Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Eiser had op 28 oktober 2023 beroep ingesteld omdat hij meende dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo), ingediend op 16 juni 2023. Verweerder diende op 15 januari 2024 een verweerschrift in, waarin hij stelde dat er geen sprake was van niet tijdig beslissen, aangezien hij op 13 juli 2023 al een beslissing had genomen op het Woo-verzoek van eiser.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet eerst een ingebrekestelling had gestuurd, wat vereist is om beroep in te stellen wegens niet tijdig beslissen. Eiser had aangevoerd dat het besluit van 13 juli 2023 niet als definitieve besluitvorming kon worden beschouwd, omdat de links in het document niet werkten. De rechtbank stelde echter vast dat er wel degelijk een inhoudelijke beslissing was genomen en dat het beroep van eiser te laat was ingediend. De rechtbank had begrip voor de frustratie van eiser over de toegankelijkheid van de documenten, maar dit veranderde niets aan de juridische situatie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024, door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.