ECLI:NL:RBMNE:2024:6027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/5596
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de tegemoetkoming op grond van de kindregeling in de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tegemoetkoming die zij op grond van de kindregeling heeft ontvangen. Eiseres heeft geen procesbelang. Bij besluit van 8 maart 2023 heeft Belastingdienst/Toeslagen eiseres ambtshalve een tegemoetkoming van € 10.000,- toegekend op grond van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 15 december 2023 bevestigde de eerdere toekenning. De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Belastingdienst/Toeslagen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang ontbreekt. Eiseres is het inhoudelijk niet oneens met het besluit van 8 maart 2023 en stelt dat haar brief van 22 mei 2023 niet als bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt, maar als een aansprakelijkheidsstelling. De rechtbank legt uit dat procesbelang inhoudt dat iemand een resultaat nastreeft dat daadwerkelijk kan worden bereikt met de procedure. Eiseres kan met deze procedure niet het gewenste resultaat bereiken, omdat de gestelde schade geen verband houdt met de onrechtmatigheid in deze procedure. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en worden er geen proceskosten vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er is geen vergoeding van proceskosten. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5596

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [.] ),
en

Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tegemoetkoming die zij op grond van de kindregeling heeft ontvangen.
1.1.
Bij besluit van 8 maart 2023 (het primaire besluit) heeft Belastingdienst/Toeslagen eiseres ambtshalve een tegemoetkoming van € 10.000,- toegekend op grond van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 15 december 2023 op het bezwaar van eiseres is Belastingdienst/Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.3.
Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Belastingdienst/Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang ontbreekt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres procesbelang?
3. Op zitting is vast komen te staan dat eiseres het inhoudelijk niet oneens is met het besluit van 8 maart 2023 en dat zij zich er ook van bewust is dat binnen de kaders van de kindregeling in de Wht de toekenning niet hoger kan zijn dan € 10.000,-. Eiseres heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij met haar brief van 22 mei 2023 ook niet heeft beoogd bezwaar te maken tegen de hoogte van de uitkering. Zij heeft bedoeld Belastingdienst/Toeslagen aansprakelijk te stellen voor door haar geleden schade als gevolg van de toeslagaffaire. Volgens eiseres is haar procesbelang er in gelegen dat de rechtbank een uitspraak doet over de vraag of Belastingdienst/Toeslagen haar brief van 22 mei 2023 ten onrechte als bezwaarschrift heeft aangemerkt en heeft miskend dat met die brief aansprakelijkheidsstelling is beoogd.
4. Procesbelang houdt in dat iemand een resultaat nastreeft met de procedure dat ook daadwerkelijk kan worden bereikt met die procedure. Bovendien moet het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
5. In deze zaak ligt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 15 december 2023 voor. Indien de rechtbank zou oordelen dat haar brief van 22 mei 2023 ten onrechte als bezwaarschrift is aangemerkt, zou dit tot vernietiging van de beslissing op bezwaar moeten leiden. De rechtbank constateert dat dit niet is wat eiseres beoogt te bereiken. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij meent dat een oordeel over een eventuele onjuistheid of onrechtmatigheid in deze procedure behulpzaam kan zijn in een civiele procedure over de door haar geleden schade als gevolg van de toeslagenaffaire. De rechtbank volgt eiseres hier niet in. Daarbij overweegt de rechtbank dat de gestelde schade die eiseres bij de civiele rechter wil voorleggen, geen verband houdt met een eventuele onrechtmatigheid in deze procedure. Het doel dat eiseres wil bereiken, kan alleen al om die reden niet daadwerkelijk met deze procedure worden bereikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft en het beroep niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van D. Migchelsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
de griffier is verhinderd om deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.