ECLI:NL:RBMNE:2024:6469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/1583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de beoordeling van de inkomensgrens door het college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft eiser, die van 6 september 2019 tot 31 december 2022 toegang had tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), een aanvraag ingediend voor verlenging van deze voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden heeft deze aanvraag op 3 januari 2023 afgewezen, omdat eiser volgens hen voldoende financiële draagkracht heeft om zelf in zijn huishoudelijke hulp te voorzien. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit op 24 maart 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 18 april 2023. In een latere brief op 8 mei 2023 heeft het college echter medegedeeld dat eiser, in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), toch toegang krijgt tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Op 20 februari 2024 heeft de CRvB uitspraak gedaan over het beleid van het college, wat leidde tot een verlenging van eisers toegang tot de voorziening tot en met 31 mei 2028. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 18 april 2024 behandeld en vastgesteld dat de brieven van 8 mei 2023 en 15 maart 2024 als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het eerste bestreden besluit, omdat hij inmiddels toegang heeft gekregen tot de hulp. Het beroep tegen de bestreden besluiten 2 en 3 is ongegrond verklaard, maar de rechtbank heeft het college wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, omdat hij beroep moest instellen om zijn toegang tot de hulp te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, het college
(gemachtigde: mr. B. Harmsen).

Inleiding

1. Eiser heeft van 6 september 2019 tot 31 december 2022 toegang gekregen tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
1.1.
Eiser heeft zich op 29 november 2022 gemeld bij het college voor verlenging van deze algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 3 januari 2023 (het primaire besluit) afgewezen. In het beleid van de gemeente Leusden wordt namelijk een inkomensgrens gehanteerd. Omdat eiser voldoende financiële draagkracht heeft, kan eiser volgens het college, zelf voorzien in huishoudelijke hulp. Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
1.2.
In het besluit van 24 maart 2023 op het bezwaar van eiser (bestreden besluit 1) heeft het college de afwijzing van de aanvraag van eiser gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 18 april 2023.
1.3.
In zijn brief van 8 mei 2023 heeft het college medegedeeld dat eiser, in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over het door het college gevoerde beleid ten aanzien van de inkomensgrens, toch toegang wordt verleend tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp.
1.4.
Op 20 februari 2024 heeft de CRvB uitspraak [1] gedaan over het door het college gehanteerde beleid. Als gevolg van deze uitspraak heeft het college op 15 maart 2024 besloten om eisers toegang tot een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp tot en met 31 mei 2028 te verlengen.
1.5.
Het college heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. De rechtbank moet voorafgaand aan haar beoordeling vaststellen wat de omvang van het geding is. De rechtbank stelt daarbij vast dat de brieven van 8 mei 2023 en 15 maart 2024 aangemerkt moeten worden als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met deze brieven is namelijk de rechtspositie van eiser veranderd. De rechtbank merkt de brief van 8 mei 2023 aan als bestreden besluit 2 en de brief van 15 maart 2024 als bestreden besluit 3.
3. Bestreden besluiten 2 en 3 vervangen beide bestreden besluit 1. Met deze besluiten krijgt eiser, na de afwijzing in bestreden besluit 1, namelijk toch toegang tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep dan van rechtswege mede betrekking op bestreden besluiten 2 en 3. Omdat eiser beroepsgronden heeft ingediend tegen bestreden besluiten 2 en 3 acht de rechtbank ook voldoende procesbelang aanwezig bij een beoordeling van bestreden besluiten 2 en 3.
Bestreden besluit 1
4. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiser nog procesbelang heeft ten aanzien van bestreden besluit 1. Hierin stond namelijk dat eiser geen toegang kreeg tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Dit besluit is vervangen door bestreden besluiten 2 en 3 met als gevolg dat eiser wel toegang heeft tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Wat eiser met zijn beroep tegen bestreden besluit 1 wilde bereiken heeft hij dus al bereikt. Het beroep tegen bestreden besluit 1 zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Voor de vergoeding van het griffierecht en de proceskostenveroordeling verwijst de rechtbank naar overweging 11 van deze uitspraak.
De bestreden besluiten 2 en 3
6. Eiser stelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of met de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp voldoende aan de behoefte en kenmerken van eiser tegemoet wordt gekomen. Noch uit de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leusden 2023 (Verordening), noch uit de Beleidsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leusden 2023 (Beleidsregels) volgt wat er precies onder de algemene voorziening moet worden verstaan. Het onderzoek dat is gedaan door (uitvoeringsorganisatie) Lariks en het daaruit voortvloeiende plan van aanpak van 23 december 2022 is summier. Hier kan niet uit geconcludeerd worden dat de huishoudelijke hulp die eiser kreeg (twee uur) op dit moment nog steeds voldoende voor hem is. Eiser wijst er daarbij op dat hij inmiddels 89 jaar oud is en niet in staat is tot het verrichten van lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden. Verder is ook niet gebleken dat eiser recent is onderzocht door een arts.
Eiser heeft verder ter zitting nog aangevoerd dat het voor hem niet duidelijk was dat het mogelijk was om een maatwerkvoorziening aan te vragen. Er had volgens eiser onderzoek moeten worden gedaan naar de vraag of de algemene voorziening nog toereikend was voor eiser. Daarbij komt dat in de Verordening het normenkader wordt genoemd. Daarin staat dat als er sprake is van bijzondere omstandigheden er meer of minder huishoudelijk hulp toegekend kan worden. De bijzondere omstandigheden in het geval van eiser zijn dat hij samen met een zestienjarige hond in een groot koophuis woont en hij redelijk instabiel is waardoor hij regelmatig valt. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd door Lariks is niet gebleken dat deze bijzondere omstandigheden zijn meegewogen.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de vraag of een algemene voorziening voor huishoudelijk hulp voor eiser voldoende is. Er is immers een onderzoek gedaan door Lariks om de actuele ondersteuningsvraag van eiser in beeld te brengen. Lariks heeft een gesprek gevoerd met eiser, tijdens dit gesprek is gevraagd hoe het met eiser ging, of er aanleiding was voor meer hulp en of er nog andere omstandigheden speelden waar rekening mee gehouden moest worden. Uit dit gesprek is naar voren gekomen dat twee uur huishoudelijk hulp voldoende was. Lariks heeft geen aanleiding gezien voor een aanvullend medisch onderzoek. Daarbij komt dat de uitvoeringsinstantie een signaleringsfunctie heeft, zodra zij signaleren dat de onvoldoende huishoudelijke hulp is toegekend en meer hulp nodig is geven zij dit door aan het college.
8. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 4 van de Beleidsregels staat dat er onderzoek moet worden gedaan naar de hulpvraag van een persoon. Deze persoon moet daarbij alle feiten en omstandigheden die verband houden met zijn hulpvraag naar voren brengen. Dit onderzoek vindt plaats in de vorm van een gesprek. [2] Naar aanleiding van dit gesprek wordt een verslag opgemaakt, waar het plan van aanpak onderdeel van is. [3] In artikel 9 van de Beleidsregels staat wanneer een persoon in aanmerking komt voor de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Om te bepalen of een persoon in aanmerking komt voor deze algemene voorziening, voert Lariks een lichte toegangstoets uit om vast te stellen of de persoon tot de doelgroep behoort. Mocht deze persoon tot de doelgroep behoren komt hij in aanmerking voor de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. In artikel 9, vierde lid, van de Beleidsregels staat wanneer een persoon niet in aanmerking komt voor de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp. Pas als blijkt dat de algemene voorziening voor huishoudelijk hulp niet voldoende is kan een persoon in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening gaat namelijk voor op een maatwerkvoorziening. [4]
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende onderzoek gedaan naar de vraag of een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp in het geval van eiser voldoende is. Het college heeft namelijk onderzoek uitgevoerd in lijn met zijn Beleidsregels. Lariks heeft een lichte toegangstoets uitgevoerd om te beoordelen of eiser onder de doelgroep voor de algemene voorziening valt. Dit heeft Lariks gedaan door een gesprek te voeren met eiser waarin alle feiten en omstandigheden die in het geval van eiser een rol spelen aan bod konden komen. Tijdens dit gesprek is niet gebleken van bijzondere omstandigheden waar het college rekening mee had moeten houden. Het resultaat van dit onderzoek heeft Lariks neergelegd in een verslag waar een plan van aanpak onderdeel van uitmaakt. Eiser is akkoord gegaan met het plan van aanpak. [5] Uit dit plan van aanpak is gebleken dat twee uur huishoudelijk hulp voldoende is voor eiser. Eiser heeft niet eerder dan in beroep aangegeven dat deze twee uur onvoldoende zou zijn. Pas ter zitting heeft eiser verschillende omstandigheden genoemd waaruit zou moeten blijken dat de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp niet meer voldoende zou zijn. Dit heeft eiser echter op geen enkele wijze onderbouwd. Verder heeft eiser ook geen maatwerkvoorziening aangevraagd. Dat eiser niet wist dat dit mogelijk was kan de rechtbank niet volgen. Eiser had namelijk op een eerder moment al kunnen aangeven dat de twee uur die hij krijgt vanuit de algemene voorziening voor hem onvoldoende was, waardoor het college kon beoordelen of eiser mogelijk in aanmerking had moeten komen voor een maatwerkvoorziening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen bestreden besluiten 2 en 3 is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om de proceskosten die eiser heeft gemaakt te vergoeden. Eiser heeft namelijk beroep moeten instellen om weer toegang tot de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp te krijgen. Het college heeft eiser pas na het instellen van het beroep op 18 april 2023 in de bestreden besluiten 2 en 3 weer toegang verleend. Gelet op artikel 6:19, lid 1 van de Awb heeft het beroep van rechtswege ook betrekking op bestreden besluiten 2 en 3 tot wijziging van bestreden besluit 1. Hieruit vloeit voort dat - volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep - de in verband met de zitting gemaakte kosten van rechtsbijstand, zijnde redelijkerwijs gemaakte kosten, bij de vaststelling van de proceskosten in aanmerking moeten worden genomen.
11. De rechtbank veroordeelt het college dan ook tot vergoeding van de proceskosten van eiser in beroep. De proceskosten in beroep worden overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op een bedrag van € 1.750,,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Verder draagt de rechtbank het college op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 en bestreden besluit 3 ongegrond;
- bepaalt dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie artikel 5 van de Beleidsregels.
3.Zie artikel 6 van de Beleidsregels.
4.Zie artikel 9, derde lid, van de Beleidsregels.
5.Eiser was het enkel niet eens met de inkomensgrens die in de verouderde Beleidsregels van het college waren neergelegd.