ECLI:NL:RBMNE:2024:5981

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
16.028649.02 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling en beëindiging van de dwangverpleging onder voorwaarden

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die sinds 2011 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft besloten de termijn van de tbs met één jaar te verlengen, maar tegelijkertijd de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank baseert deze beslissing op de bevindingen van deskundigen die het recidivegevaar als laag inschatten, hoewel er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. De rechtbank heeft de adviezen van de kliniek en de reclassering overgenomen, die aangeven dat de betrokkene zich goed heeft ontwikkeld en dat er geen incidenten hebben plaatsgevonden tijdens zijn verblijf in de kliniek en de resocialisatie. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van anderen gewaarborgd kan worden door het stellen van voorwaarden aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de wensen van de nabestaanden met betrekking tot een locatieverbod, maar heeft besloten dit niet verder uit te breiden dan reeds was vastgesteld. De beslissing is genomen met de nodige terughoudendheid, gezien de ernst van het oorspronkelijke delict en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.028649.02 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 25 oktober 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de terbeschikkinggestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 mei 2005 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan moord;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 26 mei 2011;
  • de beslissing van deze rechtbank van 24 mei 2023, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 24 april 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar;
  • het verlengingsadvies van [instelling 1] van 12 maart 2024, opgemaakt door mevr. [A] , algemeen directeur, dhr. [B] , directeur behandelzaken, dhr. [C] , hoofd behandeling en dhr. [D] , psychiater, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen;
  • het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024, opgemaakt door mevr. M.M. Sprock, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024, opgemaakt door dhr. A.E. Haan, psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 16 januari 2023 tot en met 4 september 2023;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 4 september 2023 tot en met 4 maart 2024;
  • het reclasseringsadvies van 5 juli 2024, opgemaakt door mevr. E. Maurits, reclasseringswerker.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 11 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
- de officieren van justitie, mrs. A.P. Altena en J.R.F. Esbir Wildeman;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, dhr. [C] ;
- de psycholoog, dhr. M.M. Sprock;
- de psychiater, mevr. A.E. Haan;
- de reclasseringswerker, mevr. E. Maurits.

3.Het standpunt van de kliniek

Het standpunt van de kliniek blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de kliniek toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis, te weten een stoornis in het autismespectrum en een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en narcistische trekken.
Het risico op recidive bij beëindiging van de maatregel wordt door de kliniek ingeschat als laag op de korte termijn en matig op de lange termijn. Voor die inschatting is het volgende van belang.
Sinds december 2022 verblijft betrokkene op de resocialisatieafdeling van de huidige kliniek. Sinds juni 2023 is hij geplaatst in een trainingswoning, behorende bij de kliniek. Dat verloopt naar wens. Sinds deze zomer heeft hij een huisgenoot. Het wonen met de huisgenoot gaat ook goed. Betrokkene stelt zich verdraagzaam op. Sinds maart 2023 heeft hij bovendien een betaalde baan. Zijn werkgever is tevreden. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan in de bijna 1,5 jaar dat hij in de trainingswoning verblijft en een betaalde baan heeft.
Bovendien houdt betrokkene zich aan de voorwaarden, werkt hij mee aan controles en verlopen zijn verloven goed. Betrokkene heeft aangetoond langdurig abstinent te kunnen blijven, ook bij afschaling van toezicht en verruiming van zijn eigen verantwoordelijkheden. Met ondersteuning van het professionele netwerk laat hij zien goed met spanningen of tegenslagen om te kunnen gaan. De verwachting is dat betrokkene in een fase van de behandeling is beland waarbij hij meer op eigen benen kan gaan staan. Ingeschat wordt dat hij zich zal blijven voegen zolang hij onder de tbs-maatregel valt.
De belangrijkste stap die gezet moet worden, is de overgang naar een eigen woning. Verder zijn de belangrijkste maatschappelijke factoren op orde. De reclassering is betrokken bij het traject en zodra een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in zicht komt, zal het ForFACT in beeld komen voor ambulante zorg. Zij zullen dan vooral de taak overnemen die de sociotherapie nu heeft: met enige regelmaat contact houden zodat eventuele dreigende ontregeling of oplopende spanningen adequaat opgepakt kunnen worden.
Een belemmerende factor bij de risico-inschatting is wel dat er weinig zicht is op de interne processen die gaande zijn bij betrokkene als er sprake is van spanningsopbouw. Zijn emotie is moeilijk te duiden. Betrokkene is geneigd zichzelf in eerste instantie terug te trekken wanneer spanning oploopt. Bij het wegvallen van toezicht en ondersteuning bestaat de kans dat betrokkene sneller zijn eigen plan zal gaan trekken. Vanuit een zekere hulpverleningsvermoeidheid is de verwachting dat hij niet op eigen initiatief hulp in zal schakelen waardoor stress kan toenemen.
Tegelijkertijd ziet de kliniek echter dat betrokkene steeds opener wordt over wat er in hem omgaat. Dat is vooral zo als aan hem vragen worden gesteld. De antwoorden die betrokkene dan geeft zijn helder en de kliniek heeft de indruk dat de antwoorden ook eerlijk en niet manipulatief zijn. De periode dat hij in de kliniek heeft verbleven is dusdanig lang, dat wel duidelijk was geworden als hij zich anders voordeed dan dat hij zich daadwerkelijk voelde. Het komt ook voor dat hij zelf naar de kliniek toekomt met vragen, bijvoorbeeld als zich dilemma’s voordoen in zijn werk. Hij vraagt dan om ondersteuning bij het maken van keuzes.
Voor de inschatting van het recidiverisico acht de kliniek ten slotte van belang dat betrokkene ook voordat hij naar de [instelling 1] kwam al 3,5 jaar buiten de kliniek heeft verbleven, zonder dat zich incidenten hebben voorgedaan. Dat verblijf van 3,5 jaar buiten de kliniek laat bovendien zien dat hij al een lange periode van resocialisatie achter de rug heeft.
De kliniek ziet geen mogelijkheden om de risico’s die er nog zijn binnen het huidige kader verder terug te dringen, in die zin dat er volgens de kliniek geen verdere behandeling meer nodig is. Als de maatregel in de huidige vorm opnieuw zou worden verlengd, verwacht de kliniek dat de situatie blijft zoals die nu is. Het lage recidiverisico dat nog resteert kan volgens de kliniek binnen een voorwaardelijk beëindigd kader goed worden gemanaged. De kliniek schat verder in dat de risico’s gelijk blijven als de maatregel wordt afgeschaald, waarbij de reclassering het toezicht verzorgt en begeleiding gegeven wordt door het ForFACT. Omdat de reclassering al enige tijd betrokken is, is het een logisch moment de begeleiding verder aan de reclassering over te dragen. Dat kan in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Mocht ForFact nog niet direct in staat zijn de geadviseerd ambulante begeleiding te bieden, dan zal de kliniek bereid zijn zolang de benodigde zorg te blijven bieden. Door het verblijf van betrokkene in de trainingswoning, blijft de kliniek ook na de overdracht van deze zorg zicht houden op zijn gedrag.
Het advies luidt dan ook om de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

Ook de andere deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. De psychiater ziet voldoende onderbouwing voor een stoornis in het autismespectrum. De psycholoog ziet vooral een persoonlijkheidsstoornis met primair schizofrene kenmerken waarbij differentiaal diagnostisch gedacht kan worden aan een autismespectrumstoornis. Er bestaat volgens de deskundigen een duidelijke overlap tussen genoemde stoornissen en het betreft waarschijnlijk vooral een academische discussie welke diagnostische classificatie juist is.
De psychiater schat het risico op recidive laag in, bij voortzetting van de maatregel. Bij beëindiging van de maatregel kan deze oplopen naar matig op langere termijn bij langdurig ervaren spanningen of overbelasting, problemen in de sociale interactie waarmee betrokkene geen raad weet en geen uitweg meer ziet in combinatie met alcoholgebruik. Er is een positieve lijn ingezet en logischerwijs dient zich de fase aan waarin de reclassering het toezicht en een nieuw ambulant team de begeleiding van de kliniek over zullen nemen. Het risicomanagement bestaat uit het inzetten van beschermende factoren zoals passend werk, vrijetijdsbesteding, gezonde financiën, passende huisvesting en aandacht voor balans tussen draagkracht en draaglast. Daarbij moeten de reclassering en het nieuwe ambulante team betrokkene voldoende op hun netvlies hebben en een werkrelatie hebben kunnen opbouwen.
De psychiater adviseert om de maatregel met een jaar te verlengen en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
De psycholoog schat de kans op herhaling van een soortgelijk strafbaar feit als waarvoor de huidige tbs- maatregel werd opgelegd, ook laag in. Bij het wegvallen van elk kader voor zorg, begeleiding en toezicht, zou dit mogelijk kunnen oplopen naar matig, maar dit is niet met zekerheid te voorspellen. De verdere resocialisatie zou ook kunnen uitwijzen dat het recidiverisico, bij afbouw van de maatregel, op laag niveau blijft. Risico op toekomstig geweld in bredere zin lijkt ook laag te zijn. Er is geen enkele indicatie dat betrokkene een in algemene zin agressieve, gewelddadige man is. Op de terechtzitting heeft de deskundige over de inschatting van het recidiverisico op de langere termijn dan ook toegevoegd dat het mogelijk oplopen van het recidiverisico een theoretisch voorbehoud is. Daarbij speelt mee dat het delictscenario nooit helemaal helder is geworden. De deskundige verwacht ook niet dat die helderheid nog komt. Mede gelet op de zeer specifieke omstandigheden waaronder betrokkene het indexdelict heeft gepleegd, verwacht de deskundige echter niet dat betrokkene zich nogmaals zal schuldig maken aan een dergelijk feit.
Ten tijde van het opstellen van het rapport adviseerde de psycholoog om in rustig tempo, met strikte monitoring en met de nodige voorzichtigheid in vervolgstappen, het huidige traject van afbouw van risicomanagement te ondersteunen. Concreet betekende dit het toewerken naar voorwaardelijke beëindiging en wonen in een eigen woning in regio [plaats] of [plaats] , onder toezicht van de reclassering door middel van de verlenging van de maatregel met één jaar. Nu er ook een maatregelenrapport ligt van de reclassering, sluit de psycholoog zich aan bij het advies om de maatregel niet alleen met een jaar te verlengen, maar ook de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.

