Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- de brief van de Raad met bijlagen van 17 januari 2024;
- het bericht van de Raad met bijlagen van 22 januari 2024.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, vanwege zorgen over de basale verzorging, huisvesting en de beschikbaarheid van de moeder. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en hebben tijdens de zitting hun standpunten toegelicht. De moeder heeft betoogd dat zij aan alle zorgverplichtingen voldoet en dat de zorgen van de Raad onterecht zijn. De vader heeft zich achter de stellingen van de moeder geschaard en benadrukt dat [minderjarige] in een stabiele omgeving opgroeit.
De kinderrechter heeft de stukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor een ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige]. De zorgen van de Raad zijn niet voldoende onderbouwd en de kinderrechter heeft besloten het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen. De kinderrechter heeft de moeder de kans gegeven om zich te bewijzen en heeft benadrukt dat zij openheid van zaken moet geven. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op dezelfde dag, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.