ECLI:NL:RBMNE:2024:6203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
11031464 \ UC EXPL 24-2356
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van montagekosten en vernietiging van onredelijk boetebeding in consumentenkoop en aanneming van werk

In deze zaak heeft een consument, hierna te noemen [eiser], een aannemer, [handelsnaam], ingeschakeld voor het leggen van laminaat. De ondervloer bleek echter niet egaal te zijn, wat leidde tot een geschil over de terugbetaling van de kosten voor het leggen van het laminaat en een boete die [eiser] had betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aannemer niet tekortgeschoten is, omdat [eiser] niet voldaan had aan de voorwaarde dat de ondervloer egaal moest zijn. De vordering tot terugbetaling van het montagegeld is afgewezen, omdat er geen sprake was van een opeisbare verbintenis die niet nagekomen was. Echter, de kantonrechter heeft wel geoordeeld dat het boetebeding in de montagevoorwaarden onredelijk bezwarend was en heeft dit beding vernietigd. Hierdoor heeft [eiser] recht op terugbetaling van de betaalde boete. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum waarop [handelsnaam] in verzuim is geraakt met de terugbetaling van het boetebedrag. Daarnaast is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11031464 \ UC EXPL 24-2356 KX/61312
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[eiser],
woonachtig in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.L. Berkel,
tegen
[gedaagde] B.V., HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam] ,
kantoorhoudend in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 april 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord van 5 juni 2024, met producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 oktober 2024 plaatsgevonden. [eiser] was hierbij aanwezig samen met zijn gemachtigde mr. C.L. Berkel. Dhr. [A] (directeur van [handelsnaam] ) was aanwezig namens [handelsnaam] . Tijdens de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft laminaat gekocht bij [handelsnaam] . [handelsnaam] zou ook het laminaat bij [eiser] (laten) leggen. Dit is niet gebeurd, omdat de ondervloer waar het laminaat op gelegd moest worden niet egaal was. [eiser] heeft een ander bedrijf het laminaat laten leggen. Hij wil het geld terug dat hij [handelsnaam] heeft betaald voor het leggen van het laminaat en de boete die hij heeft betaald omdat de vloerenlegger niet aan de slag kon. [handelsnaam] vindt dat zij niets hoeft terug te betalen aan [eiser] en als zij iets zou moeten terugbetalen, dat zij dit dan kan verrekenen. De kantonrechter wijst alleen het bedrag toe dat [eiser] heeft betaald voor de boete. [handelsnaam] kan dit bedrag niet verrekenen.

3.De beoordeling

Gemengde overeenkomst
3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat in deze zaak sprake is van een gemengde overeenkomst van consumentenkoop en aanneming van werk. [eiser] heeft bij [handelsnaam] laminaat gekocht en zij hebben ook afgesproken dat [handelsnaam] het laminaat zal (laten) leggen in de woning van [eiser] . Daarmee voldoet de overeenkomst aan zowel de omschrijving van een consumentenkoopovereenkomst (het kopen van het laminaat) als aan de omschrijving van een overeenkomst van aanneming van werk (het leggen van het laminaat). Dit betekent dat in principe de wettelijk bepalingen voor consumentenkoop en voor aanneming van werk naast elkaar van toepassing zijn. [1]
De vordering tot terugbetaling van het montagegeld wordt afgewezen
3.2.
De vordering van [eiser] tot terugbetaling van het bedrag van € 1.679,02 voor het leggen van het laminaat wordt afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij deze vordering baseert op wanprestatie en [handelsnaam] daarom zijn schade moet vergoeden. [2] Voor een geslaagd beroep op wanprestatie is nodig dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van een (opeisbare) verbintenis, in dit geval: het (laten) leggen van het laminaat. Dat is niet het geval. De kantonrechter zal dit hierna toelichten.
Geen opeisbare verbintenis, want [eiser] heeft ondervloer niet egaal gemaakt
3.3.