5.Het standpunt van de reclassering

De reclassering heeft zich ook gebogen over de vraag in hoeverre een overgang naar een voorwaardelijke beëindiging passend is en welke voorwaarden hieraan verbonden zouden moeten zijn.
Het huidige recidiverisico wordt ingeschat als laag door zowel de reclassering, de twee Pro Justitia rapporteurs als de tbs-kliniek. Bij beëindiging van de maatregel kan het recidiverisico ook volgens de reclassering oplopen naar matig op de langere termijn bij langdurig ervaren spanningen of overbelasting, problemen in de sociale interactie waarmee betrokkene geen raad weet en geen uitweg meer ziet, in combinatie met alcoholgebruik. Vanuit de risico-analyse komt naar voren dat de maatregel nog noodzakelijk is om het risico op recidive te managen gezien het matige recidiverisico op de langere termijn.
Betrokkene bevindt zich op dit moment in de fase van transmuraal verlof, waarbij zijn leven vorm heeft gekregen buiten de muren van de kliniek. Sinds november 2023 is de reclassering betrokken in het kader van Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT). Zaken als huisvesting, dagbesteding en financiën zijn op orde en hierin behoeft betrokkene geen ondersteuning. Betrokkene heeft wel een beperkt sociaal netwerk, maar lijkt daarvan zelf geen hinder te ondervinden. Zijn sociale en copingvaardigheden zijn door de behandeling in enige mate verbeterd, maar blijven enigszins beperkt.
Er hebben gedurende de tbs-behandeling nagenoeg geen incidenten dan wel nieuwe justitiecontacten plaatsgevonden. Betrokkene heeft daarnaast aangetoond langdurig abstinent te kunnen blijven, ook bij afschaling van toezicht en verruiming van zijn eigen verantwoordelijkheden.
Hij lijkt meer zicht te hebben gekregen op risicofactoren op gewelddadig gedrag en staat ook meer open voor ondersteuning. De pathologie is nog aanwezig waarbij betrokkene evenwel zo goed mogelijk aangepast gedrag laat zien. Hij functioneert stabiel en laat zich waar nodig bijsturen waarbij hij meewerkt aan controles, zich houdt aan afspraken en voorwaarden.
Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt eveneens ingeschat als laag. Betrokkene lijkt zich volledig te voegen naar de regels en voorwaarden van de kliniek. Ook in geval van een reclasseringstoezicht met bijbehorende bijzondere voorwaarden is de verwachting dat hij zich hieraan zal houden.
Gelet op het voorgaande adviseert ook de reclassering om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Daarbij merkt de reclassering op dat bij een voorwaardelijke beëindiging niet veel hoeft te veranderen in het leven van betrokkene. De reclassering is zich ervan bewust dat met een voorwaardelijke beëindiging de tussenstap van proefverlof wordt overgeslagen. Gelet op het ingeschatte recidiverisico, het feit dat de belangrijke pijlers staan (wonen, werk, inkomen) en de meewerkende houding van betrokkene wordt een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel echter verantwoord geacht. Mocht betrokkene zich onttrekken aan voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging, dan zal hij kunnen worden teruggeplaatst in de kliniek.
De reclassering is van mening dat met de geadviseerde voorwaarden er voldoende toezicht en controle op betrokkene is om verantwoord invulling te geven aan een toezicht in het kader van een voorwaardelijke beëindiging.
Eén van de geadviseerde voorwaarden houdt in dat betrokkene zich laat behandelen door het Forensisch FACT-team ‘ [naam] ’ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Dat nog niet met 100% zekerheid te zeggen is dat het ForFACT-team de ambulante begeleiding van betrokkene op zich kan gaan nemen in plaats van de sociotherapeuten van de kliniek, ziet de reclassering niet als belemmering voor een voorwaardelijke beëindiging. Er heeft al een intake plaatsgevonden en het tweede gesprek staat gepland. Daarbij komt dat de reclassering op dit punt van begeleiding nauw samenwerkt met de kliniek. Het is ook niet gebruikelijk dat de ambulante begeleiding van buiten de kliniek al wordt opgestart voordat de dwangverpleging voorwaardelijk is beëindigd.

6.Het standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie hebben op de terechtzitting gevorderd de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar. Volgens de officieren van justitie zijn er nog veel vragen. Met name is niet duidelijk hoe het kan dat het recidiverisico hoog werd ingeschat op het moment dat betrokkene van de [instelling 2] naar de [instelling 1] ging en dat het nu, nog geen twee jaar later, wordt ingeschat als laag. Dat is ook opvallend, omdat betrokkene sinds hij in de [instelling 1] verblijft niet verder is behandeld, maar er alleen is ingezet op resocialisatie. Enkel het tijdsverloop en het uitblijven van incidenten kan er volgens de officieren van justitie niet toe leiden dat het recidiverisico zoveel lager is geworden. Daarnaast zijn er nog veel vragen over het delictscenario en is nog niet 100% zeker over betrokkene bij het ForFact team terecht kan voor ambulante behandeling. Deze vragen maken dat de officieren van justitie het niet verantwoord vinden om een volgende stap te zetten en tot een voorwaardelijke beëindiging over te gaan. Voordat die fase kan ingaan, moet betrokkene bovendien de belangrijke fase van proefverlof hebben doorlopen. Pas daarna kan de inschatting worden gemaakt of het veilig genoeg is.
De officieren van justitie zien wel in dat het moment van de voorwaardelijke beëindiging nadert. In een beladen zaak als deze, met zo’n gruwelijk indexdelict, moeten alles fases echter zorgvuldig worden ingevuld en doorlopen.
De officier van justitie verzet zich dan ook tegen de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Mocht de rechtbank toch overgaan tot een voorwaardelijke beëindiging, dan hebben de officieren van justitie verzocht rekening te houden met de wens van de nabestaanden om het locatieverbod uit te breiden.

7.Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich niet vinden in de vordering van de officier van justitie. De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar en daarnaast de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen, onder de voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
Volgens de raadsman is betrokkene toe aan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Hij heeft al een langdurig tbs-traject achter de rug. Onderdeel van dat traject is al een periode van 3,5 jaar transmuraal verlof geweest. Dat was tijdens zijn verblijf in de [instelling 2] . De beslissing tot dat verlof is destijds niet lichtzinnig genomen. Het betreft immers een uiterst gevoelige zaak. Het ging toen al heel lang goed. Ook tijdens die transmurale fase is het lang goed gegaan. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan. Er is daarna weliswaar een terugplaatsing in de kliniek geweest, maar inmiddels is het recidiverisico weer tot een laag niveau teruggebracht.
Van belang is bovendien dat de maatregel tbs niet alleen ziet op bescherming van de maatschappij en behandeling, maar ook op resocialisatie. In die resocialisatie is betrokkene nu zover dat hij verder naar buiten kan.
Dat nog niet 100% zeker is dat het ForFact team betrokkene ambulante behandeling kan gaan bieden, is volgens de raadsman geen beletsel. Het is slechts een theoretische mogelijkheid dat dit niet rondkomt. Ook is het goed om op te merken dat de inzet van ambulante behandeling via de reclassering in plaats van via de kliniek, de grootste verandering is. Verder wordt er vooralsnog niet afgeschaald.

8.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
De rechtbank heeft in haar beslissing van 20 mei 2019, die is bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, overwogen dat de maatregel van terbeschikkingstelling van betrokkene niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de verlengingsadviezen van de kliniek en de reclassering en uit de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een autistische stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en schizoïde
trekken.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als laag ingeschat. Bij beëindiging van de maatregel kan het recidiverisico oplopen naar matig op de langere termijn.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de adviezen en rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op de adviezen van de kliniek, de reclassering, de Pro Justitia-rapportages en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist met één jaar. Zij is van oordeel dat daarmee wordt voldaan
aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Voorwaardelijke beëindiging
De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden is of de maatregel ook voorwaardelijk moet worden beëindigd, wat feitelijk betekent dat er onder een aantal voorwaarden een einde zal komen aan de dwangverpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dat antwoord is gekomen. Allereerst wil zij echter opmerken dat zij zich bij haar afwegingen bewust is van de gevoelige aard van de zaak en het immense leed dat de nabestaanden tot de dag van vandaag ervaren ten gevolge van het door betrokkene gepleegde gruwelijke feit. Om die reden wordt de zaak ook met de benodigde terughoudendheid beoordeeld, niet alleen door de rechtbank, maar ook door de deskundigen. Daarvan hebben ze op de terechtzitting ook blijk gegeven.
Feit is dat betrokkene na een lange periode van detentie inmiddels 13 jaar het traject van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging doorloopt. Vaststaat ook dat de deskundigen eensgezind zijn in hun opvatting dat betrokkene toe is aan een volgende stap. Zij schatten het recidiverisico allemaal laag in. De officieren van justitie zetten daar weliswaar vraagtekens bij, maar de rechtbank wijst naar de adviezen van de deskundigen en hetgeen ter zitting door hen is opgemerkt, namelijk dat betrokkene al tijdens zijn verblijf in de [instelling 2] 3,5 jaar zonder incidenten buiten de kliniek heeft gefunctioneerd. Ook op dat moment was het recidiverisico kennelijk dusdanig laag, dat dit verantwoord werd geacht. De lage inschatting van het recidiverisico op dit moment is al eerder zo ingeschat en is ook reden geweest om stappen te maken met betrokkene in het kader van zijn re-integratie. Het laat een zekere mate van continuïteit zien. Die continuïteit volgt ook uit de 1,5 jaar dat hij nu in het kader van zijn verblijf bij de [instelling 1] buiten de muren van de kliniek woont en werkt. Ook tijdens deze periode hebben zich geen incidenten voorgedaan. Het gegeven dat de behandelrelatie eerder op enig moment is vastgelopen wat tot een terugplaatsing in de kliniek heeft geleid en het feit dat de emotie van betrokkene nog altijd moeilijk te duiden is, maakt tegen deze achtergrond niet dat de huidige inschatting van het recidiverisico in twijfel moet worden getrokken. Op basis van de adviezen van de deskundigen concludeert de rechtbank dan ook dat het risico op dit moment dusdanig is teruggebracht, dat het verantwoord is de dwangverpleging onder voorwaarden te beëindigen.
De vragen die nog bestaan over het delictscenario maken dit niet anders. Het ziet er niet naar uit dat deze vragen ooit volledig beantwoord zullen worden. De verwachting is dan ook dat het wachten op antwoorden enkel zal leiden tot stagnatie en niet tot een verdere daling van het recidiverisico. De kliniek vindt het ook niet meer nodig betrokkene verder te behandelen.
Dat er nog geen volledig uitsluitsel is over de inzet van het ForFact-team van de reclassering, ziet de rechtbank niet als een beletsel om de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank vertrouwt op een goede overdracht van de kliniek naar het ForFact-team, gelet op de nauwe relatie tussen beide instanties en de toezegging die de kliniek daarover op de terechtzitting heeft gedaan. Ook vertrouwt de rechtbank erop dat de reclassering bij het eventueel wegvallen van het ForFact-team zal zorgen voor begeleiding door een andere soortgelijke instelling, zoals ook in de geadviseerde voorwaarden staat geformuleerd.
De rechtbank begrijpt dat in deze zaak elke stap waarbij meer vrijheden worden toegekend beladen is. Zij wil in dat verband benadrukken dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging nog geen volledige beëindiging van de tbs-maatregel betekent. De maatregel biedt nog steeds bescherming, door het stellen van de geadviseerde voorwaarden. Gelet op de vrijheden die betrokkene momenteel al heeft, zit er bovendien feitelijk nauwelijks verschil tussen de situatie waarin de TBS wordt beëindigd onder voorwaarden, en de situatie waarin de TBS met dwangverpleging zou worden voortgezet.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen door middel van het stellen van deze voorwaarden voldoende kan worden gewaarborgd. Betrokkene zal zich aan die voorwaarden moeten houden. De rechtbank stelt vast dat betrokkene zich ook bereid heeft verklaard alle hem opgelegde voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege na te leven. Indien betrokkene zich niet aan de voorwaarden houdt, zal dat vergaande gevolgen kunnen hebben. Het kan immers betekenen dat de voorwaardelijke beëindigde maatregel weer wordt omgezet in een maatregel met dwangverpleging.
Over het geadviseerde locatieverbod hebben de nabestaanden nog wensen geuit. Zij zien graag een uitbreiding van het verbod. De rechtbank ziet het belang om het locatieverbod ook te laten gelden voor [plaats] , de plaats waar het slachtoffer en haar vader zijn begraven, en voor [plaats] , de woonplaats van de moeder van het slachtoffer. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor een verdere uitbreiding van het locatieverbod. Daarbij betrekt de rechtbank het vrijheidsbeperkende effect dat van een locatieverbod uitgaat en dat na verloop van tijd zwaarder gaat wegen.

9.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar.
De verpleging van overheidswege wordt met ingang van heden onder de volgende voorwaarden beëindigd:
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere het volgende in:
  • Betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
  • Betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Betrokkene werkt mee aan huisbezoeken.
  • Betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en betrokkene daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Niet naar het buitenland
Betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Ambulante behandeling
Betrokkene laat zich behandelen door het Forensisch FACT-team ‘ [naam] ’ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start aansluitend aan de voorwaardelijke beëindiging. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Drugsverbod
Betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
Betrokkene gebruikt geen alcohol zonder toestemming van de reclassering en werkt mee aan
urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Contactverbod
Betrokkene heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de nabestaanden van het slachtoffer, te weten de moeder van het slachtoffer, de zus van het slachtoffer en de echtgenoot van de zus van het slachtoffer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Betrokkene bevindt zich niet in de stad Utrecht (m.u.v. de rechtbank Utrecht en Utrecht Centraal), [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Dagbesteding
Betrokkene spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Deze beslissing is genomen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.
Mr. Post is buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen.