ECLI:NL:RBMNE:2024:6007

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/551675 / HA ZA 23-106
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte opschorting en rechtsgeldige ontbinding in een handelsgeschil over leveringsvoorwaarden en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Nederlandse besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een Duitse rechtspersoon, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de ontbinding van een overeenkomst die betrekking heeft op de levering van afsluiters. De rechtbank heeft op 21 februari 2024 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling op 10 januari 2024. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 89.096,00, terwijl de gedaagde aanvoerde dat zij de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden en dat de eiseres tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen, omdat de tweede betalingstermijn pas opeisbaar was nadat de goederen in Nederland waren ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onterecht de levering had opgeschort en dat de gedaagde de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen en de gedaagde in het gelijk gesteld, waarbij de eiseres werd veroordeeld tot terugbetaling van € 19.248,00 en de kosten voor de beslaggarantie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/551675 / HA ZA 23-106
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V. h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.P. Macro te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] (Duitsland),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaten: mrs. H.K. Schrama en mr. J.L. van Maanen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 december 2022 met 17 producties;
  • de buitenlandse betekeningsstukken;
  • de beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 12 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging aanvullende producties van [gedaagde] met productie 13 tot en met 15.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 januari 2024 plaatsgevonden. Bij deze behandeling waren namens [eiseres] aanwezig de heer [A] (algemeen directeur) en de heer [B] (eigenaar). Zij werden bijgestaan door mr. Macro. Verder waren namens [gedaagde] aanwezig de heer [C] (sales manager) en [D] (general legal counsel). [D] werd vergezeld door de tolk mevrouw K. van den Berg die hetgeen wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, voor hem heeft vertaald.
[C] en [D] werden bijgestaan door mrs. Schrama en Van Maanen. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht, waarbij mrs. Schrama en Van Maanen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en voorgedragen. Verder is namens partijen antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met de handel, fabricage en ontwikkeling van onder andere afsluiters. [gedaagde] is een importeur en leverancier van onder andere afsluiters (Engelse vertaling: ‘valves’). [gedaagde] heeft op enig moment van een klant een bestelling ontvangen voor de levering van een meetsysteem, waarvan afsluiters onderdeel zijn. [gedaagde] heeft met deze klant afgesproken dat het volledige meetsysteem, inclusief afsluiters, op 5 augustus 2022 zou worden geleverd. Omdat [gedaagde] de afsluiters nog in het meetsysteem moest monteren, moesten de afsluiters ruim voor voornoemde datum aan haar zijn geleverd. In dit verband heeft [gedaagde] [eiseres] verzocht een offerte uit te brengen voor de fabricage en levering van de partij afsluiters.
2.2.
In de periode van midden december 2021 tot en met 9 februari 2022 heeft [eiseres] meerdere conceptoffertes aan [gedaagde] gestuurd, waarbij [gedaagde] inhoudelijke opmerkingen heeft geplaatst. Nog voordat [eiseres] de offerte had aangepast op de laatste opmerkingen van [gedaagde] , heeft [gedaagde] op 8 februari 2022 haar het volgende bericht:

Since the revision of quote according the last spec, sent on 28.01. is still open, please see this email as the official go for you to start sourcing raw materials.
In reactie heeft [eiseres] op 9 februari 2022 aan [gedaagde] gevraagd om 30% van het geoffreerde bedrag aan haar te betalen. In reactie heeft [gedaagde] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

the payment is something which needs to be discussed. Usually [gedaagde] does not work with pepayments. That’s why our proposal would be a short payment term of 10days netafterFAT [Factory Acceptance Test: Fabrieksafname] [1] to ensure fast payment from our side.
But of course I also want to consider your position. (…)
Na een paar e-mails heeft [eiseres] op 9 februari 2022 onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

I updated the terms slightly in your favour.
See below;
25% at order placement payable within 14 days
35% before shipment payable within 14 days
40% after shipment on 30 days from date of invoice”.
Na deze e-mail heeft [eiseres] op 9 februari 2022 de finale offerte (Engelse vertaling: ‘quotation’ of ‘quote’) aan [gedaagde] gestuurd.
2.3.
In reactie op de finale offerte heeft [gedaagde] op 11 februari 2022 onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

sorry for my late reply and thanks for the official quote. (…)
Now to the pain point of prepayment. We really face issues with this. For our understanding a supplier should be that financially stable to prefinance his business to a certain extent. But reality is not always like the pink [gedaagde] world and things changed a lot during the last year. (…)
Na een e-mail heeft [eiseres] op 14 februari 2022 onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

I have been in discussion with our finance department but the below is the best we can do;
25% at order placement
35% before shipment
40% after shipment on 30 days from date of invoice (…)”.
In reactie heeft [gedaagde] op 15 februari 2022 onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

since I think your accounting expects to see the money visible on the account, your proposed middle milestone could be a potential showstopper. Therefore the following proposal:
25% at official order placement with a payment 10d net
25% after receipt of all your ordered materials with a payment 10d net
50% after shipment and documentation received with a payment 30d net (…)”.
In reactie heeft [eiseres] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

Our final offer is;
25% at official order placement with a payment 10d net , if payment is delayed, order will be on hold
25% When materials are ready for shipment, but will only be released after funds are received
50% after shipment and invoice date with a payment 30d net (…)”.
In reactie heeft [gedaagde] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

maybe I didn’t correctly translate the 2nd milestone.
To make the final delivery conditional to a payment is a complete showstopper. That’s why the proposal was to bring the payment forward in the timeline, f.e. after you have received all your necessary raw materials. This is another goodwill from our side, so where is yours?”.
In reactie heeft [eiseres] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

There was indeed some confusion about the second milestone, thank you for clearing it up.
The 25% payment after receiving main raw materials payable within 10 days is confirmed.
We have also provided some goodwill by putting 50% on 30d after shipment.
2.4.
Op 16 februari 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een ‘Purchase Order’ gestuurd. In deze Purchase Order staat onder meer het volgende:

Payment milestones:
25% at official order placement with a payment 10d net
25% after main raw materials arrived with a payment 10d
50% after shipment and invoice date with a payment 30d net”.
2.5.
Op 18 februari 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een ‘Order Confirmation’ gestuurd voor een totaalbedrag van € 76.992,00. In de Order Confirmation staat onder meer het volgende:

SPECIAL NOTES:
MANUFACTURER
[handelsnaam] , the Netherland (…)
Raw materials at our option, final assembly and testing in Europe.
Final product is manufactured by [handelsnaam] , the Netherlands
(…)
DELIVERY TIME
15/17 Working weeks from GA drawing approval (…)
GA drawing will be send within 2/3 working weeks for client approval
(…)
THIRD PARTY
Third party on client account
PAYMENT TERMS
25% at official order placement with a payment 10d net
25% after receiving main raw materials payable within 10 days
50% after shipment and invoice date with a payment 30d net
(…)
CANCELLATION CHARGES
Within 2 working weeks, 40% of order value
Within 4 working weeks, 70% of order value
Beyond this deadline, 100% of order value (…)”.
2.6.
Op 18 februari 2022 heeft [eiseres] € 19.248,00 aan [gedaagde] gefactureerd. Volgens de factuur betreft dit bedrag 25% van het totaalbedrag van € 76.992,00. [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
2.7.
Op 1 april 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] gevraagd haar het productieschema toe te sturen. In reactie heeft [eiseres] het productieschema aan [gedaagde] gestuurd en in het begeleidend schrijven vermeld dat zij kampt met vertragingsproblematiek. Volgens het schema zouden de afsluiters naar verwachting op 23 september 2023 worden geleverd. Over deze vertraging was [gedaagde] niet te spreken. Op 13 april 2022 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

As per OC delivery is 15/17 weeks after approval of documents which is given in a speedy time, [gedaagde] gave 25th February approval is week 8 therefore delivery would be week 25 latest(17 weeks) , which is end June [handelsnaam] is shifting to end September a 10 week delay which is simply unacceptable, [gedaagde] needs to finalize this project mid-September latest I suggest you look into the options on reducing the delay to an acceptable value, 10 weeks simply is not acceptable. [gedaagde] cannot accept any delivery later as 23th august! We have one month leverage with our customer on the delivery, contractual we are to supply all within august!
We need form [handelsnaam] a recovery plan, as soon as possible, you might need to look into the option of flying the valves in instead of sailing them for 4 weeks, [gedaagde] is looking for your positive response !
In reactie heeft [eiseres] op 22 april 2022 voorgesteld de afsluiters niet te laten verschepen maar per vliegtuig te vervoeren. Hierdoor zou aan tijd worden gewonnen. De aanvullende kosten voor het vliegvervoer bedroegen circa € 39.500,00. [gedaagde] is hiermee akkoord gegaan.
2.8.
Op 14 juni 2022 heeft [eiseres] € 29.123,00 aan [gedaagde] gefactureerd. Volgens de factuur betreft dit bedrag 25% van het (inmiddels verhoogde) totaalbedrag van € 116.492,00. Na ontvangst van deze factuur heeft [gedaagde] op 14 juni 2022 onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

The second payment is after receipt of main materials, do you have them in house already? In Netherlands ? If so you need to provide pictures or invite for a visit to confirm they are in.
Deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald.
2.9.
Op 18 juli 2022 heeft [eiseres] € 11.125,00 aan [gedaagde] gefactureerd. Volgens de factuur betreft dit bedrag 25% van het totaalbedrag van € 116.492,00. Deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald.
2.10.
Op 19 juli 2022 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

I understand in the last email that you are holding confirmation for shipment until payment has been received, but contractual the term of the invoice is after receipt of main materials this means in house at [handelsnaam] in Netherlands!. Therefore u hope you understand that [gedaagde] is processing your invoice and we expect [handelsnaam] not to delay any shipment related to this invoice topic as percontractualthis invoice is early! (…) I personally pushed your payment through and the gratitude for this is getting an email that you are holding the transport which is really unacceptable and against the contractual terms.
I can break it down for you again if you like on what had been agreed.
Payment terms:
Payment 2 receipt of main materials ! The materials are not received by [handelsnaam] yet, therefore this invoice I just have processed is early (…)”.
In reactie heeft [eiseres] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

Nowhere and at anytime we discussed Raw materials in house !
So [gedaagde] should have paid this invoice already more than 1 month ago which you did not because you wants photos we did not have, but you were aware that the goods were ready.
Son ow either it is paid, or the PO [lees: Purchase order, de rechtbank] put on hold.
In reactie heeft de heer [C] van [gedaagde] op diezelfde datum onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

They did not respond to the email for the proof, which Is very normal in this type of business and mandatory for companies to process payments. From my side I did what was expected and ASKED for proof twice. (…) This delay on payment is not due to [gedaagde] but the cause of not responding to the emails and providing proof.
As I said I processed your payment which is the initiative of [gedaagde] to assist you even you do not have any proof and still your reply is that you need the payment today or you sit and wait which is clearly against the contractual terms we have in place. (…)
Op diezelfde datum heeft de heer [E] van [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

feedback from our accounting is, that the invoice is paid. Now to the BUT: this is related to the fact that you use the same invoice reference twice. The 1st 25% have been paid with the reference (…). For me it’s clear that this is your internal project number, but from accounting perspective it’s not valid to issue an invoice again with the dame reference which had been used before. Therefore the sent invoice needs to be updated from your side with a new reference. Please send the update directly to me. (…)
2.11.
Op 21 juli 2022 heeft [eiseres] een bericht van de heer [E] van [gedaagde] aan collega’s van [eiseres] doorgestuurd waarin onder meer het volgende staat:

Colleagues,
For your information – the Client plans to paynext Wednesday– see below (attached is the e-mail).
2.12.
Op 27 juli 2022 heeft mr. [D] (general legal counsel van [gedaagde] ) [eiseres] aangeschreven en haar, onder dreiging van ontbinding van de overeenkomst, gemaand om voor 29 juli 2022 toe te zeggen dat zij haar contractuele verplichtingen zou nakomen. Op 29 juli 2022 heeft mr. Macro als advocaat van [eiseres] onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

My client is waiting for payment on two invoices of the 2nd agreed contractual Milestone, due on readiness of raw materials (…)
If I understand correctly, the invoices are not paid because you demanded ‘proof’, although proof as requested is not normal and certainly not mandatory while contractually not agreed means your invoice was due approx.. 5 weeks ago.
In the mail dated July 19th mr [C] stated: ‘I processed the payment which is the initiative of [gedaagde] to assist you even you do not have proof’.
Payment however was not made nor received.
The goods are currently in China and ready to be shipped by airfreight but they will not be shipped until the outstanding invoices are paid in full.
If my client doesn’t receive payment before Monday august 1st 12.00, my client will not process the PO any further and my client will hold you liable for all costs made so far. (…)
2.13.
Bij aangetekende brief van 1 augustus 2022 heeft [gedaagde] de opdrachtovereenkomst ontbonden en [eiseres] gesommeerd tot (terug)betaling van € 19.248,00 voor 15 augustus 2022.
2.14.
Op 2 augustus 2022 heeft mr. Macro onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

It is however not [handelsnaam] who is unreasonable or who acts inappropriate.
The raw material has been received my [handelsnaam] in China ‘longa manu’. This is a very common practice and is used often in order to secure actual instalment payments that are needed to cover the costs of goods or transport.
Simply but, the goods are delivered longa manu to [handelsnaam] – held on her behalf by a third party – and legally in her possession so my client very rightfully demanded the payment of the second installment.
Therefore, you have no cause to terminate the contract and if you would decide to continue my client will claim full cancellation costs. (…)
[eiseres] maakte, eerst bij brief van 17 augustus 2022, aanspraak op betaling van de volledige annuleringskosten.
2.15.
Op 23 augustus 2022 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan de advocaat van [eiseres] bericht:

The purchase order as well as the order confirmation refer to “after main raw materials arrived”, respectively “receiving the main raw materials”. Both are unambiguous terms and do not leave room for interpretation, especially, the wording does not refer to a subcontractor nor does it use a legal term like “possession”. Accordingly, there can be no doubt that factual receipt / arrival of the goods at your client’s premises in the Netherlands would have been required to trigger the payment obligation.
If your client had wished to agree of a different regulation, this would have required an according wording, such as “after arrival at our subcontractor” of “after receipt by our subcontractor”. Such wording was not proposed or discussed at any time during contract conclusion.
The question whether or not your client would have been obliged to provide proof that the goods are at your client’s premises in NL is beside the fact, as your client, as well as you, have confirmed in writing that this has never been the case.
Accordingly, your client has materially breached the agreement by refusing to arrange for shipment of the raw materials to your client’s premises at the agreed time, and has not cured such breach despite notice, thereby forcing us to terminate the contract for cause.
We have noted that your client has not yet repayed the first installment, which was per our termination letter due August 15. Please arrange for immediate payment without further delay. (…)
2.16.
Bij beschikking van 8 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland aan [eiseres] verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V., zijnde de dochtervennootschap van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de Deutsche Bank AG verzocht een garantie af te geven. Die beslaggarantie is op 6 januari 2023 verstrekt, zodat het beslag op die datum is opgeheven. De kosten voor deze beslaggarantie hebben € 401,67 bedragen.

3.De vorderingen en verweren

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 89.096,00, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden. Zij vordert nakoming van de contractuele verplichting tot betaling van de annuleringskosten (‘cancellation charges’). Zij stelt dat zij de reeds door [gedaagde] betaalde factu(u)r(en) met dit totaalbedrag heeft verrekend waardoor zij nog ‘slechts’ aanspraak maakt op € 89.096,00.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen het standpunt van [eiseres] en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] , dan wel haar de vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van één week na de dag waarop dit vonnis wordt gewezen.
3.4.
[gedaagde] stelt dat zij is bevrijd van haar verplichting tot betaling van de annuleringskosten, omdat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Volgens haar is [eiseres] tekortgeschoten in de nakoming van verscheidene verplichtingen uit de overeenkomst. [gedaagde] meent dat [eiseres] haar verplichting tot het laten vervoeren van de afsluiters vanuit China onterecht heeft opgeschort, omdat de tweede betalingstermijn ten tijde van deze opschorting nog niet opeisbaar was. Verder stelt [gedaagde] dat [eiseres] al op 1 april 2022 is tekortgeschoten omdat zij op die datum heeft bericht dat zij de overeengekomen leveringsdatum van 15 juni 2022, [2] althans 17 juni 2022, [3] niet zou halen. Verder stelt [gedaagde] dat [eiseres] door deze tekortkomingen in (schuldeisers)verzuim is geraakt, zodat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft kunnen ontbinden.
In reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden;
[eiseres] te veroordelen tot (terug)betaling aan [gedaagde] van € 19.248,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
[eiseres] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van € 401,67 aan kosten voor de beslaggarantie, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
[eiseres] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van één week na de dag waarop dit vonnis wordt gewezen.
3.6.
[gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en daardoor voor [eiseres] een ongedaanmakingsverbintenis is ontstaan. [eiseres] dient het bedrag van € 19.248,00 dat [gedaagde] aan haar heeft betaald, terug te betalen. In dit verlengde geldt dat [eiseres] ten onrechte beslag heeft gelegd op de aandelen die [gedaagde] in [gedaagde] B.V. hield, omdat [gedaagde] de annuleringskosten niet is verschuldigd. Om deze reden moet [eiseres] de kosten van € 401,67 vergoeden die [gedaagde] heeft gemaakt voor het opheffen van het beslag middels een beslaggarantie.
3.7.
[eiseres] voert verweer tegen het standpunt van [gedaagde] en concludeert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [gedaagde] af te wijzen c.q. haar deze vorderingen te ontzeggen, althans haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.8.
[eiseres] stelt dat de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen, omdat [gedaagde] de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden. Volgens [eiseres] is niet zíj, maar [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting uit de overeenkomst door de tweede betaaltermijn niet (tijdig) te betalen, terwijl deze opeisbaar was. [eiseres] meent dan ook dat zij haar verplichting tot het laten vervoeren van de afsluiters vanuit China rechtsgeldig heeft opgeschort.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Omdat [gedaagde] in Duitsland is gevestigd, heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank moet eerst beoordelen of zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Deze beoordeling geschiedt aan de hand van de zogeheten ‘Brussel Ibis-verordening’. [4] In artikel 26 van deze verordening is bepaald dat het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt, bevoegd is. Omdat [gedaagde] de bevoegdheid van de rechtbank niet heeft betwist en uit artikel 24 van de verordening niet volgt dat een ander gerecht bij uitsluiting bevoegd is, is de rechtbank bevoegd.
Conventie en reconventie
4.2.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie, ziet de rechtbank aanleiding om deze gezamenlijk te bespreken.
Opeisbaarheid vordering betaling tweede termijn
4.3.
Partijen verwijten elkaar dat zij zijn tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Volgens [eiseres] is [gedaagde] tekortgeschoten in haar verplichting tot betaling van de tweede termijn, terwijl deze verplichting opeisbaar was. Volgens [gedaagde] was deze betalingsverplichting nog niet opeisbaar en is [eiseres] dus tekortgeschoten door het transport van de afsluiters afhankelijk te stellen van deze betaling en op te schorten. In de kern discussiëren partijen dus over de opeisbaarheid van de vordering tot betaling van de tweede termijn. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze vordering in ieder geval op 19 juli 2022, de datum waarop [eiseres] het transport ‘on hold’ heeft gezet (zie randnummer 2.10 van dit vonnis), opeisbaar was.
4.4.
Voor de beantwoording van deze vraag neemt de rechtbank de tekst van de tweede betalingstermijn als vertrekpunt. In de Order Confirmation (zie randnummer 2.5 van dit vonnis) is voor de tweede termijn bepaald dat 25% van het geoffreerde bedrag moet worden voldaan binnen tien dagen “
after receiving main raw materials”. Partijen leggen deze bepaling anders uit. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geconstateerd dat partijen niet alleen een andere uitleg geven aan de locatie waar [eiseres] de ‘
raw materials’ moet hebben ontvangen, maar ook aan de betekenis van het begrip ‘
raw materials’.
4.5.
Kort samengevat, legt [eiseres] de tekst van de tweede betalingstermijn als volgt uit. Zij stelt dat [gedaagde] ermee bekend was dat de ruwe materialen (lees: het onbewerkte staal) in China worden vergaard en de materialen aldaar tot halffabricaten worden gemachineerd, voordat deze halffabricaten naar Nederland worden verscheept, alwaar de afsluiters worden geassembleerd en getest. [eiseres] stelt dat zij de ruwe materialen via een levering met de lange hand (Latijn: ‘longa manu’) [5] in China heeft ontvangen, zodat de vordering opeisbaar was toen het onbewerkte staal door haar in China was ontvangen. Naar de rechtbank begrijpt, stelt [eiseres] dat de vordering tot betaling van de tweede termijn op 14 juni 2022, de datum van het verzenden van de factuur (zie randnummer 2.8. van dit vonnis), maar in ieder geval op 19 juli 2022, de datum van opschorten van het transport (zie randnummer 2.10. van dit vonnis), opeisbaar was.
4.6.
[gedaagde] legt de tekst van de tweede betalingstermijn anders uit. Zij stelt, samengevat weergegeven, dat zij de tweede betalingstermijn pas hoefde te betalen als de
halffabricatendoor [eiseres] zelf ín Nederland waren ontvangen.
4.7.
Zoals gezegd verschillen partijen van mening over de uitleg van de overeenkomst. Het gaat daarbij om de vraag wanneer de tweede betalingstermijn is verschuldigd. De rechtbank dient deze bepaling dus uit te leggen. De vraag welke betekenis aan een contractuele bepaling toekomt kan, ook in een commercieel contract, niet alleen worden beantwoord op grond van enkel zuiver taalkundige betekenis van de bepaling. Het komt aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. [6]
4.8.
Voor de uitleg van de contractuele bepaling over de tweede betalingstermijn, is de omstandigheid van belang dat partijen uitvoerig over de formulering van deze bepaling hebben onderhandeld (zie randnummer 2.3 van dit vonnis). De rechtbank overweegt dat om deze reden meer gewicht toekomt aan de letterlijke tekst van de bepaling. [7]
4.9.
Voor de uitleg zal de rechtbank zich eerst verdiepen in de wijze waarop de uiteindelijke tekst van de bepaling is totstandgekomen. De rechtbank oordeelt dat de gevoerde communicatie terzake in het voordeel pleit van de door [gedaagde] voorgestane uitleg. Volgens de oorspronkelijke tekst van de bepaling moest de tweede termijn namelijk worden betaald ‘
before shipment’ (zie randnummer 2.2. van dit vonnis). [gedaagde] heeft tot twee keer toe, in niet mis te verstane bewoordingen, aan [eiseres] te kennen gegeven dat zij het onwenselijk vond als de verscheping van de materialen afhankelijk zou worden gesteld van de betaling van de tweede termijn. Zo heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht: “
since I think your accounting expects to see the money visible on the account, your proposed middle milestone could be a potential showstopper”. Na deze opmerking heeft [eiseres] de bepaling geredigeerd en de volgende formulering voorgesteld: “
25% When materials are ready for shipment, but will only be released after funds are received”. [gedaagde] is uitdrukkelijk niet met deze formulering akkoord gegaan. Zij heeft in dit verband het volgende aan [eiseres] bericht: “
To make the final delivery conditional to a payment is a complete showstopper[onderstreping, de rechtbank]. That’s why the proposal was to bring the payment forward in the timeline, f.e. afteryouhave received all your necessary raw materials”. Partijen hebben de formulering van de bepaling aangepast en zijn gekomen tot de uiteindelijke tekst. De rechtbank oordeelt dat de door [eiseres] voorgestane uitleg, inhoudende dat de tweede termijn moet worden betaald nadat de materialen in China zijn ontvangen, haaks staat op de inhoud van de gevoerde communicatie. Op grond van deze communicatie kan immers niet worden volgehouden dat de termijn moet worden betaald vóór verscheping, althans transport per vliegtuig; met die bepaling is [gedaagde] uitdrukkelijk niet akkoord gegaan. [eiseres] heeft het transport afhankelijk gesteld van de betaling en handelt daarmee conform de eerder door haar voorgestelde handelswijze (“
When materials are ready for shipment, but will only be released after funds are received”) die [gedaagde] uitdrukkelijk heeft afgekeurd. Tegen de achtergrond van de gevoerde communicatie ligt de door [gedaagde] voorgestane uitleg meer voor de hand, inhoudende dat zij pas moest betalen als de materialen door [eiseres]
in Nederlandzouden zijn ontvangen.
4.10.
Dit oordeel wordt niet anders door de uitleg van de term ‘raw materials’. Anders dan [eiseres] stelt, volgt uit deze term namelijk niet ondubbelzinnig dat hiermee het onbewerkte staal is bedoeld dat in China wordt ontvangen. Vast staat immers dat de afsluiters bij ontvangst van [eiseres] in Nederland ook nog niet ‘af’ waren, maar de materialen nog werden geassembleerd en getest. [eiseres] heeft verder geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat met deze term alleen het onbewerkte staal kan zijn bedoeld en niet, zoals door [gedaagde] wordt gesteld, de halffabricaten die in Nederland worden ontvangen.
4.11.
Gelet op het oordeel dat de vordering pas opeisbaar is als de zaken in Nederland zijn ontvangen, kan in het midden blijven via welke leveringswijze [eiseres] de zaken in China in eigendom heeft verkregen.
4.12.
[eiseres] stelt verder dat [gedaagde] heeft erkend dat de door haar voorgestane uitleg de juiste is, omdat [gedaagde] de betaling van de tweede termijn bij herhaling heeft toegezegd nadat [eiseres] de zaken in China heeft ontvangen en voordat zij deze heeft getransporteerd. Medewerkers van [gedaagde] hebben verklaard dat de factuur al zou zijn betaald, dan wel zou worden betaald (vergelijk de verklaringen onder randnummer 2.10. en 2.11. van dit vonnis).
Anders dan [eiseres] stelt, oordeelt de rechtbank dat uit deze verklaringen niet volgt dat [gedaagde] meent dat de betaling van de tweede termijn op dat moment al was verschuldigd. Onder verwijzing naar de contractuele bepaling hebben de medewerkers van [gedaagde] bij herhaling benadrukt dat de factuur vroegtijdig is toegestuurd. Vergelijk de volgende berichten van [gedaagde] aan [eiseres] : “
Therefore u hope you understand that [gedaagde] is processing your invoice and we expect [handelsnaam] not to delay any shipment related to this invoice topic as percontractualthis invoice is early!” en “
As I said I processed your payment which is the initiative of [gedaagde] to assist you even you do not have any proof and still your reply is that you need the payment today or you sit and wait which is clearly against the contractual terms we have in place. (…)”. De rechtbank overweegt dat het een geste is aan de zijde van [gedaagde] om de betaling van de tweede termijn naar voren te halen, maar dat het gezien de context van de berichten geen erkenning betreft van de door [eiseres] voorgestane uitleg en daarmee van een eerdere verplichting tot betaling dan het moment dat [gedaagde] conform haar uitleg van de bepaling voorstaat. [C] heeft daarbij te kennen gegeven dat hij alleen bevoegd is facturen te ‘processen’, maar dat een factuur daarmee nog niet is voldaan omdat deze goedkeuring en daarmee de betaling over meerdere schijven loopt. Met andere woorden: dat een factuur is ‘geprocessed’ wil nog niet zeggen dat deze is betaald. Ten slotte hecht de rechtbank eraan om te benadrukken dat [eiseres] debet is geweest aan de non-betaling van de tweede termijn door (i) geen bewijs van ontvangst van de materialen in China aan [gedaagde] te verstrekken, hoewel [gedaagde] daar tot twee keer toe om heeft gevraagd (zie randnummer 2.8. en 2.10. van dit vonnis) en (ii) na te laten een nieuwe factuur met ander kenmerk aan [gedaagde] toe te sturen (zie de laatste verklaring onder randnummer 2.10. van dit vonnis)
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de contractuele bepaling naar het oordeel van de rechtbank zo moet worden uitgelegd dat [eiseres] de tweede termijn pas hoefde te betalen als de halffabricaten door [eiseres] in Nederland waren ontvangen.
Conclusie
4.14.
Tussen partijen staat vast dat de zaken zich tot op de dag van vandaag in China bevinden. De vordering tot betaling van de tweede termijn was dus niet op 19 juli 2022 opeisbaar. Deze vaststelling heeft voor de (tegen)vorderingen de volgende gevolgen. Omdat de vordering tot betaling van de tweede termijn niet opeisbaar was, is [gedaagde] niet tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting, en heeft [eiseres] haar verplichting tot het laten vervoeren van de afsluiters ten onrechte opgeschort en de afgesproken leveringstermijn (die tussentijds is verplaatst, zie bijvoorbeeld randnummer 2.7. van dit vonnis) niet gehaald. Dit is een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] . Omdat zij haar verplichting onterecht heeft opgeschort, is zij als schuldenaar onmiddellijk, zonder ingebrekestelling, in verzuim geraakt. [8] Dit betekent dat [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig op 1 augustus 2022 heeft ontbonden, waardoor zij is bevrijd van de verplichting tot betaling van de annuleringskosten. Dit betekent dat de rechtbank de vordering in conventie zal afwijzen.
4.15.
Door de ontbinding van de overeenkomst worden partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor de verbintenissen die zijn nagekomen, ontstaat een ongedaanmakingsverbintenis. Op grond van de overeenkomst heeft [gedaagde] al € 19.248,00 aan [eiseres] betaald (zie randnummer 2.6. van dit vonnis). Dit bedrag dient [eiseres] terug te betalen. De rechtbank overweegt echter dat de wettelijke handelsrente over dit bedrag pas is verschuldigd vanaf 15 augustus 2022, omdat [gedaagde] aan [eiseres] in de ontbindingsbrief van 1 augustus 2022 nog een termijn tot 15 augustus 2022 heeft gegeven om dit bedrag terug te betalen en [eiseres] dus pas op 15 augustus 2022 in verzuim is geraakt.
Daarnaast dient [eiseres] de kosten voor de beslaggarantie aan [gedaagde] te betalen, daar [gedaagde] aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze kosten heeft gemaakt en [eiseres] deze kosten in het geheel niet heeft betwist. De beslaggarantie is op 6 januari 2023 verstrekt, zodat de wettelijke handelsrente vanaf die datum zal worden toegewezen. De vorderingen in reconventie worden toegewezen.
Proceskosten
In conventie
4.16.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. de proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten à tarief IV)
  • nakosten€ 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.438,00.
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.18.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. de proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
  • salaris advocaat € 614,00 (1 punt (2 x 0,5 punt) à tarief II)
  • nakosten€ 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 787,00.
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 5.438,00, te betalen binnen één week na de datum van dit vonnis. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen één week na de datum van dit vonnis zijn voldaan;
In reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden;
5.5.
veroordeelt [eiseres] tot (terug)betaling aan [gedaagde] van € 19.248,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van € 401,67 aan kosten voor de beslaggarantie, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van 787,00, te betalen binnen één week na de datum van dit vonnis. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.8.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen één week na de datum van dit vonnis zijn voldaan;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en reconventie
5.10.
verklaart de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken door mr. R.J. Praamstra op 21 februari 2024.

Voetnoten

1.Zie randnummer 2.2.4. van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie.
2.Zie bijvoorbeeld randnummer 3.1.2. van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie.
3.Zie randnummer 1.2. van de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
4.Verordening (EU) 1215/2012,
5.Zie artikel 3:115 sub c van het Burgerlijk Wetboek.
6.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158,
7.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178,
8.Hoge Raad 21 september 2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA9610,