Uit de aankoopbevestiging volgt dat [handelsnaam] en [eiser] hebben afgesproken dat de ondervloer bij aanvang van de werkzaamheden vlak, schoon en droog moet zijn. Uit de montagevoorwaarden van [handelsnaam] volgt ook de voorwaarde dat de ondervloer van [eiser] volledig egaal moest zijn. Die montagevoorwaarden (en algemene voorwaarden) zijn ook van toepassing op de overeenkomst. [eiser] heeft namelijk expliciet getekend voor ontvangst én aanvaarding van de montagevoorwaarden en algemene voorwaarden. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij deze voorwaarden heeft ontvangen.
3.4.
[eiser] heeft niet voldaan aan de voorwaarde dat de ondervloer egaal was bij aanvang van de werkzaamheden. Op de foto’s die [handelsnaam] heeft overgelegd is te zien dat er op de dag van de geplande werkzaamheden (13 juli 2023) grote scheuren en afwijkingen in de vloer van [eiser] zaten en dat deze dus niet (volledig) egaal was. [eiser] heeft daarna weliswaar de ondervloer laten egaliseren door een bedrijf, maar ondanks dat bleek bij inspectie van de vloer op 30 augustus 2023 dat de vloer op sommige plekken nog steeds niet egaal was. [eiser] heeft dit tijdens de zitting ook erkend. [eiser] heeft vervolgens de vloer niet nogmaals laten egaliseren, maar heeft afgezien van de legdiensten van [handelsnaam] en een ander bedrijf ingeschakeld.
3.5.
[eiser] heeft niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij zou zorgen voor een volledig egale ondervloer bij aanvang van de werkzaamheden. [handelsnaam] had dus (nog) niet de verplichting de vloer te leggen. Er is daarom geen sprake van een opeisbare verbintenis die [handelsnaam] niet is nagekomen op basis waarvan [eiser] het montagegeld kan terugvorderen.
[handelsnaam] heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht
3.6.
[handelsnaam] moet als aannemer [eiser] waarschuwen voor gebreken aan en ongeschiktheid van de ondervloer waarop het laminaat moet worden gelegd. [3] Als [handelsnaam] niet aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan, dan kan zij aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser] . In dit geval heeft [handelsnaam] wel aan haar waarschuwingsplicht voldaan. Weliswaar heeft zij niet bij de aankoop van het laminaat erop gewezen dat maximaal 1 millimeter afwijking per strekkende meter in de ondervloer mag zitten, maar zij heeft wel op deze norm gewezen tijdens de eerste montage-afspraak op 13 juli 2023. [eiser] heeft tijdens de zitting ook bevestigd dat dit op die dag met hem is besproken. Dat de vloer na egalisatie door een ander bedrijf alsnog te grote afwijkingen had en het laminaat daardoor op de tweede montage-afspraak ook niet gelegd kon worden, komt voor rekening en risico van [eiser] .
De vordering tot terugbetaling van de betaalde boete wordt toegewezen
3.7.
De vordering van [eiser] dat [handelsnaam] € 699,99 moet terugbetalen die hij vanwege het boetebeding aan [handelsnaam] heeft betaald wordt toegewezen. Dit beding is namelijk onredelijk bezwarend zoals bedoeld in artikel 6:233 onder a BW en wordt daarom door de kantonrechter vernietigd. [eiser] heeft het boetebedrag dus onverschuldigd betaald aan [handelsnaam] . De kantonrechter zal dit hierna toelichten.
3.8.
In de montagevoorwaarden van [handelsnaam] staat dat als de montage van het laminaat niet kan plaatsvinden op de afgesproken datum, dit minimaal twee weken voor de plaatsing moet worden doorgegeven aan [handelsnaam] . Als dit niet op tijd gebeurt dan heeft [handelsnaam] het recht om € 350,00 inclusief BTW per geplande mandag in rekening te brengen. De kantonrechter merkt dit aan als een boetebeding dat getoetst moet worden aan de norm van artikel 6:233 onder a BW.
3.9.
De overeenkomst waarover het in deze zaak gaat, is gesloten met een consument ( [eiser] ). Dat betekent dat ambtshalve moet worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht. De kantonrechter moet dus uit eigen beweging (de bedingen in) de overeenkomst en de algemene voorwaarden toetsen aan Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen). Bij die beoordeling gaat het erom of een beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van [eiser] en [handelsnaam] ten nadele van [eiser] aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg.
3.10.
