ECLI:NL:RBMNE:2024:5971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/568184 / JL RK 24-4
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 18 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij hun vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen momenteel bij de vader. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de basale verzorging van de kinderen en de woonsituatie van de moeder. De moeder heeft momenteel onvoldoende ruimte voor de kinderen en er is onduidelijkheid over haar situatie. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van zes maanden verleend, om ervoor te zorgen dat de kinderen in een veilige omgeving kunnen opgroeien.

De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening, en het snel herstellen van contact tussen de moeder en de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De ouders hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/568184 / JL RK 24-4
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.G. Nagel te Almere,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 22 december 2023;
- de brief van de advocaat van de moeder met bijlagen van 16 januari 2024;
  • de brief van de Raad met bijlagen van 17 januari 2024;
  • het bericht van de Raad met bijlagen van 22 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. D.G. Nagel;
  • de heer [A] namens de Raad;
  • de heer [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] binnen het netwerk, te weten bij de vader voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van zes maanden noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter acht bij deze beslissing het volgende van belang.
4.2.
De kinderrechter begrijpt de zorgen van de Raad en is van oordeel dat er zicht moet komen op de kinderen via een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Het vrijwillig kader is, gezien de wisselende houding van de moeder tegenover de inzet van hulpverlening, ontoereikend. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing acht de kinderrechter noodzakelijk, omdat er de afgelopen periode veel onzekerheid is geweest over de woonsituatie van de moeder. De moeder heeft momenteel een plek om te verblijven, maar daar is onvoldoende ruimte voor de kinderen. Partijen zijn het erover eens dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op dit moment daarom niet bij de moeder kunnen wonen. De ouders hebben er daarom samen voor gekozen dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] sinds december 2023 bij de vader wonen in plaats van bij de moeder. Dit gaat goed. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de vader is noodzakelijk om te verzekeren dat de kinderen voorlopig bij de vader kunnen blijven. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de vader de komende periode ondersteuning krijgt bij de opvoeding van de kinderen. Het is voor hem wennen om ineens drie kinderen in huis te hebben. Daarnaast is het van belang dat de ouders goed met elkaar en met de hulpverlening blijven samenwerken en dat zij openheid van zaken geven. Ook vindt de kinderrechter het van groot belang dat er snel weer contact is tussen moeder en de kinderen en niet alleen via videobellen. Zowel de vader als de moeder hebben ter zitting ingestemd met de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
4.3.
De concrete bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is:
  • de zorgen van de Raad omtrent de basale verzorging van de kinderen, omtrent de huisvesting van de moeder, omtrent de (voldoende) beschikbaarheid van een opvoeder/verzorger en omtrent het uitblijven van noodzakelijke medische zorg en;
  • het gebrek aan zicht op de opvoedsituatie.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 18 januari 2024 tot 18 januari 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] binnen het netwerk, te weten bij de vader met ingang van 18 januari 2024 tot 18 juli 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 16 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.