ECLI:NL:RBMNE:2024:6445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/4920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es – de Vries
  • T. Mennen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; vaststelling waarde woning in goede justitie

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2024, in de zaak UTR 23/4920, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 925.000,- per waardepeildatum 1 januari 2022, maar na bezwaar was deze verlaagd naar € 842.000,-. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de waarde van zijn woning op € 720.000,- moest worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat beide partijen de door hen verdedigde waarden niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarom bepaalt de rechtbank de WOZ-waarde van de woning in goede justitie op € 840.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraken op bezwaar en legt de heffingsambtenaar de proceskosten van eiser op tot een bedrag van € 249,56. Tevens dient de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [plaats] (de woning).
2. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 28 februari 2023 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 925.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en geldt voor het belastingjaar 2023. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting en aanslag watersysteemheffing gebouwd opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
3. De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023 (de bestreden uitspraak) het bezwaar gegrond verklaard en de waarde van de woning verlaagd naar € 880.000,-. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar op 5 september 2023 een tweede uitspraak op bezwaar uitgevaardigd waarin de waarde wordt verlaagd naar € 842.000,-.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een taxatiematrix.
5. Het beroep is behandeld op de online zitting van 28 augustus 2024. Eiser heeft deelgenomen aan de zitting. De heffingsambtenaar heeft zich online laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

Feiten en geschil
6. Eiser is eigenaar van de woning, een geschakelde woning uit 1975. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 169 m². De woning heeft een tuinhuis/blokhut en een garage van 23 m². De woning ligt op een perceel van 338 m².
7. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2022. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 720.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van de woning van € 842.000,-.
Het beoordelingskader
8. Geschillen over de WOZ-waarde worden beslecht aan de hand van het Oostflakkee-arrest [1] . Dit beslismodel bestaat uit de volgende stappen:
De bewijslast van de WOZ-waarde rust op de heffingsambtenaar. Hij moet aannemelijk maken dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
Als de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of eiser de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt.
Als ook dat laatste niet het geval is, kan de rechtbank zelf tot een vaststelling van de waarde komen.
De uitspraak op bezwaar van 5 september 2023
9. Partijen zijn het eens over dat de tweede uitspraak op bezwaar, van 5 september 2023, niet is aan te merken als een beslissing waartegen op grond van artikel 7:1, lid 2 Awb beroep kan worden ingesteld [2] . Daarom zal de rechtbank deze uitspraak vernietigen.
De uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023
10. De gronden van eiser zijn uitgebreid besproken op de zitting en de taxateur heeft een uitleg gegeven over de systematiek van de waardering van de woning.
10. In de bestreden uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023 die nu nog ter beoordeling voorligt staat dat de WOZ-waarde van de woning van eiser wordt verlaagd naar € 880.000,-. De rechtbank constateert dat door de heffingsambtenaar in zijn verweerschrift en overgelegde taxatiematrix is uitgegaan van een WOZ-waarde van € 842.000,-. De rechtbank leidt hieruit af dat de waarde zoals in de eerste uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023 te hoog is vastgesteld. Dit leidt ertoe dat het beroep gegrond is en dat deze uitspraak op bezwaar eveneens wordt vernietigd.
10. Omdat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk heeft gemaakt, beoordeelt de rechtbank of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gestelde waarde van € 720.000,- niet te laag is. Omdat eiser de door hem gestelde waarde niet verder heeft onderbouwd, heeft ook eiser deze waarde niet aannemelijk gemaakt.
13. Omdat zowel de heffingsambtenaar als eiser de door hen verdedigde waarden niet aannemelijk hebben gemaakt, bepaalt de rechtbank de waarde van de woning op de waardepeildatum, in goede justitie op € 840.000,-.
14. De stelling van eiser dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde met terugwerkende kracht vijf jaar moet aanpassen, slaagt niet.
15. Eiser heeft verzocht om een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten en heeft daartoe een bedrag van € 249,56 opgevoerd. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft op de zitting aangegeven daar geen bezwaar tegen te hebben.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, de WOZ-waarde van de woning aan de [adres] in [plaats] op de waardepeildatum 1 januari 2022 verminderen tot een bedrag van € 840.000,- en bepalen dat de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verminderd.
16. Omdat het beroep van eiser gegrond is, veroordeeld de rechtbank de heffingsambtenaar in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 249,56 en draagt de heffingsambtenaar op het door eiser betaalde griffierecht à € 50,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar van 5 september 2023;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023;
  • stelt de waarde van de woning vast op € 840.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2022 en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2023;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
  • € 249,56;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es – de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheidde uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2005, LJN:AU4300.
2.Arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT1516, r. 3.3.1..