ECLI:NL:RBMNE:2024:5950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
16-127258-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer en vrijspraak bij zware mishandeling in Almere

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en wonende in Almere, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling, primair en subsidiair, na een steekincident op 22 mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde, waarbij zij werd vastgegrepen door de aangever, wat leidde tot een worsteling. Tijdens deze worsteling heeft de verdachte met een mes in het been van de aangever gestoken. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat de aangever had opgelopen niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, en sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat zij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.127258.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. N. Alberts, gevestigd te Almere, alsmede van hetgeen de benadeelde partij en zijn advocaat, mr. M. Veldman, gevestigd te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair: op 22 mei 2023 in Almere opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [aangever] heeft toegebracht door met een mes (meermalen) in het been van die [aangever] te steken en/of prikken en/of snijden,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat het toegebrachte letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het medisch ingrijpen is beperkt gebleven en de verwachte genezingsduur betrof ongeveer vier weken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de messteek van verdachte niet kan worden aangemerkt als gericht op het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het doel van verdachte was enkel en alleen loskomen uit de greep van aangever. Subsidiair meent de verdediging dat voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden aangenomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde zware mishandeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan aangever. Voor de beantwoording van de vraag of het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, kijkt de rechtbank naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. Bij de aard van het letsel gaat het bijvoorbeeld om verlies van het gebruik van een zintuig, verminking en verlamming, of ernstige lichamelijke schade aan de gezondheid. Bij noodzaak en aard van medisch ingrijpen gaat het om de vraag of sprake is van bijvoorbeeld operatief ingrijpen van een zekere ernst.
De rechtbank stelt aan de hand van de medische informatie in het procesdossier vast dat aangever een wond in zijn rechterbeen heeft opgelopen van ongeveer 1 centimeter lang. Uit de letselrapportage van 31 mei 2023 blijkt dat de diepte van de wond niet kan worden bepaald, en dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat sprake was van een slagaderlijke bloeding. Er is drukverband aangebracht en aangever heeft geen operatie hoeven ondergaan. In augustus 2023 heeft de internist vastgesteld dat aangever als gevolg van de steekverwonding een trombosebeen heeft. Aangever gebruikt hiervoor medicatie en de behandelindicatie is drie maanden.
Gelet op de beperkte medische behandelingen alsmede het herstel van aangever binnen een relatief beperkte periode, is de rechtbank van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in juridische zin. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2023 hadden [verdachte] en ik ruzie. Zij heeft mij toen met een mes in mijn been gestoken. [2]
In een
proces-verbaal van bevindingenheeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 22 mei 2023 kwamen wij aan op het adres in Almere waar sprake zou zijn van een steekincident. Ik zag dat een persoon in de deuropening lag welke hevig onder het bloed zat. Dit was voornamelijk bij zijn been. Ik zag dat de verdachte onder het bloed zat. Ik zag dat de verdachte een wondje had aan haar linkeroor. In de keuken zag ik een mes liggen op het aanrecht. Ik zag dat het lemmet van het mes onder het bloed zat. Ik zag dat er een grote plas bloed in de keuken lag. [3]
In een
proces-verbaal van bevindingenwaar foto’s van de plaats delict zijn toegevoegd heeft verbalisant [verbalisant 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Screenshot 3:
Ik zag een rode substantie op de vloer liggen. [4]
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2023 waren [aangever] en ik bij mij thuis in Almere. We hadden de avond ervoor ruzie. In de ochtend van 22 mei zag ik op mijn telefoon de berichten die hij mij in de nacht had gestuurd. Hierdoor werd ik boos. Ik had zijn spullen ingepakt en klaargelegd in de gang. Ik maakte hem wakker en zei dat hij weg moest gaan. Als we ruzie hebben gaat het ook vaak over de koelkast. De koelkast is van hem. Ik wilde de koelkast ontkoppelen zodat hij deze samen met zijn spullen kon meenemen. Ik probeerde de slang naar de kraan los te krijgen, maar dat lukte niet. Ik pakte een mes zodat ik de slang kon doorsnijden. [aangever] stond ineens achter mij. Hij greep mij bij mijn polsen vast. Er ontstond een worsteling en hij beet mij in mijn wang. Daarna draaide hij zich waardoor hij met zijn rug naar het aanrecht stond. Ik stond toen nog steeds met mijn rug naar hem toe. Hij greep mij met zijn rechterarm bij mijn keel. Ik kreeg geen lucht. Ik probeerde los te komen door te spartelen. Ik had op dat moment niet door dat ik het mes nog in mijn hand had. Toen riep hij “Au” en zag ik veel bloed. [5]
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Utrecht, opgemaakt op 31 mei 2023 door J. Overkamp, forensisch arts, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Informatie SEH:
Massale bloeding rondom a.poplitea (slagader knieholte). Door het vele bloedverlies is er waarschijnlijk sprake van een slagaderlijke bloeding. Dit is niet met zekerheid te zeggen omdat het beeld onduidelijk is door de bloeding.
