ECLI:NL:RBMNE:2024:6219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
Awb 23/2263
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen de Gedeputeerde Staten van Utrecht. Verzoekster had op 28 maart 2023 een besluit ontvangen van verweerder, waartegen zij op 8 mei 2023 in beroep ging. Op 29 augustus 2023 heeft verweerder het bestreden besluit vernietigd en een nieuw besluit genomen, waarmee hij tegemoetkwam aan verzoekster. Na deze ontwikkeling trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten van verzoekster te vergoeden, mits een wegingsfactor van 1 wordt toegepast. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 365,- aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten en het griffierecht van € 51,- aan verzoekster te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 8 november 2024. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2263

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. T. van Kooten),
en

Gedeputeerde Staten van Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 maart 2023 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan op 8 mei 2023. Op 29 augustus 2023 heeft verweerder het bestreden besluit vernietigd en een nieuw besluit genomen. Verweerder is daarbij tegemoet gekomen aan verzoekster. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat hij de proceskosten van verzoekster wil betalen, mits een wegingsfactor van 1 wordt toegepast.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 365,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.