ECLI:NL:RBMNE:2024:5688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
9891104 LM VERZ 22-167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. N. van Esch
  • W.D. van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan persfotograaf tijdens uitoefening werkzaamheden, beroep gegrond verklaard en inleidende beschikking vernietigd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een administratief beroep van een persfotograaf die een boete van € 120,00 had gekregen voor het gebruiken van de autosnelweg op 21 april 2021. De boete was opgelegd omdat de fotograaf zich niet aan de verkeersregels zou hebben gehouden. De fotograaf heeft echter aangevoerd dat hij zich in een noodsituatie bevond en dat hij de regels van de NVJ en Rijkswaterstaat volgde. Tijdens de zitting op 23 september 2024 heeft de fotograaf zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat hij zijn werkzaamheden niet op een andere manier kon uitvoeren zonder zijn eigen veiligheid in gevaar te brengen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de fotograaf zich in een situatie bevond waarin hij niet anders kon handelen en dat de omstandigheden het opleggen van een sanctie niet billijk maakten. De kantonrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de inleidende beschikking opgeheven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de fotograaf zich voldoende heeft ingespannen om de verkeersveiligheid te waarborgen en dat de sanctie in dit geval niet gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
zittingsplaats Lelystad
zaaknummer: 9891104 LM VERZ 22-167
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

beslissing van de kantonrechter en proces-verbaal van de zitting van

23 september 2024

inzake

[betrokkene] , te [woonplaats] , [adres] ,

hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. C. Okkerse.

Procesverloop

Bij inleidende beschikking is aan betrokkene een administratieve sanctie opgelegd van € 120,00. De sanctie is opgelegd voor een gedraging op 21 april 2021 om 16:34 uur te Swifterbant met de persoon. Het gaat om de autosnelweg gebruiken anders dan met een motorvoertuig dat sneller kan/mag dan 60 km/h.
Bij beslissing op het administratief beroep heeft de officier van justitie de sanctie gehandhaafd en het beroep ongegrond verklaard.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van
23 september 2024 hun zienswijze nader toe te lichten. Betrokkene en zijn gemachtigde de heer Okkerse zijn verschenen. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen.
De kantonrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Standpunten

Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de sanctie niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden.
Ter zitting heeft betrokkene ter zitting kort nogmaals toegelicht waarom er te laat beroep is ingediend. Ten aanzien van de gedraging heeft betrokkene aangevoerd dat er geen andere mogelijkheid was om bij het ongeval te komen. Volgens betrokkene heeft hij bij de Ketelbrug onder het viaduct geparkeerd.
Vervolgens is hij naar boven gegaan en de vangrail over gestapt. Daar heeft betrokkene geprobeerd om contact te zoeken met een iemand van de politie door zijn vingers in de lucht te steken. Daarna is betrokkene, toen het verkeer stilstond, de weg overgestoken richting de politieagent en heeft zich gemeld waarop de politieagent vroeg hoe hij daar was gekomen. Nadat betrokkene dat had uitgelegd, kreeg hij een boete. Betrokkene is ervan overtuigd dat hij zich heeft gehouden aan de regels van de NVJ en Rijkswaterstaat. Volgens betrokkene kon de foto niet op een andere manier of vanaf een verdere afstand worden genomen. Naast de snelweg bevindt zich weliswaar een parallelweg, maar die werd op dat moment ook gebruikt als sluiproute en daar werd snel gereden. Het zou dus volgens betrokkene niet veilig zijn geweest om vanaf die plek een foto te maken. Bovendien stonden er windschermen, waardoor betrokkene helemaal geen goede foto had kunnen maken vanaf die locatie. Verder merkt betrokkene op dat hij dit werk al 48 jaar doet en nog nooit een boete heeft gehad. Tot slot voert betrokkene aan dat als het beroep ongegrond zou worden verklaard, dit hem zal beperken in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Bovendien zal dit gevolgen hebben voor alle persfotograven in Nederland.
Ter zitting heeft gemachtigde aangevoerd dat het een principiële kwestie betreft, omdat betrokkene op deze manier zijn werkzaamheden niet kan uitoefenen. Verder heeft de gemachtigde gewezen op de rechtspraak, die ook is overgelegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, nu het gaat om een geringe overschrijding van twee dagen.
De zittingsvertegenwoordiger stelt zich verder op het standpunt dat de gedraging kan worden vastgesteld. Dat betrokkene een perskaart heeft, betekent niet dat hij zich niet aan de verkeersregels hoeft te houden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen en het sanctiebedrag te matigen met 25%, omdat de hoorplicht is geschonden. Verder stelt de zittingsvertegenwoordiger zich op het standpunt dat de redelijke termijn van berechting is overschreden en de sanctie daarom (nogmaals) moet worden gematigd met 25%. Tot slot verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de sanctie, na voorgaande matigingen, verder te matigen tot nihil, omdat de zittingsvertegenwoordiger begrip heeft voor de handelswijze van betrokkene.
In reactie op het standpunt van de zittingsvertegenwoordiger heeft gemachtigde aangevoerd dat de beschikking moet worden vernietigd. Verder voert gemachtigde aan dat uit het aanvullend proces-verbaal niet blijkt dat aan betrokkene de cautie is gegeven. Volgens gemachtigde heeft betrokkene zich aan alle afspraken gehouden van de politie, de NVJ en Rijkswaterstaat. Bovendien heeft betrokkene persvrijheid waardoor hij zelf mag bepalen vanaf welk standpunt hij een foto maakt.

