ECLI:NL:RBMNE:2024:6197

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
573230 HA RK 24-70
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in meerdere bestuursrechtelijke zaken

Op 9 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek ontvangen van mr. D.A.N. Bartels MRE, gericht tegen mr. B. van Walderveen, de behandelend rechter in verschillende bestuursrechtelijke hoofdzaken. Het verzoek is ingediend kort voor de geplande mondelinge behandeling van deze hoofdzaken. Verzoeker heeft eerder in 113 andere zaken wrakingsverzoeken ingediend tegen dezelfde rechter en verwijst naar deze eerdere verzoeken ter onderbouwing van zijn huidige wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld en geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet kan worden aangemerkt als een gemotiveerd verzoek, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft geen specifieke feiten of omstandigheden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De verwijzing naar eerdere wrakingsverzoeken werd als onvoldoende beschouwd.

Daarom heeft de wrakingskamer besloten verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn wrakingsverzoek en heeft zij bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze hoofdzaken niet in behandeling zal worden genomen. Dit besluit is genomen in het belang van de voortgang van de procedures, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 573230 HA RK 24-70
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 9 april 2024
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van:
mr. D.A.N. Bartels MRE,
gevestigd te Utrecht,
(hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft op 9 april 2024 het verzoek tot wraking ontvangen in de zaken met zaaknummers:
UTR 22 / 543, UTR 22 / 2684, UTR 22 / 2705, UTR 22 / 2906, UTR 22 / 2917 , UTR 22 / 3595, UTR 22 / 3692, UTR 22 / 4358, UTR 22 / 4359, UTR 22 / 4360, UTR 22 / 4361, UTR 22 / 546, UTR 22 / 4362, UTR 22 / 4363, UTR 22 / 5800, UTR 22 / 5976, UTR 23 / 2105, UTR 23 / 2164, UTR 23 / 2196, UTR 23 / 3003, UTR 23 / 3016, UTR 22 / 547, UTR 22 / 548, UTR 22 / 551, UTR 22 / 553, UTR 22 / 555, UTR 22 / 975, UTR 22 / 1064 WOZ T1
(hierna: de hoofdzaken).
1.2.
De beslissing van de wrakingskamer is bepaald op vandaag. De wrakingskamer heeft aanleiding gezien het verzoek zonder zitting af te doen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek is gericht tegen mr. B. van Walderveen (hierna: de rechter). De rechter is de behandelend rechter in de hoofdzaken. In de hoofdzaken is de mondelinge behandeling gepland op vandaag. Verzoeker heeft kort voor aanvang van die mondelinge behandeling de rechter gewraakt. De rechter heeft de behandeling van de hoofdzaken vervolgens geschorst.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft eerder in 113 andere zaken wrakingsverzoeken ingediend tegen de rechter. Voor een toelichting van het onderhavige wrakingsverzoek verwijst verzoeker naar de inhoud en strekking van deze eerdere wrakingsverzoeken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uit artikel 8:16, tweede lid, van de Awb volgt dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet worden gedaan.
3.2.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan het wrakingsverzoek niet worden aangemerkt als een gemotiveerd verzoek, zoals bedoeld in de wet. Verzoeker heeft namelijk geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waardoor volgens hem de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De verwijzing naar eerdere wrakingsverzoeken is onvoldoende.
3.3.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Awb. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend (één van) de hoofdzaken met de onder 1.1 genoemde zaaknummers, zal niet in behandeling worden genomen. Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat verzoeker in deze zaken, maar ook in de zaken waarnaar door verzoeker wordt verwezen, uitstel van behandeling wil bewerkstelligen. Dat is misbruik van het wrakingsmiddel. In het belang van de voortgang van de procedures moet worden voorkomen dat verzoeker door (een) hernieuwd(e) wrakingsverzoek(en) opnieuw misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaken moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in (één van) de hoofdzaken met de onder 1.1 genoemde zaaknummers niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. D. Wachter en mr. P.M. Leijten als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.