ECLI:NL:RBMNE:2024:5945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
11006914
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van hoge energiekosten en huurprijsverlaging in verband met vermeend gebrek aan gehuurde woning

In deze zaak heeft de eiser, die al jaren een hoog energieverbruik ervaart in de door hem gehuurde woning, vorderingen ingesteld tegen de verhuurder, [gedaagde] B.V., voor compensatie van de hoge energiekosten en huurprijsverlaging. De eiser stelt dat het hoge energieverbruik het gevolg is van een gebrek aan de woning. De kantonrechter heeft op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eiser niet ontvankelijk werd verklaard in zijn vorderingen. De rechter oordeelde dat de eiser niet heeft aangetoond dat het hoge energieverbruik veroorzaakt wordt door een gebrek aan de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning in 2014 is gebouwd volgens de geldende bouw- en isolatie-eisen en dat er geen substantiële gebreken zijn aangetoond die het hoge energieverbruik zouden kunnen verklaren. De eiser had ook een rapport van een energiedeskundige, maar dit rapport werd niet in de beoordeling betrokken omdat het niet was overgelegd. De kantonrechter concludeerde dat er geen recht op compensatie of huurprijsverlaging was, omdat er geen gebrek aan de woning was vastgesteld. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 813,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11006914 \ UC EXPL 24-2025
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde] B.V.(lees: [naam onderneming] B.V.),
te [vesigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.M. Hielkema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 22 bijlagen
- de conclusie van antwoord met 1 productie
- de brief van [eiser] van 19 augustus 2024 met bijlagen
- de mondelinge behandeling van 23 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2024. [eiser] was aanwezig. Namens [gedaagde] B.V. waren verschenen [A] en [B] , bijgestaan door mr. Hielkema, de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Aan het einde van de zitting is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] geeft aan al jaren een hoog energieverbruik te hebben om de door hem gehuurde woning te verwarmen. Hij heeft door het hoge energieverbruik een hoge energierekening. [eiser] is van mening dat het hoge energieverbruik te wijten is aan de woning en het gebouw waarin de woning zich bevindt. Hij vraagt € 6.453,- als compensatie voor het jarenlange hoge verbruik, verminderd met € 924,- aan ontvangen overheidsbijdrage tijdens de energiecrisis, en om huurprijsverlaging. [gedaagde] , verhuurder van de woning, is het met beide vorderingen niet eens.

3.De beoordeling

[eiser] is ontvankelijk in zijn vordering
3.1.
[gedaagde] heeft er in de conclusie van antwoord op gewezen dat de verkeerde partij is gedagvaard door [eiser] . [eiser] heeft namelijk niet met [gedaagde] B.V. maar met [naam onderneming] B.V. een huurovereenkomst gesloten. De gemachtigde van [gedaagde] B.V. heeft echter ter zitting meegedeeld dat gedaagde ermee akkoord is dat de dagvaarding wordt gelezen alsof [naam onderneming] B.V. is gedagvaard. [gedaagde] B.V. is een vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde groep als [naam onderneming] B.V.. [gedaagde] B.V. heeft daarom kennis van het geschil en is in staat inhoudelijk in te gaan op hetgeen door [eiser] wordt gesteld en gevorderd.
3.2.
Gelet op deze mededeling van de gemachtigde van [gedaagde] zal de kantonrechter om proceseconomische redenen de dagvaarding lezen alsof [naam onderneming] B.V. de gedaagde partij is. [eiser] kan daarom – ook al heeft hij de verkeerde partij gedagvaard – toch worden ontvangen in zijn vordering.
Moet [gedaagde] compensatie betalen voor de hoge energiekosten van [eiser] ? Nee.
3.3.
[eiser] heeft als juridische gronden voor zijn vorderingen artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en wanprestatie (artikel 6:74 BW) genoemd. Artikel 7:17 BW gaat over de koop van een zaak, terwijl [eiser] een huurovereenkomst met [gedaagde] heeft. Artikel 7:17 BW kan daarom geen juridische grond opleveren voor de vorderingen van [eiser] op [gedaagde] . [eiser] stelt dat hij andere verwachtingen had van de hoogte van de energierekening op het moment dat hij de woning betrok en dat hij als huurder recht heeft op woongenot. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [eiser] zijn vordering tot compensatie heeft bedoeld te baseren op de artikelen 7:204 en 7:208 BW, die gelden voor huurovereenkomsten. Op grond van deze bepalingen is de verhuurder - kort samengevat - verplicht tot het betalen van schadevergoeding als het gehuurde een gebrek heeft. Van een gebrek is sprake als de gehuurde zaak een staat of omstandigheid heeft waardoor de gehuurde zaak niet het genot kan bieden dat de huurder bij aanvang van de overeenkomst mocht verwachten. Uit deze bepalingen volgt dat [gedaagde] compensatie voor de hoge energierekening aan [eiser] moet betalen als het hoge energieverbruik van [eiser] wordt veroorzaakt door een gebrek aan het gehuurde. [1] De kantonrechter is van oordeel dat er geen gebrek is aan de woning van [eiser] . [gedaagde] hoeft [eiser] daarom geen compensatie voor zijn hoge energieverbruik te betalen. De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe tot deze beoordeling is gekomen.
3.4.
[eiser] heeft in de loop der tijd diverse acties ondernomen om de oorzaak van zijn hoge energieverbruik te achterhalen. Er zijn dingen uitgezocht en reparaties (ook in opdracht van [gedaagde] ) verricht, maar het energieverbruik is niet substantieel omlaag gegaan. [gedaagde] heeft ook onderzoek laten doen aan de woning van [eiser] . Uit dit onderzoek is geen gebrek aan de woning naar voren gekomen. [gedaagde] wijst er ook op dat de woning in 2014 is gebouwd volgens de geldende bouw- en isolatie-eisen en energielabel A heeft. [gedaagde] heeft hiermee voldoende bestreden dat het hoge energieverbruik wordt veroorzaakt door een gebrek aan de woning.
3.5.
[eiser] beschikt zelf over een rapport van een door hem eind 2023 ingeschakelde energiedeskundige. Omdat dat rapport niet door [eiser] aan de kantonrechter is gegeven, kan de kantonrechter dat rapport niet in haar beoordeling betrekken. [eiser] heeft aangevoerd dat er volgens dat rapport iets moet gebeuren aan isolatie van de vloer, wanden en een stukje muur van zijn woning, maar dat de oorzaak van het hoge verbruik vooral de windtrechter is in het gebouw waarin zijn woning zich bevindt. Tegenover de woning van [eiser] is namelijk een open ruimte in het gebouw waardoor de wind extra hard waait, precies tegen de woning van [eiser] . Volgens [eiser] is dit de belangrijkste oorzaak van zijn hoge energieverbruik. [gedaagde] brengt hier terecht tegenin dat als de windtrechter al de oorzaak van het hoge verbruik zou zijn, dit geen gebrek is maar een gevolg van de ligging van de woning in het gebouw.
3.6.
Samenvattend: er is dus geen recht op vergoeding van de hoge energiekosten want er is geen gebrek aan de woning van [eiser] vast te stellen. Voor zover de oorzaak van het hoge energieverbruik het gat in het gebouw tegenover de woning van [eiser] zou zijn, is dit niet aan te merken als een gebrek aan de woning van [eiser] want dit is nu eenmaal de situatie van het gebouw waarin de woning van [eiser] zich bevindt.
Is er aanleiding om de huurprijs structureel te verlagen? Nee.
3.7.
Een huurder kan vermindering van de huurprijs vragen als er een gebrek aan het gehuurde is vastgesteld waardoor hij verminderd woongenot heeft. [2] Zoals hierboven al is geoordeeld, is er aan de woning van [eiser] geen gebrek vast te stellen. [eiser] heeft daarom geen recht op huurprijsverlaging.
De proceskosten
3.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, vermeerderd met de wettelijke rente,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:208 van het Burgerlijk Wetboek: Onverminderd de gevolgen van niet-nakoming van de verplichting van artikel 206 is de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had.
2.Artikel 7:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek: De huurder kan in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen van de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen.