ECLI:NL:RBMNE:2024:629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van een onroerende zaak had vastgesteld op € 238.000,- voor het belastingjaar 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, waarna de heffingsambtenaar de waarde verlaagde naar € 211.000,-. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 15 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser specifieke beroepsgronden naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden echter buiten beschouwing gelaten vanwege strijd met de goede procesorde, aangezien deze gronden te laat zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde en dat het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen, omdat de procedure niet langer dan twee jaar heeft geduurd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: P.H.M. Verhoef).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 28 december 2022 (de bestreden uitspraak).
2. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 15 februari 2022 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [plaats] (de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 238.000,-. De waarde is vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2021. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als gebruiker van de onroerende zaak ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
3. Met de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard, de WOZ-waarde verlaagd naar € 211.000,- en de aanslag onroerendezaakbelasting verminderd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld en vervolgens het onderzoek gesloten. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door taxateur [taxateur] .
6. De rechtbank heeft op 16 januari 2024 een brief ontvangen van eiser met dagtekening 10 januari 2024 en op 18 januari 2024 nog een brief met dagtekening 15 januari 2024. Omdat deze stukken pas bij de rechtbank zijn binnen gekomen nadat het onderzoek op 15 januari 2024 ter zitting is gesloten en de stukken geen aanleiding geeft om het onderzoek te heropenen, worden deze stukken niet door de rechtbank bij de beoordeling betrokken.

Beoordeling door de rechtbank

De WOZ-waarde van de onroerende zaak
7. Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum (1 januari 2021) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aan die bewijslast heeft voldaan met het taxatierapport en de toelichting die daarop in het verweerschrift is gegeven.
8. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
9. De gemachtigde van eiser heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift ingediend. Aan de gemachtigde van eiser is door de rechtbank op 29 november 2023, samen met de uitnodiging voor de zitting, een brief gestuurd waarin hij vier weken de tijd kreeg om te reageren op het verweerschrift dat de heffingsambtenaar heeft overgelegd. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens op 30 november 2023 een brief gestuurd aan de rechtbank. In deze brief staan, net als in het beroepschrift en de aanvullingen daarop, algemene en soms ook onsamenhangende stellingen, waarvan niet duidelijk is of ze betrekking hebben op de onroerende zaak. De rechtbank acht het niet mogelijk om het beroepschrift en dit stuk (zinvol) bij de beoordeling van de zaak te betrekken. De rechtbank heeft 7 dagen voor de zitting, op 9 januari 2024, nog een ‘pinpointbrief’ van de gemachtigde ontvangen die is gedateerd op 5 januari 2024. De rechtbank laat dit stuk buiten beschouwing bij de beoordeling vanwege strijd met de goede procesorde. Het stuk is buiten de termijn van tien dagen uit artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht bij de rechtbank binnengekomen en de heffingsambtenaar heeft verklaard dat hij op de zitting niet adequaat kan reageren op het stuk.
10. Op zitting heeft de gemachtigde van eiser wel specifieke beroepsgronden die in deze zaak aan de orde zijn naar voren gebracht. De rechtbank laat deze gronden echter buiten beschouwing, omdat het zó laat aanvoeren van gronden in strijd is met een goede procesorde. De rechtbank heeft het verweerschrift met het taxatierapport op 15 juni 2023 doorgestuurd aan de gemachtigde van eiser. Eiser heeft dus meer dan een half jaar de tijd gehad om de specifieke beroepsgronden die in deze zaak aan de orde te zijn naar voren te brengen. Door dat pas op de zitting te doen heeft de rechtbank zich daar niet op kunnen voorbereiden, en heeft eiser de heffingsambtenaar de kans ontnomen de standpunten te weerleggen. Dat is in strijd met de goede procesorde die de rechtbank moet bewaken. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van eiseres in de brief van 29 november 2023 door de rechtbank de gelegenheid is geboden om alsnog binnen vier weken de beroepsgronden aan te vullen. De rechtbank heeft deze brief gestuurd om vóór de zitting duidelijk zicht te krijgen op de geschilpunten. zodat de rechtbank daar niet pas op de zitting mee wordt geconfronteerd. In deze brief is de gemachtigde van eiser er ook op gewezen dat het op zitting pas aanvoeren van beroepsgronden tot strijd met de goede procesorde kan leiden.
Verzoek om vergoeding immateriële schade
11. De gemachtigde van eiser heeft namens hem verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend indien een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. [1] In belastingzaken wordt, als de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat eiser immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop de heffingsambtenaar het bezwaarschrift ontvangt.
12. Het bezwaarschrift is door de heffingsambtenaar ontvangen op 16 maart 2022, zodat niet meer dan twee jaar is verstreken tot de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank wijst daarom het verzoek om schadevergoeding af.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. De uitspraak op bezwaar blijft in stand. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De heffingsambtenaar hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.