen verklaren, moet worden vastgesteld dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit een specifiek bepaald misdrijf. Dat dit geldbedrag “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan ook bewezen worden verklaard, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan volgen dat het geldbedrag niet uit misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het geldbedrag niet uit misdrijf afkomstig is.
Wanneer de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en de verklaring van verdachte is gebleken dat hij op 19 februari 2019 een contant geldbedrag van € 17.000,- heeft overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte] . Uit het dossier kan verder worden afgeleid dat deze overdracht plaatsvond in het kader van het ondergronds bankieren door medeverdachte [medeverdachte] . Dit is evenwel zonder meer niet voldoende voor bewijs van witwassen.
De rechtbank heeft op 1 mei 2024 eveneens vonnis gewezen in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] , in welk vonnis medeverdachte [medeverdachte] onder meer is vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag dat hij op 19 februari 2019 overhandigd kreeg van verdachte. De rechtbank is namelijk niet overtuigd geraakt dat de gelden waarmee medeverdachte [medeverdachte] ondergronds heeft gebankierd, van misdrijf afkomstig zijn. Dit geldt ook voor het geldbedrag van € 17.000,- dat in de zaak van verdachte ten laste is gelegd.
Daarom is de rechtbank ook in de zaak van verdachte er niet van overtuigd geraakt dat verdachte zich met het voorhanden hebben en overdragen van dit geldbedrag schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.3.2.
Bewezenverklaring van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van 238,49 gram cocaïne bewezen. Voor de overzichtelijkheid van dit vonnis zijn de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van dit feit redengevende feiten en omstandigheden opgenomen in bijlage II. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht.
4.3.3.
Gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 3
Verdachte wordt er van beschuldigd op 19 februari 2019 de volgende goederen te hebben witgewassen:
een geldbedrag van € 13.741,11
een polshorloge (merk: Rolex)
een personenauto, merk: Audi.
Om dit ten laste gelegde witwassen bewezen te kunnen verklaren, moet worden vastgesteld dat deze goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank stelt voorop dat niet uit het dossier kan worden afgeleid dat de goederen genoemd in de tenlastelegging afkomstig zijn van (een) specifiek aan te duiden misdrijf of misdrijven.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van het dossier ten aanzien van deze goederen het vermoeden rechtvaardigt dat deze goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 maart 2019, behalve zorgtoeslag, niet beschikte over reguliere legale inkomsten.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte en de fouillering van verdachte bij zijn aanhouding op 19 februari 2019 zijn een contant geldbedrag van € 12.714,63 en diverse waardevolle goederen aangetroffen, waaronder een Rolex-horloge, later getaxeerd op
€ 4.500,- en luxe kleding met een aankoopwaarde van in totaal € 2.481,98. Daarnaast zijn contant-kassabonnen voor een totale waarde van € 6.433,13 voor onder andere kleding en elektronica aangetroffen. Ook bleek er sinds 11 februari 2019 een Audi A3 op naam te staan van verdachte, met een handelswaarde van € 14.494,-.
Ten slotte is er in de woning van verdachte 238,49 gram cocaïne gevonden, alsmede lege en gevulde ponypacks en een weegschaaltje met gewichtjes van 100 gram, wat in ieder geval een indicatie oplevert voor handel in cocaïne.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld en de genoemde goederen, terwijl verdachte niet beschikte over legale inkomsten, een vermoeden op dat de ten laste gelegde goederen uit enig misdrijf, gepleegd door verdachte, afkomstig zijn.
Dit betekent, dat van verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mag worden verwacht over de herkomst van de ten laste gelegde goederen.
Verdachte heeft over de ten laste gelegde goederen een verklaring afgelegd, die hieronder per ten laste gelegd goed zal worden besproken.
Het geldbedrag van € 13.741,11
Het ten laste gelegde geldbedrag van € 13.741,11 is op de tenlastelegging niet nader gespecificeerd. Uit het dossier volgt dat er onder verdachte een contant totaalbedrag van
€ 12.714,63 in beslag is genomen. Over dit bedrag heeft verdachte verklaard dat hij
een bedrag van € 1.000,- voor zijn verjaardag op 19 januari 2019 van familie en zijn vriendin heeft gekregen, en dat hij nog eens een bedrag van € 1.000,- als voorschot op de verkoop van zijn VW Polo heeft gekregen. Het resterende bedrag zou hij hebben gespaard uit giften van zijn ouders en zijn vriendin, die hem de voorgaande jaren regelmatig geld zouden hebben toegestopt.