Het boetebeding in de montagevoorwaarden is niet gelimiteerd. Uit dit beding of uit de overeenkomst blijkt niet hoeveel mandagen worden ingepland. Het geeft [handelsnaam] de mogelijkheid om een groter aantal mandagen in rekening te brengen dan zij daadwerkelijk nodig zou hebben om het laminaat te (laten) leggen. Het is voor een consument niet te controleren hoeveel mandagen [handelsnaam] daadwerkelijk nodig zou hebben om het werk te verrichten. Daar komt bij dat het beding niet is opgenomen in de overeenkomst zelf, maar in de daarop van toepassing verklaarde montagevoorwaarden waarover door [eiser] en [handelsnaam] niet is onderhandeld. Bovendien is de consument op grond van artikel 8.9 van de algemene voorwaarden aansprakelijk voor schade als de aanvang van het werk wordt vertraagd door gebreken aan de (on)roerende zaak waaraan het werk wordt verricht. De cumulatie van beide bedingen versterkt het oneerlijke karakter van het boetebeding. Voor het beding wordt verder nergens in de overeenkomst of in de algemene voorwaarden een voordeel geboden ter compensatie van het nadeel dat dit voor [eiser] meebrengt. Gelet hierop wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van [eiser] aanzienlijk verstoord. Dit betekent dat het beding onredelijk bezwarend is.
3.11.
De vernietiging van het beding betekent dat dit beding wordt geacht nooit te hebben bestaan. [eiser] heeft dus zonder rechtsgrond de boete betaald en heeft recht om dit bedrag terug te krijgen. Dat [eiser] het bedrag van € 699,99 niet aan [handelsnaam] maar aan een door [handelsnaam] ingeschakelde vloerenlegger heeft betaald, maakt niet dat [handelsnaam] dit bedrag niet hoeft terug te betalen aan [eiser] . [eiser] mocht op redelijke gronden aannemen dat hij die boete bevrijdend kon betalen aan de door [handelsnaam] ingeschakelde vloerenlegger. Die vloerenlegger kwam namelijk namens [handelsnaam] het laminaat leggen en [handelsnaam] heeft het boetebeding in haar eigen montagevoorwaarden opgenomen.
Het beroep op verrekening van [handelsnaam] slaagt niet
3.12.
Gelet op wat hiervoor onder 3.7 tot en met 3.10 is besproken, is [eiser] niet (nogmaals) een boete verschuldigd aan [handelsnaam] voor de geplande mandagen van de tweede montage-afspraak. Dit bedrag kan [handelsnaam] dus niet verrekenen met wat zij aan [eiser] moet terugbetalen.
3.13.
Ook het aangevoerde bedrag aan winstderving kan [handelsnaam] niet verrekenen. Er is namelijk geen sprake van winstderving of schade aan de zijde van [handelsnaam] , want [eiser] is zijn betalingsverplichting nagekomen en onder 3.2 is geoordeeld dat [handelsnaam] dit montagegeld niet hoeft terug te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.14.
[eiser] vordert ook een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing
.[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat hij kosten heeft gemaakt, maar de kantonrechter acht het gevorderde bedrag niet (meer) redelijk gelet op de hoogte van het bedrag dat wordt toegewezen. In plaats van het gevorderde bedrag wordt daarom een bedrag van € 105,00 toegewezen.
Wettelijke rente
3.15.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 20 december 2023. [eiser] heeft in zijn dagvaarding wettelijke rente gevorderd vanaf 3 juli 2023. Op deze datum heeft hij betaald voor het laminaat en de montage. Omdat alleen het gedeelte van de vordering wordt toegewezen met betrekking tot de onverschuldigde betaling van het boetebedrag, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop [handelsnaam] in verzuim is met de terugbetaling van dit bedrag. Op 13 december 2023 is [handelsnaam] door de gemachtigde van [eiser] in gebreke gesteld en is haar een termijn van een week gegeven. [handelsnaam] was dan ook vanaf 20 december 2023 in verzuim.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
3.16.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [handelsnaam] betalen. De proceskosten van [handelsnaam] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
Totaal
50,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van € 699,99 aan [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 december 2023 tot de dag van volledige voldoening;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:215 BW.
2.Artikel 6:74 BW.
3.Artikel 7:754 BW.