Uitspraak
1.[procesdeelnemer I] B.V.,
2.
ROGIER WILLIBRORDUS KARSKENS,
[onderneming 1] B.V.,
1.[procesdeelnemer III] ,
[procesdeelnemer IV],
3.[procesdeelnemer V] B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 19 van [procesdeelnemer III] en [procesdeelnemer IV] ,
- de conclusie van antwoord in conventie van [procesdeelnemer V] ,
- de brief van 16 augustus 2023 waarmee een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties met producties 20 tot en met 24 en wijziging van eis in reconventie van [procesdeelnemer III] en [procesdeelnemer IV] ,
2.Waar gaat deze zaak over?
- de factuur van 25 april 2022 van € 12.100,00 (van [procesdeelnemer I] );
- de factuur van 6 mei 2022 van € 16.940,00 (van [procesdeelnemer I] );
- de factuur van 18 mei 2022 van € 2.117,50 (van [onderneming 1] );
- en de factuur van 8 juni 2022 van € 726,00 (van [procesdeelnemer I] ).
3.De beoordeling
De scheurvorming lijkt te zijn ontstaan door een combinatie van meerdere factoren.
(…) Als gevolg van het verwijderen van zowel de bestaande begane grondvloer en plaatselijk de metselwerk fundatiestroken in relatie met het uitgevoerde grondwerk is de horizontale steundruk op de tussenbouwmuur op de begane grondniveau afgenomen en is het verband uit de constructie gehaald. Hierdoor ontstond er in een bepaalde bouwfase een vrijstaande ontkoppelde bouwmuur. Mede door het aantikken van de bouwkraan tijdens verbouwingswerkzaamheden zijn de optredende belastingen vanuit de bovenbouw zich gaan herverdelen met als ongelijkmatige zettingen en scheurvorming in het dragend metselwerk tot gevolg. Met andere woorden: Er is door [naam] te veel gesloopt. (…) Aannemelijk is dat de instabiliteit is toegenomen door de door [naam] ingezette graafmachine in de woning. Deze heeft waarschijnlijk met de bak van de kraan onbedoeld een horizontale kracht uitgeoefend op de betreffende wanden/gevels bij het uitvoeren van de sloop- en grondwerkzaamheden in de woning. (…)”
(…) Resumerend concluderen wij, aan de hand van de bevindingen van zowel [onderneming 4] als [C] , het volgende:
je conclusie dat een beslag een pressiemiddel is, is juist” maakt dit niet anders.
132,00