ECLI:NL:RBMNE:2024:5932

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
10985455
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van een factuur wegens gebrekkige levering van deuren en ramen met verrekening van schade

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aannemer, aangeduid als [eiseres] B.V., en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 19.396,23 voor de levering en montage van kunststof kozijnen, maar de gedaagden weigerden te betalen, omdat zij van mening waren dat de geleverde producten gebrekkig waren. De gedaagden stelden dat de kozijnen niet goed waren ingemeten en dat het glas te veel getint was, waardoor het niet voldeed aan de verwachtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een geslaagd beroep op verrekening hebben gedaan, omdat zij schade hebben geleden door de gebrekkige uitvoering van de overeenkomst door de eiseres. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres in verzuim was geraakt en dat de gedaagden hun vordering van € 23.757,85 konden verrekenen met de vordering van de eiseres. Hierdoor hoefden de gedaagden niets meer te betalen aan de eiseres. Tevens werd de eiseres veroordeeld in de proceskosten van € 1.221,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10985455 \ UC EXPL 24-1788 JB/61315
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

allebei wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: DAS Legal Services BV.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 7 maart 2024 met producties 1 tot en met 23 van [eiseres] ;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- de akte met producties met producties 8 tot en met 15 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
De zaak is op 5 september 2024 tijdens de mondelinge behandeling besproken. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Namens [eiseres] waren [A] (directeur) en zijn gemachtigde mr. R.J.M. van Kimmenade-Westendorp aanwezig. Daarnaast waren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en hun gemachtigde P.R. van Thoor aanwezig.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft deurkozijnen en raamkozijnen met beglazing in het huis van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geplaatst. [eiseres] heeft daarvoor een factuur van € 27.708,89 gestuurd. Hiervan hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al een bedrag betaald. [eiseres] vordert nu dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het restant van € 19.396,23 betalen, met rente en kosten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] willen niet betalen, omdat zij vinden dat [eiseres] het werk niet goed heeft uitgevoerd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zeggen dat zij daardoor schade hebben geleden en dat dit bedrag moet worden verrekend met de factuur van [eiseres] . De kantonrechter geeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gelijk en zal de vordering van [eiseres] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
Partijen hebben met elkaar afgesproken dat [eiseres] zestien kunststof kozijnen, waaronder twaalf ramen en vier deuren, zou leveren en monteren bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft de onderaannemer van [eiseres] op de eerste dag van montage, op 26 juni 2023, geconstateerd dat de geleverde kozijnen voor de binnendeuren niet goed waren ingemeten. De kozijnen waren niet breed en niet hoog genoeg. De onderaannemer van [eiseres] heeft de deuren toen weer meegenomen.
3.2.
Drie dagen later, op 29 juni 2023, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] via WhatsApp aan [eiseres] laten weten dat zij nog meer klachten hadden over het geleverde werk. Vervolgens hebben zij [eiseres] op 2 juli 2023 bericht dat het glas in de kozijnen getint is en niet genoeg licht doorlaat. Zij verzochten [eiseres] daarom om zowel de deuren als het glas van de ramen te vervangen. Pas als hier een oplossing voor was, wilden zij het restant van de factuur betalen.
3.3.
Toen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 18 juli 2023 nog geen voorstel over het herstel van [eiseres] hadden ontvangen, hebben zij [eiseres] in gebreke gesteld. Zij hebben [eiseres] tot en met 28 juli 2023 de kans gegeven alsnog passende deuren te leveren, het getinte glas te vervangen en de overige werkzaamheden deugdelijk af te ronden. Nadat [eiseres] dit op 14 augustus 2023 nog niet had gedaan, verzochten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] [eiseres] om binnen twee weken schriftelijk aan te geven op welke manier en wanneer de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. [eiseres] liet daarop op 22 en 25 augustus 2023 weten dat zij bereid is de afrondingswerkzaamheden uit te voeren, en dat zij een afrondingsafspraak wilde inplannen om de klachten te bekijken. [eiseres] was echter niet bereid kosteloos de deuren en ramen te vervangen.
3.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben op 25 augustus 2023 gereageerd dat zij geen herstelwerkzaamheden meer door [eiseres] wilden laten uitvoeren, maar wel wilden bespreken op welke manier zij tot een (financiële) afwikkeling konden komen. Deze afspraak vond op 1 september 2023 in de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] plaats. Vervolgens heeft [eiseres] op 30 oktober 2023 voorgesteld om de afrondingswerkzaamheden uit te voeren. Op 6 november 2023 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] laten weten dat zij akkoord gaan met het uitvoeren van de afrondingswerkzaamheden, zolang het werk zou worden gecontroleerd door een onafhankelijke deskundige. Zij hadden namelijk geen vertrouwen meer in het werk van [eiseres] . [eiseres] heeft daar niet mee ingestemd. Daarom hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] [eiseres] op 9 november 2023, toen [eiseres] de herstelwerkzaamheden wilde uitvoeren, geen toegang verleend.

4.De beoordeling

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de overeenkomst niet opgezegd
4.1.
[eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de overeenkomst op 27 juni 2023 stilzwijgend hebben opgezegd, omdat zij op die datum de plaatsing van de binnendeuren hebben geweigerd. Voor het geval de kantonrechter daar niet in meegaat, heeft [eiseres] aangevoerd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de overeenkomst stilzwijgend hebben opgezegd op 25 augustus 2023, namelijk toen zij meedeelden dat [eiseres] geen herstel- of afrondingswerkzaamheden mocht uitvoeren. Vanwege die opzegging moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] volgens [eiseres] de prijs betalen die partijen met elkaar hebben afgesproken. Dat volgt namelijk uit artikel 7:764 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat gaat hier nog om € 19.396,23.
4.2.
De kantonrechter gaat aan dit standpunt van [eiseres] voorbij. Uit de stukken blijkt dat de werknemers van [eiseres] zowel na 27 juni 2023 als 25 augustus 2023 nog bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn langs geweest om de voortzetting van de werkzaamheden te bespreken. Onder deze omstandigheden kan de kantonrechter niet vaststellen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de overeenkomst (stilzwijgend) hebben opgezegd zoals bedoeld in artikel 7:764 BW.
4.3.
Dat betekent dat de overeenkomst is blijven doorlopen en dat beide partijen de overeenkomst moeten nakomen. Voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betekent dit dat zij in principe het afgesproken bedrag moeten betalen. Dat kan echter anders zijn als zij zelf ook een vordering hebben op [eiseres] . In dat geval zouden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] die vordering met de factuur van [eiseres] kunnen verrekenen.
De bepaling over verrekening in de algemene voorwaarden van [eiseres] is oneerlijk
4.4.
[eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een eventuele tegenvordering niet kunnen verrekenen met de factuur. Zij verwijzen daarvoor naar artikel 13.3 van de algemene voorwaarden. Daarin is opgenomen dat het recht van de opdrachtgever ( [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ) om zijn vorderingen op de opdrachtnemer ( [eiseres] ) te verrekenen is uitgesloten. De kantonrechter gaat hier niet in mee. In artikel 6:237 aanhef en onder g BW staat dat een bepaling in de algemene voorwaarden die verrekening uitsluit wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het is dan aan [eiseres] om te onderbouwen dat deze bepaling noodzakelijk of redelijk is. Dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter vindt daarom dat de bepaling onredelijk bezwarend is en zal artikel 13.3 van de algemene voorwaarden vernietigen. Dat betekent dat een eventuele tegenvordering wel kan worden verrekend met de vordering van [eiseres] .
In deze zaak moet worden beoordeeld of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een tegenvordering hebben op [eiseres]
4.5.
De volgende vraag die dus moet worden beantwoord, is of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een vordering hebben op [eiseres] die zij met de factuur kunnen verrekenen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vinden dat dat het geval is, omdat [eiseres] volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en zij daardoor schade hebben geleden. Deze tekortkoming is volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op te delen in drie categorieën, namelijk:
1. [eiseres] heeft deuren geleverd die niet van hetzelfde formaat zijn als de oude deuren, waardoor ze niet in de kozijnen passen;
2. [eiseres] heeft ramen gemonteerd met getint glas;
3. [eiseres] heeft de afrondingswerkzaamheden nog niet uitgevoerd.
4.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] willen niet meer dat [eiseres] deze punten herstelt, maar willen dat [eiseres] een vervangende schadevergoeding aan hen betaalt zodat het herstel door een derde kan worden uitgevoerd. Om de hoogte van de schadevergoeding te kunnen begroten, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een herstelofferte opgevraagd voor het vervangen van de ramen. De kosten hiervoor bedragen € 14.950,00. De waarde van de niet-geleverde deurkozijnen komt volgens de eigen berekening van [eiseres] neer op € 8.807,85. In totaal bedraagt de schade daarom € 23.757,85 (€ 14.950,00 + € 8.807,85). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet gevorderd dat [eiseres] dit gehele bedrag aan hen uitbetaalt, maar willen dat dit schadebedrag tegen de vordering van [eiseres] wordt weggestreept.
4.7.
Om de vraag te beantwoorden of [eiseres] inderdaad aansprakelijk is voor deze schade, moet worden beoordeeld of is voldaan aan de voorwaarden die de wet (artikel 6:74 BW) daarvoor stelt, namelijk of 1) [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming door gebrekkige ramen en deuren te leveren, en 2) of [eiseres] in verzuim is geraakt. Hierna wordt uitgelegd waarom aan deze voorwaarden is voldaan.
De geplaatste ramen zijn gebrekkig
4.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen allereerst dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij getint glas heeft geplaatst. Zij hebben ter onderbouwing een foto van een van de ramen overgelegd waarop te zien is dat het glas dermate getint en spiegelend is, dat naar binnen kijken niet mogelijk is. Uit het meetrapport van [eiseres] blijkt dat het geleverde triple glas 64% van het licht doorlaat, en het glas in de deuren 57%. Andere aanbieders leveren triple glas standaard met een lichttransmissie van 74%. Het glas dat bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is geplaatst, laat dus (veel) minder licht door dan gebruikelijk is voor dit soort beglazing. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is het plaatsen van getint glas met een lage lichttransmissie vooral van belang bij gebouwen die bijvoorbeeld volledig van glas zijn, zodat zonlicht kan worden tegengehouden en het binnenklimaat beter kan worden beheerst. Bij de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is dat niet nodig en ook niet gewenst.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voldoende hebben gesteld dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming door dit type glas te leveren. Het is daarom aan [eiseres] om dat voldoende gemotiveerd te betwisten, maar dat heeft zij niet gedaan. De enkele stelling van [eiseres] dat zij het glas heeft geleverd zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen, namelijk het glas dat in de offerte stond, is daarvoor niet genoeg. [eiseres] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben namelijk van tevoren niet besproken hoeveel licht het glas moest doorlaten. Zij hebben dus ook niet besproken en hoefden daarom ook niet te verwachten dat glas zou worden geplaatst met een lichttransmissie die afwijkt van wat gebruikelijk is. Ten tijde van het opmaken van de offerte waren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nog niet ingevoerd in de specifieke kenmerken van triple glas en als [eiseres] als professional een van de standaard afwijkende lichtdoorlatendheid wilde gaan leveren, had [eiseres] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarover moeten informeren en daarvoor instemming moeten vragen. Dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op dat moment niet zelf uit de offerte hebben opgemaakt dat de offerte zag op afwijkend glas, is niet aan hen tegen te werpen.
De geleverde deuren zijn gebrekkig
4.10.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarnaast aangevoerd dat de deurkozijnen niet goed waren ingemeten. De nieuwe kozijnen zouden qua afmeting gelijk zijn aan de bestaande kozijnen, namelijk 211 centimeter, maar de kozijnen bleken niet breed en niet hoog genoeg. Aan de boven- en zijkant zat namelijk een ruimte van 4 centimeter tussen de muur en de kozijnen. Zij hebben daarom via een andere aanbieder andere (hogere) deuren laten plaatsen.
4.11.
[eiseres] heeft aangegeven dat het klopt dat zij minder hoge deuren heeft geleverd, namelijk deuren met een hoogte van 207,4 centimeter, maar volgens haar levert dit geen tekortkoming op. Volgens [eiseres] hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] namelijk gezegd dat de vloer 2 centimeter zou worden opgehoogd, omdat er vloerverwarming werd gelegd. Daardoor moesten de deuren ook 2 centimeter worden ingekort. Verder moet er volgens [eiseres] aan zowel de boven- als onderkant van de deuren 0,75 centimeter speling overblijven om de deur passend in het kozijn te kunnen zetten. Dat betekent dat de nieuwe deuren in totaal 3,5 centimeter (2 + 0,75 + 0,75 centimeter) kleiner moesten worden geleverd. De geleverde deuren met een hoogte van 207,4 centimeter waren dus van het juiste formaat.
4.12.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat dit niet klopt. [eiseres] heeft de maatvoering namelijk al opgenomen voordat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een mail hebben gestuurd over het plaatsen van vloerverwarming. Daarbij komt dat slechts vloerverwarming werd geplaatst bij de voordeur. Bij de plaatsing van de binnendeuren hoefde dus geen rekening te worden gehouden met een verhoging van de vloer. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarna zelf de kozijnen gemeten en nieuwe deuren besteld. Deze waren hoger, namelijk 213,1 centimeter, en pasten wel in de kozijnen. Daarnaast hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangegeven dat de deuren niet alleen de kort waren, maar ook te smal. Een en ander is ook te zien op de in de conclusie van antwoord onder 20 geplaatste foto. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming door deuren te leveren die niet passend waren.
[eiseres] is in verzuim
4.13.
Vervolgens moet worden beoordeeld of [eiseres] in verzuim is geraakt. Volgens [eiseres] is dat niet het geval. Zij beroept zich namelijk op de bepaling van schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW). [eiseres] stelt dat zij de gebreken wel wilde repareren, maar dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] haar daarvoor de kans niet hebben gegeven. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben haar namelijk op 9 november 2023 de toegang tot de woning geweigerd.
4.14.
De kantonrechter gaat daar niet in mee. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben [eiseres] meerdere keren de kans gegeven om de gebreken te herstellen, maar [eiseres] is daar niet (op tijd) op ingegaan. Op 29 juni 2023 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] via WhatsApp aan [eiseres] bericht dat de ramen getint lijken en dat de deuren niet goed zijn ingemeten. Daarna hebben zij op 2 juli 2023 een e-mail aan [eiseres] gestuurd waarin zij aangeven dat zij de deuren en het geplaatste glas niet accepteren. Zij verzochten [eiseres] om met een passend voorstel te komen om de gebreken te herstellen. Vervolgens hebben zij [eiseres] op 18 juli 2023 in gebreke gesteld, waarbij [eiseres] tot en met 28 juli 2023 de kans heeft gekregen de gebreken te herstellen. Op 14 augustus 2023 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opnieuw een bericht aan [eiseres] verstuurd, waarin zij [eiseres] verzochten om binnen twee weken schriftelijk aan te geven op welke manier en wanneer de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Op 25 augustus 2023, bijna twee maanden na het eerste bericht, is [eiseres] nog steeds niet met een voorstel gekomen om de gebreken te verhelpen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben toen aangegeven dat zij niet meer wilden dat [eiseres] de gebreken zou herstellen, maar dat zij een vervangende schadevergoeding wilden. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] op dat moment genoeg kansen heeft gehad de gebreken te herstellen en dat zij daarom in verzuim is geraakt.
De vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet worden verrekend met de vordering van [eiseres]
4.15.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] aansprakelijk is voor de herstelkosten die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten maken. [eiseres] heeft de hoogte van de herstelkosten niet betwist. De hoogte daarvan staat daarom vast. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun vordering van in totaal € 23.757,85 kunnen verrekenen met de vordering van [eiseres] . Omdat dit bedrag de hoogte van de vordering van [eiseres] (van € 19.396,23) overstijgt, hoeven zij niets meer aan [eiseres] te betalen.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoeven geen buitengerechtelijke kosten te betalen
4.16.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen, is er ook geen reden om de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
4.17.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
4.18.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.