Op 18 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij hun vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen momenteel bij de vader. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de basale verzorging van de kinderen en de woonsituatie van de moeder. De moeder heeft momenteel onvoldoende ruimte voor de kinderen en er is onduidelijkheid over haar situatie. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van zes maanden verleend, om ervoor te zorgen dat de kinderen in een veilige omgeving kunnen opgroeien.
De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening, en het snel herstellen van contact tussen de moeder en de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De ouders hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing.