ECLI:NL:RBMNE:2024:6468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/3022 en UTR 24/3021
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal op grond van de Participatiewet (Pw) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat het bedrijf van eiseres niet levensvatbaar zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarop het college het bezwaar gegrond verklaarde en het primaire besluit herroept, maar met de voorwaarde dat eiseres haar levenskosten moet verlagen. Eiseres is het niet eens met deze voorwaarde en heeft beroep ingesteld, evenals een verzoek om een voorlopige voorziening voor een voorschot op bijstand.

De rechtbank heeft het beroep behandeld en vastgesteld dat eiseres in de periode van 14 juni 2023 tot 26 januari 2024 geen recht had op een Bbz-uitkering, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarde om haar levenskosten te verlagen. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de voorwaarde heeft gesteld en dat eiseres in de periode van haar aanvraag tot haar verhuizing naar een andere gemeente niet aan deze voorwaarde heeft voldaan. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3022 en UTR 24/3021

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum, het college
(gemachtigde: mr. A. Negenborn-Postma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Bij besluit van 14 juni 2023 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres voor bijstand voor levensonderhoud en voor bedrijfskapitaal op grond van de Participatiewet (Pw) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) afgewezen, omdat het bedrijf van eiseres, volgens het college, niet levensvatbaar is.
1.2.
Eiseres was het niet eens met het primaire besluit en heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 28 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Het college heeft besloten om het advies van de commissie bezwaarschriften te volgen. Hierin staat dat er – gelet op de door eiseres aangeleverde prognoses – sprake kan zijn van een levensvatbaar bedrijf. Het verstrekken van een Bbz-uitkering behoort in dat geval tot de mogelijkheden. Daarbij stelt het college in het bestreden besluit wel als voorwaarde dat de levenskosten van eiseres worden verlaagd, door onder meer het leasecontract van haar auto te beëindigen en te snijden in haar woonlasten. Verder heeft het college geconstateerd dat eiseres is verhuisd naar de gemeente [gemeente] en daar met haar partner samenwoont. Hierdoor maakt eiseres, volgens het college, geen aanspraak meer op een uitkering in de gemeente Blaricum.
1.4.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld. Tevens heeft eiseres de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat aan haar een voorschot aan bijstand wordt toegekend over de periode 14 juni 2023 tot 26 januari 2024.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. In geschil is of eiseres in de periode van 14 juni 2023 tot 26 januari 2024 een Bbz-uitkering had moeten ontvangen van de gemeente Blaricum. Dat is namelijk de periode tussen de aanvraag van eiseres en het moment dat zij ging verhuizen naar de gemeente [gemeente] .
Het beroep
3. Eiseres stelt dat het college aan eiseres een Bbz-uitkering had moeten verlenen voor de periode van 14 juni 2023 tot 26 januari 2024. De Bbz-uitkering van eiseres had verleend moeten worden vanaf het moment van de aanvraag, omdat het bezwaar gegrond is verklaard. Er is geen sprake van een opschortende voorwaarde waarin eiseres moest voldoen voordat deze Bbz-uitkering verstrekt kon worden. Eiseres had dus vanaf het moment van haar aanvraag al recht op de Bbz-uitkering, maar heeft deze nooit gekregen. De kosten die eiseres had waren weliswaar hoog, maar het was ook niet eenvoudig om in deze periode een goedkopere woning te vinden om zo haar levenskosten te verlagen. Verder is het op grond van artikel 44 van de Pw voor eiseres niet mogelijk om met terugwerkende kracht een Bbz-uitkering aan te vragen bij de gemeente Wormer.
4. Het college heeft zich in het bestreden besluit, het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat er sprake was van opschortende voorwaarden, namelijk verlagen van haar kosten. Eiseres heeft in de gemeente Blaricum nooit aan deze opschortende voorwaarden voldaan, omdat zij steeds een hoge huur betaalde en zij het contract van haar leaseauto niet heeft opgezegd. Pas op het moment dat eiseres is verhuisd naar de gemeente [gemeente] heeft zij deels in haar kosten gesneden, doordat de huur die eiseres betaalde omlaag is gegaan.
5. De rechtbank is van oordeel dat het college geen Bbz-uitkering aan eiseres heeft hoeven uitkeren in de periode van 14 juni 2023 tot 26 januari 2024. In het bestreden besluit mocht het college de voorwaarde stellen dat eiseres moest snijden in haar levenskosten om in aanmerking te komen voor een Bbz-uitkering. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in de periode tussen haar aanvraag voor de Bbz-uitkering en haar verhuizing naar de gemeente [gemeente] niet heeft voldaan aan die voorwaarde. Eiseres betaalde in die periode immers onverminderd een hoge huur en zij heeft het leasecontract van haar auto niet opgezegd. Pas met de verhuizing naar de gemeente [gemeente] heeft zij haar levenskosten verlaagd, maar dat valt buiten de periode in geding. Dit betekent dat eiseres in de gemeente Blaricum nooit aan de voorwaarde heeft voldaan en geen recht heeft gehad op een Bbz-uitkering. De beroepsgrond slaagt niet.
De voorlopige voorziening
6. Omdat de rechtbank met deze uitspraak heeft geoordeeld in het lopende beroep van eiseres, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden af.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond en de voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.