Beoordeling

Termijnoverschrijding fase kantonrechter
Op grond van artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na die waarop de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden.
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de beslissing van de officier van justitie op
29 september 2021 aan betrokkene is toegezonden. De beroepstermijn eindigde daarmee op 10 november 2021.
Het beroepschrift is op 12 november 2021 via het Digitaal Loket Verkeer ingediend. Het beroep is dus niet tijdig ingesteld.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, kan de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat niet aan de beoordeling van de inhoud van dat beroep wordt toegekomen. Dit is alleen anders als het te laat indienen van het beroepschrift betrokkene redelijkerwijs niet kan worden toegerekend. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden, het door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting ingenomen standpunt , in combinatie met de geringe overschrijding leiden ertoe dat deze termijnoverschrijding in dit concrete geval verschoonbaar zal worden geacht.
De kantonrechter gaat dan ook over tot de inhoudelijke behandeling.
Inhoudelijke behandeling
De kantonrechter stelt op basis van het dossier en de verklaring van betrokkene vast dat de gedraging is verricht. Dat is door betrokkene ook niet betwist. Voor het vaststellen van de gedraging is opzet niet vereist. Evenmin is vereist dat aan betrokkene een verwijt kan worden gemaakt.
Betrokkene heeft echter een beroep gedaan op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. In zo een geval moet de kantonrechter beoordelen of de officier van justitie had moeten beslissen dat deze omstandigheden het opleggen van een sanctie niet billijken. De kantonrechter vindt dat dit het geval is.
Betrokkene is in het bezit van een politieperskaart, die hij de betreffende dag ook bij zich droeg, en hij droeg een geel politiekaarthoudervest. Daarmee was voor alle aanwezigen duidelijk in welke hoedanigheid betrokkene ter plaatse was.
Betrokkene heeft, nadat hij in de directe nabijheid zijn auto op een parkeerplaats had geparkeerd, vervolgens goed nagedacht over de handelingen die hij ter plaatse heeft verricht. Zo is hij bewust niet op de parallelweg blijven staan, om daar zijn eigen veiligheid en de veiligheid van anderen niet in het geding te brengen. Hij heeft zodoende oog gehad voor de verkeersveiligheid ter plaatse.
Eenmaal bij de snelweg aangekomen, heeft hij geprobeerd contact te zoeken met een politieagent en is hij, pas toen het verkeer op de snelweg stil stond, de weg over gestoken richting de politieagent. Ook daar heeft betrokkene dus duidelijk oog gehad voor zijn eigen veiligheid en ook voor de veiligheid van andere weggebruikers. Daarbij is de politieagent kennelijk niet zijn richting op gelopen. Evenmin is door de politieagent uitdrukkelijk gezegd dat betrokkene niet verder mocht lopen.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt de kantonrechter af dat betrokkene zich in dit geval zo veel als mogelijkerwijs van hem kon worden verwacht, heeft gehouden aan de regels zoals die door de NVJ en Rijkswaterstaat zijn opgesteld. In die omstandigheden is het opleggen van een sanctie dan ook niet billijk. De kantonrechter zal daarom het beroep gegrond verklaren.
Gelet op het voorgaande beslist de kantonrechter als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep
  • vernietigtde beslissing van de officier van justitie;
  • vernietigtde inleidende beschikking;
  • bepaalt dat de officier van justitie aan betrokkene
Deze beslissing is genomen door mr. N. van Esch, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier, de kantonrechter,
W.D. van der Laan mr. N. van Esch
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij
de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht,
locatie Lelystad, o.v.v. Mulderzaken, postbus 2035, 8203 AA Lelystad.
Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending proces-verbaal: