ECLI:NL:RBMNE:2024:5943
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiser had op 26 juli 2024 beroep aangetekend tegen een beslissing die op 2 juli 2024 was genomen. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht van € 187,- niet had betaald. Dit griffierecht is verplicht volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiser op 9 september 2024 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank geen betaling heeft ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb.
De uitspraak, gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van griffier J.M.J. Kooistra, is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.