Conservatief beleid: drukverband. Geen medicatie.
Schatting duur verdere genezing zichtbare en overige letsels: 2 weken.
Letsel:Lichaamsdeel: rechterbeen. Op de achterkant van het rechterbeen een scherpbegrensde streepvormige onderbreking van de huid van ongeveer 1 centimeter lang. De diepte van de wond is niet te bepalen aan de hand van de foto.Soort: steekwond. [6]
Een
schriftelijk bescheid, te weten de brief van 2 augustus 2023 namens [A] , internist (separaat opgenomen in het dossier), voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Conclusie
Diep veneuze trombose van de vena poplitea rechts, geduid als provoked na trauma (vaatletsel v.poplitea).
Bespreking
De diep veneuze trombose was geluxeerd na trauma. Derhalve bestaat er een behandelindicatie met rivaroxaban voor 3 maanden, en is er geen verdere diagnostiek ingezet naar andere mogelijke luxerende factoren voor de trombose. [7]
Bewijsoverweging
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte aangever op 22 mei 2023 één keer in zijn rechterbeen heeft gestoken. Aangever heeft hierdoor op de achterkant van het rechterbeen een wond opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over wat zij met het mes heeft gedaan en hoe zij aangever heeft geraakt, betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hiertoe in de eerste plaats dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting consistent en gedetailleerd is, en de verklaring ter terechtzitting niet afwijkt van hetgeen zij eerder bij de politie heeft verteld. Zo heeft verdachte zeer kort na het incident in gesprek met de 112-meldkamer al aangeven dat aangever haar bij de nek had gegrepen, en dat zij daarom met het mes heeft gestoken. Deze verklaring wordt ook niet weersproken door de letselbeschrijving of de overige stukken in het dossier. Bovendien heeft verbalisant [verbalisant 1] letsel bij het oor van verdachte waargenomen toen hij ter plaatse kwam, wat past bij de verklaring van verdachte over het letsel dat zij tijdens de worsteling heeft opgelopen. Ook passen de plek van het bloed in de keuken, namelijk vlak voor het aanrecht, en de plek van de steekwond (aan de achterzijde van het been) bij het verhaal van verdachte. Dat aangever een andere verklaring heeft gegeven, doet hier niet aan af. Aangever verklaart namelijk wisselend over de toedracht. Zo verklaart aangever eerst dat verdachte met haar rug tegen het aanrecht stond, en hij voor verdachte stond, neus aan neus. Daarna verklaart aangever dat hij schuin voor verdachte staat, en dat verdachte met haar rug tegen de koelkast staat. Daarnaast heeft aangever verklaard dat hij omdraaide en in zijn been werd gestoken, terwijl de plaats van de wond, (het rechterachterbeen) en het gegeven dat verdachte het mes in haar rechterhand had, beter aansluit bij de lezing van verdachte. De rechtbank neemt de verklaring van verdachte over de wijze waarop zij aangever met het mes heeft geraakt daarom als uitgangspunt.
De vraag die vervolgens voorligt is of dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft tijdens de worsteling met aangever een mes vastgehouden en hevig met haar armen bewogen. Naar algemene ervaringsregels roept een dergelijk handelen de aanmerkelijke kans in het leven dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. Snij- en steekwonden kunnen immers zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben; operatief ingrijpen kan nodig zijn en er kunnen permanente beschadigingen en blijvend ontsierende littekens ontstaan. Nu het algemene ervaringsregels betreffen, heeft eenieder – en dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Verdachte heeft desondanks tijdens de worsteling het mes vastgehouden, haar armen hevig bewogen en aangever één keer in zijn been geraakt. De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen blijkt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Daarmee is het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
zijopof omstreeks22 mei 2023 te Almere, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althanseenmaal, in het been, althans het lichaamvan die [aangever] heeft gestokenen/of geprikt en/of gesnedenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waarbij het noodzakelijk was voor verdachte om zich daartegen te verdedigen en dat het handelen van verdachte daartoe geboden was. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het primair ten laste gelegde feit.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte primair een beroep op noodweer gedaan. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een noodweersituatie, waarin verdediging door verdachte tegen de aanranding van haar lijf door aangever noodzakelijk was. Verdachte is door aangever vastgepakt en in een wurggreep gehouden waardoor ze geen lucht meer kreeg. Verdachte kon geen kant meer op. Toen ze probeerde los te komen en met haar armen om zich heen zwaaide, heeft ze het mes in het been van aangever gestoken. Kijkend naar de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden, was de verdediging door verdachte proportioneel.
De raadsvrouw heeft subsidiair een beroep op noodweerexces gedaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Namens verdachte is primair een beroep op noodweer gedaan. Een beroep op noodweer slaagt indien aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. Deze verdediging mag de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Als er een beroep op noodweer wordt gedaan, moet de rechtbank allereerst beoordelen of de feitelijke toedracht, die uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de feitelijke toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt. Dit betekent dat de rechtbank de vraag moet beantwoorden of de door verdachte begane feiten waren geboden door de noodzakelijke verdediging – waarin de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit besloten liggen – tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Vaststelling van de feitelijke toedracht voorafgaand aan het incident
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de feitelijke toedracht voorafgaand aan het incident als volgt is. Dit is in belangrijke mate gebaseerd op de verklaring van verdachte, die de rechtbank – zoals hiervoor reeds is toegelicht – betrouwbaar acht.
Verdachte had ten tijde van het incident een relatie met ex-partner en aangever [aangever] . Zij hadden op de dag van het incident ruzie met elkaar. Verdachte had de spullen van aangever in de gang klaargelegd en hem gevraagd weg te gaan. De ruzies van verdachte en aangever gingen geregeld over de koelkast van aangever. Verdachte wilde dat hij ook zijn koelkast zou meenemen en probeerde deze daarom te ontkoppelen. Omdat dit haar niet lukte, heeft ze een mes gepakt zodat ze de slang naar de kraan kon doorsnijden. Aangever stond op dat moment achter haar en greep haar bij haar polsen vast. De rug van verdachte stond toen tegen de buik van aangever aan. Vervolgens greep aangever met zijn rechterarm verdachte bij haar nek waardoor zij geen lucht meer kreeg. Verdachte probeerde los te komen door haar armen hevig te bewegen waarbij zij aangever in zijn rechterbeen heeft gestoken.
Ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding
Op grond van de door de rechtbank vastgestelde feitelijke toedracht voorafgaand aan het incident, zoals hiervoor opgenomen, en hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent de beoordeling van het bewijs, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever. De aanranding bestond uit het vastgrijpen van verdachte bij haar nek waardoor zij geen lucht meer kreeg.
De rechtbank komt hiermee tot het oordeel dat sprake was van een noodweersituatie.
Eis van subsidiariteit en proportionaliteit
Bij de vraag of aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan, moet worden beoordeeld of verdachte in plaats van de gehanteerde verdediging een andere uitweg had waarvoor zij had moeten kiezen. De rechtbank komt tot het oordeel dat op grond van de vastgestelde feiten kan worden geconcludeerd dat verdachte geen reële mogelijkheid heeft gehad om uit de greep van aangever te komen. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte kleiner en minder sterk is dan aangever, en dat aangever haar van achteren vasthield. Er was voor verdachte geen mogelijkheid om zich aan de aanval van aangever te onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande aan het vereiste van subsidiariteit voldaan.
De volgende vraag is of de gekozen reactie van verdachte een proportionele reactie was op de aanranding van aangever. Het komt er hierbij op neer of de reactie van verdachte niet in een onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Naar het oordeel van de rechtbank had van verdachte niet mogen worden verwacht dat zij zich op een andere manier had moeten verdedigen dan zij heeft gedaan. Verdachte werd om haar nek vastgegrepen en -gehouden terwijl ze geen kant op kon. Zij heeft om uit die positie vandaan te komen, gebruik gemaakt van het mes. De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de wijze van verdedigen door verdachte in een redelijke verhouding stond tot de op haar uitgeoefende aanranding.
De rechtbank concludeert dat verdachte de haar verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van haar eigen lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval van aangever. Het beroep op noodweer slaagt daarom en verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.1
BENADEELDE PARTIJ
[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 23.285,00. Dit bedrag bestaat uit € 15.785,00 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij nu zij ontslag van alle rechtsvervolging heeft gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren nu zij een beroep op noodweer heeft gedaan.
Subsidiair dient de eigen schuld van de benadeelde partij te leiden tot matiging van de vordering. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de kosten voor de kleding en de gederfde inkomsten niet-ontvankelijk te verklaren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering nu verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de rechtbank hem veroordelen in de kosten door de verdachte gemaakt. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Benadeelde partij
  • verklaart benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij [aangever] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en F.T. Haak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2024.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almere, althans in Nederland, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in het been, in elk geval het lichaam heeft toegebracht door: die [aangever] , met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het been, althans het lichaam te steken en/of te prikken en/of te snijden;
subsidiair:
zij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het been, althans het lichaam van die [aangever] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesnedenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 oktober 2023, genummerd MD2R023078-58, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 200. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 178 t/m 182.
3.Pagina’s 81 en 82.
4.Pagina’s 97 t/m 99.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2024.
6.Pagina’s 1 t/m 4 van een (separaat in het dossier opgenomen) schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Utrecht van 31 mei 2023.
7.Pagina’s 1 en 2 van een (separaat in het dossier opgenomen) schriftelijk bescheid, te weten de brief van Polikliniek Interne geneeskunde van 2 augustus 2023.