De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat verdachte een bedrag van € 1.000,- heeft ontvangen als voorschot op de verkoop van zijn VW Polo, nu uit RDW-gegevens is gebleken dat deze auto sinds 8 februari 2019 niet meer op naam van verdachte stond, en daarvóór wel. Ook de € 1.000,- aan verjaardagsgeld acht de rechtbank niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Dit betekent dat de rechtbank van een gedeelte van € 2.000,- van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 12.714,63 niet kan vaststellen dat dit van misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen van dit gedeelte, waardoor een bedrag van € 10.714,63 overblijft.
De rechtbank acht het echter niet verifieerbaar en hoogst onwaarschijnlijk dat de familie en de vriendin van verdachte hem vóór 19 februari 2019 zoveel geld hebben gegeven, dat hij daarvan niet alleen de luxe kleding en goederen heeft kunnen kopen die bij hem thuis zijn aangetroffen, maar daarnaast van deze giften ook nog een bedrag van bijna € 11.000,- zou hebben kunnen sparen.
De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het bij verdachte aangetroffen contante geldbedrag van € 10.714,63 uit eigen misdrijf afkomstig is, en zal verdachte veroordelen voor het witwassen van dit geldbedrag.
De Audi A3
Tijdens zijn verhoren bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de ten laste gelegde Audi A3 pas twee weken in zijn bezit had, dat hij deze had gekocht van het bedrijf van zijn broer [getuige 1] en dat hij deze nog niet had betaald. [getuige 1] heeft tegen de politie verklaard dat de politie ter verificatie van deze mededeling het beste contact op zou kunnen nemen met een andere medewerker van het bedrijf, die op dat moment in Marokko was. De politie heeft vervolgens nagelaten deze medewerker op een later moment te horen. De rechtbank heeft daardoor niet de overtuiging gekregen dat verdachte daadwerkelijk op 19 februari 2019 al voor de Audi A3 had betaald, mede omdat uit RDW-gegevens blijkt dat deze auto inderdaad pas sinds 11 februari 2019 op naam van verdachte stond. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde witwassen met betrekking tot deze Audi A3.
Het Rolex-horloge
Tijdens de politieverhoren van verdachte in 2019 zijn door de politie geen vragen gesteld over het onder verdachte in beslag genomen Rolex-horloge. Namens verdachte is in een klaagschriftprocedure bij deze rechtbank in 2020 gesteld dat dit Rolex-horloge eigendom is van een oom van verdachte, [getuige 2] . De raadsman van verdachte heeft hiertoe een schriftelijke verklaring van [getuige 2] aan de rechtbank overhandigd, alsmede een garantiebewijs van [bedrijf] B.V. op naam van [getuige 2] . Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie in de klaagschriftprocedure toegezegd nader onderzoek te laten verrichten naar het eigenaarschap van deze Rolex. Dit onderzoek heeft kennelijk niet plaatsgevonden. De rechtbank heeft daardoor niet met voldoende mate van zekerheid de overtuiging gekregen dat het ten laste gelegde Rolex-horloge daadwerkelijk door verdachte is gekocht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen met betrekking tot dit Rolex-horloge.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat een geldbedrag van € 10.714,63, dat verdachte op 19 februari 2019 voorhanden heeft gehad, van enig eigen misdrijf afkomstig was.
Verdachte zal dan ook worden veroordeeld voor het eenvoudig witwassen van dit geldbedrag.
Verdachte zal ten aanzien van het witwassen met betrekking tot de overige goederen worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
op 19 februari 2019 te De Bilt opzettelijk aanwezig heeft gehad 238,49 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 19 februari 2019 te De Bilt, een contant geldbedrag van EUR 10.714,63 voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk uit enig eigen misdrijf afkomstig was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 140 uren, met aftrek van drie dagen voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgedaan inmiddels ruimschoots is overschreden. Deze strafzaak hangt verdachte al vijf jaar boven zijn hoofd. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte inmiddels zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft inmiddels werk, een woning en een gezin. Op grond van deze omstandigheden is de raadsman van mening dat een voorwaardelijk strafdeel geen zin heeft en bij een bewezenverklaring van alle drie de feiten met een taakstraf van 120 uur kan worden volstaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 238,49 gram cocaïne en aan het witwassen van een geldbedrag van € 10.714,63.
Ten aanzien van de cocaïne merkt de rechtbank op dat het voorhanden hebben van deze hoeveelheid cocaïne, in combinatie met de eveneens bij verdachte aangetroffen vele gevulde en lege ponypacks en een weegschaal met gewichten van 100 gram, een sterke indicatie vormt dat verdachte vóór 19 februari 2019 in cocaïne heeft gehandeld. Hierdoor heeft verdachte het gebruik van cocaïne gefaciliteerd en gestimuleerd. Het gebruik van harddrugs is slecht voor de (geestelijke) gezondheid en kan de levens van gebruikers hiervan en die van hun naasten ontwrichten. Bovendien gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met activiteiten die de samenleving ondermijnen, zoals geweldsdelicten en het witwassen van illegale geldstromen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 10.714,63, dat hij uit eigen misdrijf heeft verkregen.
De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In het op 20 maart 2024 opgemaakte reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte sinds het ten laste gelegde niet meer in contact is gekomen met justitie. Verdachte is gestopt met drugsgebruik, begonnen met werken en hij heeft een eigen woning, is getrouwd en heeft een dochter.
De reclassering ziet de stabiliteit die verdachte inmiddels op alle leefgebieden heeft gecreëerd en zijn geloofsovertuiging als beschermende factoren. De reclassering schat bij een bewezenverklaring het recidiverisico laag in. De reclassering adviseert daarom om verdachte bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels een heel ander leven leidt dan in de ten laste gelegde periode. Toen ging hij met de verkeerde mensen om. Hij heeft werk op basis van een nul-urencontract, maar hem is toegezegd dat dit een vast contract gaat worden.
8.3.4
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten).
Het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van 238,49 gram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Het LOVS-oriëntatiepunt voor het witwassen van goederen ter waarde van een bedrag tussen € 10.000 en € 70.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden, of een daarmee corresponderende taakstraf. De rechtbank hanteert deze oriëntatiepunten als uitgangspunt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, vanwege de grote overschrijding van de termijn waarbinnen een strafzaak redelijkerwijs dient te worden afgedaan. Deze termijn is met ruim drie jaar overschreden. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die inmiddels al langere tijd niet meer in aanraking met justitie is gekomen en zijn leven goed op orde lijkt te hebben.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 140 uur met aftrek van drie dagen voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, zoals door de officier van justitie is geëist, een passende straf en zal zij deze opleggen.

9.BESLAG

9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de volgende goederen, (genummerd en omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
Euro geld 6.000.- (Omschrijving: - ibg 19-02-19)
Euro geld 1.000.- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
Euro geld 92,25 (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
Euro geld 330,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
Euro geld (muntgeld) 926,58 (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
Euro geld 35,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
Euro geld 3.430.- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
1.00 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: AUDI A3 Sportback Kl:zwart ibg 19-02-2019, zwart, merk: AUDI A3, chassisnr: [chassisnummer] , Met sleutels)
1.00 STK Horloge Kl: zilver 4500 (Omschrijving: ROLEX ibg 19-02-2019)
Euro geld 550,80 (Omschrijving: - ibg 19-2-2019)
EUR 1.276,80 (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013_518601)
omdat dit goederen zijn met betrekking tot welke het onder feit 3 tenlastegelegde witwassen zou zijn begaan.
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de volgende goederen (omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
12. 1 1 STK Gevouwen ponypacks met witte substantie (Omschrijving: PL0900-DRBB18013-518668)
12. 1 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518682)
12. 1 1 STK Vervoersbewijs (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518686)
12. 1 1 STK Geldkist (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518687, grijs)
12. 1 1 STK bruine papieren zak met 19 zakjes snow seals (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518690)
nu met betrekking tot deze goederen het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden van harddrugs is begaan, en deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen, de Audi en de Rolex niet verbeurd te verklaren, maar terug te geven aan verdachte, omdat verdachte van het witwassen van deze goederen dient te worden vrijgesproken.
Voor het overige heeft de raadsman zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het onder nummer 5 op de beslaglijst bedrag opgenomen bedrag van € 926,58 onderdeel uitmaakt van het onder nummer 11 genoemde bedrag van € 1276,80, dat verbeterd gelezen dient te worden als € 1276,58. De rechtbank zal op het onder nummer 5 op de beslaglijst opgenomen bedrag van € 926,58 dan ook geen beslissing nemen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende goederen verbeurd verklaren (genummerd en omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
1. Euro geld 5.000,- (gedeelte, omschrijving: - ibg 19-02-19)
3. Euro geld 92,25 (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
4. Euro geld 330,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
6. Euro geld 35,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
7. Euro geld 3.430,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
10. Euro geld 550,80 (Omschrijving: - ibg 19-2-2019)
10. EUR 1276,58
verbeterde lezing van EUR 1276,80(Omschrijving: PL0900-MDRBB18013_518601)
omdat dit goederen zijn met behulp van of met betrekking tot welke het onder feit 3 bewezen verklaarde witwassen is begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de verbeurdverklaring bevelen van de volgende goederen (omschreven zoals op de ter terechtzitting overhandigde beslaglijsten):
13. 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518682)
1 STK Geldkist (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518687, grijs)
nu met betrekking tot deze goederen het onder feit 2 bewezen verklaarde voorhanden hebben van harddrugs is begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer bevelen van de volgende goederen (omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
1 STK Gevouwen ponypacks met witte substantie (Omschrijving: PL0900-DRBB18013-518668)
1 STK bruine papieren zak met 19 zakjes snow seals (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518690)
nu met betrekking tot deze goederen het onder feit 2 bewezen verklaarde voorhanden hebben van harddrugs is begaan, en deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van het volgende voorwerp (genummerd en omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
1 STK vervoersbewijs (Omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518686)
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de volgende goederen, voor zover op deze goederen strafrechtelijk beslag rust op grond van artikel 94 van het Wetboek van strafrecht (genummerd en omschreven zoals op de ter zitting overhandigde beslaglijsten):
Euro geld 1.000,- (gedeelte, - ibg 19-02-19)
Euro geld 2.000,- (Omschrijving: - ibg 19-02-2019)
8. 1.00 1.00 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: AUDI A3 Sportback Kl: zwart ibg 19-02-2019, chassisnr: [chassisnummer] , met sleutels)
8. 1.00 1.00 STK Horloge Kl: zilver 4500 (Omschrijving: ROLEX ibg 19-02-2019)
Wanneer op deze goederen conservatoir beslag rust op grond van artikel 94a van het Wetboek van strafrecht, blijft dit beslag door dit vonnis ongemoeid.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 2 en 10 van de Opiumwet
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feiten 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder deze feiten meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 140 (honderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten 3 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd (genummerd en omschrijving volgens de beslaglijsten):
1. Euro geld 5.000,- (gedeelte, omschrijving: - ibg 19-02-19)
3. Euro geld 92,25 (omschrijving: - ibg 19-02-2019)
4. Euro geld 330,- (omschrijving: - ibg 19-02-2019)
6. Euro geld 35,- (omschrijving: - ibg 19-02-2019)
7. Euro geld 3.430,- (omschrijving: - ibg 19-02-2019)
10. Euro geld 550,80 (omschrijving: - ibg 19-2-2019)
10. EUR 1.076,58 (omschrijving: PL0900-MDRBB18013_518601);
1 STK weegschaal (omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518682)
1 STK geldkist (omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518687, grijs)
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
1 STK gevouwen ponypacks met witte substantie (omschrijving: PL0900-DRBB18013-518668)
1 STK bruine papieren zak met 19 zakjes snow seals (omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518690);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK vervoersbewijs (omschrijving: PL0900-MDRBB18013-518686);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen, voor zover op deze goederen strafrechtelijk beslag rust op grond van artikel 94 van het Wetboek van strafrecht:
1. Euro geld 1.000,- (gedeelte, omschrijving: - ibg 19-02-19)
2. Euro geld 1.000,- (omschrijving: - ibg 19-02-2019)
8. 1.00 1.00 STK personenauto [kenteken] (omschrijving: AUDI A3 Sportback Kl: zwart ibg 19-02-2019, chassisnr: [chassisnummer] , met sleutels)
8. 1.00 1.00 STK horloge Kl: zilver 4500 (omschrijving: ROLEX ibg 19-02-2019).
Wanneer op deze goederen conservatoir beslag rust op grond van artikel 94a van het Wetboek van strafrecht, blijft dit beslag door dit vonnis ongemoeid.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Groenekan en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van een voorwerp te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 17.000,- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EURO 17.000,- is geweest of het voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat contante geldbedrag, althans dat voorwerp, onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf en/of
b.
een voorwerp te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 17.000,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet of van een voorwerp te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 17.000,- EURO gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat contante geldbedrag, althans dat voorwerp, onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420quater Wetboek van Strafrecht
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Groenekan en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 17.000,- , althans een voorwerp, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geldbedrag, althans dat voorwerp, onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420quater.1 Wetboek van Strafrecht
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 238,49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te De Bilt, althans in Nederland, van (een) voorwerp(en) te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 13.741, 11, althans EUR 12.163,83 en/of een polshorloge (merk Rolex) en/of een personenauto (merk Audi) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
b.(een) voorwerp(en) te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 13.741,11, althans EUR 12.163,83, en/of een polshorloge (merk Rolex) en/of een personenauto (merk Audi) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen of omgezet of van (een) voorwerp(en) te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 13.741,11, althans EUR 12.163,83, en/of een polshorloge (merk Rolex) en/of een personenauto (merk Audi) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019, te De Bilt, althans in Nederland, een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 13.741,11, althans EUR 12.163,83, en/of een polshorloge (merk Rolex) en/of een personenauto (merk Audi), althans (een) voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij verdachte wist dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk uit enig eigen misdrijf afkomstig was/waren;
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht).
BIJLAGE II: de gebruikte bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het onder feit 2 bewezenverklaarde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 april 2024;
  • een ambtsedig proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met nummer 190220.1024, d.d. 20 februari 2019, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, met bijlagen (ongenummerd), betreffende de doorzoeking van de woning van verdachte;
  • een ambtsedig proces-verbaal met nummer 190221.1029, d.d. 15 april 2019, opgemaakt door de politie Midden-Nederland (pag. 778 e.v. van het proces-verbaal), betreffende een grijs kistje dat in de woning van verdachte is aangetroffen;
  • een ambtsedig proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, met nummer PL0900-2018275781-21, d.d. 22 februari 2019, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, met bijlagen (pag. 496 e.v. van het proces-verbaal), betreffende forensisch onderzoek dat is uitgevoerd naar in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 3
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 4 maart 2019 heeft de officier van justitie van Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (ICOV), gevorderd dat deze gegevens verstrekt omtrent de persoon: [verdachte] , [1981] .
Uit de verstrekte gegevens blijkt het volgende: [2]
Verdachte [verdachte] zou de beschikking hebben over een ABN AMRO Privérekening met
rekeningnummer [rekeningnummer] . Over de jaren 2014 tot en met 2017 was het beschreven saldo nooit hoger dan € 165,-.
Over de periode 2014 tot en met 2019 ontving [verdachte] zorgtoeslag. Vanaf 2014 was de toeslag berekend op € 865 oplopend tot € 1.189 in 2019.
Uit de iRVI gegevens blijkt verder dat [verdachte] over de periode 2014 tot en met 6 maart 2019 geen inkomen, erfenissen, schenkingen, leningen en andere toeslagen heeft ontvangen (opgegeven). [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op dinsdag, 19 februari 2019 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
In de kleedkamer op de eerste verdieping van de woning werd in een garderobekast een grote
hoeveelheid luxe merkkleding, schoenen en zonnebrillen aangetroffen. Tevens werd in deze kast een zwart Gucci tasje aangetroffen met daarin 3.430,00 euro contant en een paspoort van [verdachte] .
Boven op de garderobekast werd in een plastic Jumbotas een geldkistje aangetroffen met daarin zichtbaar verpakkingen van vermoedelijke verdovende middelen. In dit geldkistje werd tevens een digitale weegschaal aangetroffen.
Op de zolderkamer werd onder andere een grote hoeveelheid contant geld, een grotere hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen en laptops aangetroffen. [4]
Op de zolder werden diverse goederen die opvielen. Zo werden meerdere bonnen van contante afrekening aangetroffen, waaronder voor een grote televisie. Daarnaast werd er geld aangetroffen onder een tapijt. [5]
Uit een kennisgeving van inbeslagname van verbalisant [verbalisant 3] blijkt het volgende:
Plaats inbeslagneming: [adres] te [woonplaats] .
Omstandigheden: Tijdens de doorzoeking van de woning werd dit geld in een
kledingkast en op de zolder van de woning aangetroffen.
Beslagene: [verdachte] , geboortedatum [1981] .
  • bundeltje cash, totaal € 6.000,-
  • bundel biljetten, totaal € 1.000,-
  • Haribo pot met muntgeld, totaal € 92,25
  • cash totaal € 330,-
  • 3 Haribo potten met muntgeld € 926,58 + biljetten € 350,- = totaal € 1276,58
  • biljetten totaal € 35,-
  • cash biljetten totaal 3.430,-.
Uit een kennisgeving van inbeslagname van verbalisant [verbalisant 4] blijkt het volgende:
Plaats inbeslagneming: [adres] , [woonplaats]
Omstandigheden: Tijdens Fouillering van onderstaande beslagene is geld aangetroffen en in beslag genomen.
Beslagene: [verdachte] , geboortedatum [1981] .
Object: Geld (biljetten), totale hoeveelheid: € 550,80 euro. [7]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
In een eerder proces-verbaal zijn de bijzondere goederen die aangetroffen zijn tijdens de
doorzoeking op 19 februari 2019 bij de [adres] te [woonplaats] al beschreven. Ter aanvulling daarop is dit proces-verbaal geschreven.
In het eerdere proces-verbaal is al beschreven dat er merk kledingstukken hingen en lagen in de kledingkamer op de bovenverdieping.
Er zijn ook diverse kledingkaartjes van merk kleding aangetroffen in de kastenkamer en de zolder. Op deze kledingkaartjes staan prijzen vermeld. Totaal € 2.481,98 en GBP 133. [8]
Tijdens de doorzoeking op 19 februari 2019 zijn er diverse contant bonnen aangetroffen voor onder andere kleding en elektronica. Ook is er een contant bon aangetroffen in de Audi A3 toentertijd op naam van [verdachte] .
[verdachte] heeft in zijn verhoor op 20 februari 2019 onder andere verklaard dat de kleine kamer op de tussenverdieping van hem is en dat de kleding in de kleine kamer (kastenkamer) van hem is.
Hieronder staat een overzicht van de contant bonnen aangetroffen per ruimte met het totaalbedrag erbij vermeld.
Zolderkamer: 14 bonnen, € 5.318,11
Kastenkamer: 3 bonnen, € 916,02
Audi A3: 1 bon € 199,-
Totaal: 18 bonnen € 6.433,13. [9]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
O: Na je aanhouding heeft een doorzoeking op de [adres] in [woonplaats] plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn een aantal goederen aangetroffen waar we je een aantal vragen willen stellen. V: Wie maken gebruik van welke kamers?
A: Het is een woning met 3 verdiepingen. Ik zit vaak op zolder, maar mijn kamer is die kleine kamer op de tussenverdieping met een eenpersoonsbed.
V: De kleding in de kleine kamer. Van wie is die?
A: Die is van mij.
V: Wat staat er op zolder?
A: Een bankstel, een TV. Veel van die spullen zijn van mij.
O: Op de zolder is een groot aantal aan merkkleding aangetroffen.
V: Van wie zijn deze kleding?
A: Van mij. [10]
O: Tevens is er op verschillende plekken contant geld aangetroffen. V: Wat kan je hierover verklaren? V: Van wie is dit geld?
A: Het is allemaal van mij. [11]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 januari 2020 met proces-verbaalnummer 191016.1415, doorgenummerd pagina 1 tot en met 2045, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Team Financieel-economische criminaliteit. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal verstrekking en bevindingen, pagina 820.
3.Proces-verbaal verstrekking en bevindingen, pagina 821.
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019, ongenummerd.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 787.
6.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 februari 2019, ongenummerd.
7.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 februari 2019, ongenummerd.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1435.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, d.d. 21 januari 2020, apart genummerd, pagina 8.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 324.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 325.