In deze zaak heeft de huurder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, een kort geding aangespannen tegen de verhuurder, [gedaagde] B.V., vertegenwoordigd door mr. R.R. Surquin. De huurder vorderde onvoorwaardelijke toegang tot de gehuurde bedrijfsruimtes, nadat de verhuurder de toegang had ontzegd door de sloten te vervangen en de toegangscodes aan te passen. De verhuurder had de huurovereenkomst opgezegd per 1 september 2024, maar had de ontruiming niet aangezegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurovereenkomst weliswaar was geëindigd, maar dat de huurder recht had op onvoorwaardelijke toegang tot de bedrijfsruimtes om zijn eigendommen te verhuizen. De vordering van de huurder om toegang tot het magazijn te krijgen werd afgewezen, omdat dit niet onderdeel uitmaakte van de huurovereenkomst. De vorderingen van de verhuurder in reconventie werden afgewezen, en de verhuurder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De voorzieningenrechter verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.