In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2024, in de zaak tussen Stichting Diervriendelijk Nederland en De Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, werd het verzoek van de verzoekster om veroordeling van de verweerder in de proceskosten afgewezen. De verzoekster had haar beroep ingetrokken na een (deels) inwilligend besluit van de verweerder op haar aanvraag. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de verweerder zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster haar beroep had ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen door de verweerder op haar WOO-verzoek. De verweerder had op 20 september 2023 beslist op dit verzoek, waarbij hij gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de verzoekster. De rechtbank heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de stichting die de gemachtigde van de verzoekster vertegenwoordigde, om te beoordelen of er aanleiding bestond voor vergoeding van door een derde verleende rechtsbijstand.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet was ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Wel werd bepaald dat de verweerder het door de verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de partijen.