ECLI:NL:RBMNE:2024:6542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C/16/677200 / HA ZA 24-326
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. de Wijkerslooth de Weerdesteijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfgrens en uitvoering van vaststellingsovereenkomst tussen buren

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren, [eiseres] en [gedaagde], die sinds 2006 naast elkaar wonen. Ter beëindiging van een conflict over de erfgrens en erfafscheiding hebben zij een vaststellingsovereenkomst gesloten. [eiseres] vordert nu dat [gedaagde] meewerkt aan de uitvoering van deze overeenkomst, maar partijen zijn het oneens over de uitleg ervan. [gedaagde] stelt bovendien dat er sprake is van bedrog. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] moet meewerken aan de grensreconstructie zoals vastgelegd in de overeenkomst, waarbij de rechtbank de exacte loop van de grens verduidelijkt. De rechtbank legt uit dat de feitelijke erfgrens, zoals deze door het met hedera begroeide hekwerk wordt bepaald, ook de juridische erfgrens moet zijn. De rechtbank wijst het beroep van [gedaagde] op bedrog af, omdat niet is aangetoond dat [eiseres] opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De rechtbank legt ook een dwangsom op aan [gedaagde] voor het geval zij niet meewerkt aan de grensreconstructie. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld om na de grensreconstructie mee te werken aan het notarieel transport van de grond aan [eiseres]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/577200 / HA ZA 24-326
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. G. de Gelder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. N. Baouch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juni 2024,
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 6 augustus 2024,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 17 september 2024,
- de mondelinge behandeling van 5 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn sinds 2006 buren van elkaar. Partijen hebben ter beëindiging van een geschil over de erfgrens en de erfafscheiding een vaststellingsovereenkomst gesloten. [eiseres] vordert medewerking van [gedaagde] aan de uitvoering van die vaststellingsovereenkomst. Partijen verschillen van mening over hoe de vaststellingsovereenkomst moet worden uitgelegd. [gedaagde] stelt daarnaast dat sprake is van bedrog. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] moet meewerken aan de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde grensreconstructie, waarbij de rechtbank uitlegt hoe die grens precies loopt.
3. De beoordeling in conventie en in reconventie
[gedaagde] moet meewerken aan de grensreconstructie
3.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben eerder twee procedures gevoerd over de erfgrens en de erfafscheiding (waaronder het met hedera begroeide hekwerk en zes leilindes), zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De feitelijke situatie is als volgt (zie de plattegrond hieronder): vanaf de straatkant gezien, staat het huis van [eiseres] links en het huis van [gedaagde] rechts. In de lengte tussen de percelen loopt een met hedera begroeid hekwerk dat de percelen van elkaar scheidt. Ook staat op het perceel van [eiseres] rechts achterin een garage. Het met hedera begroeide hekwerk stopt daar waar de garage begint. Tussen partijen staat vast dat een klein deel van de garage en het met hedera begroeide hekwerk over de
kadastrale erfgrensstaat. De feitelijke situatie ziet er als volgt uit, waarbij de verticale streep in het midden de kadastrale grens is:
3.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 19 december 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van hun geschil. Deze is vastgelegd in een proces-verbaal. In punt 2 van de vaststellingsovereenkomst staat:
“Het kadaster zal op verzoek van beide partijen een grensreconstructie uitvoeren waarbij de nieuwe kadastrale grens zal worden getrokken vanaf de ijzeren buis aan de voorzijde van het perceel van [eiseres] (productie 4 conclusie van antwoord in eerste aanleg) tot aan de houten paal aan de achterzijde (zie de foto memorie van grieven productie 12) doorlopend naar de achterzijde via de muur van de garage. De kosten hiervan komen voor rekening van partij [eiseres] . Daarna zullen partijen ervoor zorgen dat deze grensreconstructie in het register van het kadaster wordt ingeschreven, zodat duidelijk is dat de nieuwe perceelgrens loopt tot vermelde nieuwe grens. Dit betekent dat [eiseres] eigenaar wordt van de in deze procedure betwiste strook grond. De kosten van inschrijving in het kadaster komt ook voor rekening van [eiseres] .”
3.3.
Tussen partijen bestaat discussie over hoe de nieuwe grens precies moet lopen. De uitleg en de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst moet worden bepaald aan de hand van de Haviltexnorm (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Bij de uitleg van een bepaling in een overeenkomst is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, beslissend.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat partijen met
‘ijzeren buis aan de voorzijde van het perceel van [eiseres] ’hebben bedoeld de ijzeren buis aan de straatzijde (die ook te zien is op de eerste foto in productie 9 bij dagvaarding). Dit hebben partijen ter zitting aangegeven. Vast staat dus dat zij dezelfde ijzeren buis hebben bedoeld.
3.5.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat partijen met
‘tot aan de houten paal aan de achterzijde’hebben bedoeld het punt, op de houten paal rechts naast de voorzijde van de rechter zijmuur van de garage (gezien vanaf de straatkant), waar het hekwerk aan de houten paal bevestigd is. [eiseres] stelt dat bedoeld is dat de nieuwe kadastrale grens, gezien vanaf de straatkant, loopt tot de rechterbuitenzijde van de houten paal. Dit strookt echter niet met de vaststelling dat partijen met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bedoeld hebben om de feitelijke erfgrens ook de juridische erfgrens te maken. Dit is door [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling meerdere keren gezegd en door [gedaagde] niet betwist. De rechtbank overweegt dat de feitelijke erfgrens wordt bepaald door het met hedera begroeide hekwerk en niet door de rechterbuitenzijde van de houten paal. De percelen worden namelijk door het hekwerk – en niet door de palen – van elkaar gescheiden.
3.6.
De rechtbank oordeelt daarnaast dat
‘via de muur van de garage’moet worden uitgelegd als ‘
langs de muur van de garage’. [gedaagde] stelt weliswaar dat partijen hiermee
‘door de muur van de garage’hebben bedoeld, maar de rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank heeft in de eerdere procedure geoordeeld dat [eiseres] door verjaring eigenaar is geworden van de grond onder de garage. Dat partijen dan ook de bedoeling hadden om [eiseres] eigenaar te maken van de grond onder de garage, volgt uit het tweede punt van de vaststellingsovereenkomst:
“Dit betekent dat [eiseres] eigenaar wordt van de in deze procedure betwiste stuk grond.”
De grond onder de garage was onderdeel van die procedure. [gedaagde] heeft bij de rechtbank immers vervangende schadevergoeding voor het onrechtmatig grondgebruik gevorderd. Aangezien partijen de bedoeling hebben gehad om vast te stellen dat [eiseres] eigenaar is van de grond onder de garage, is het naar het oordeel van de rechtbank ook de bedoeling geweest dat de nieuwe kadastrale grens langs de muur van de garage zal lopen.
3.7.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] moet meewerken aan de overeengekomen grensreconstructie, waarbij de nieuwe kadastrale grens zal worden getrokken vanaf de ijzeren buis aan de straatzijde, tot aan het punt op de houten paal (rechts naast de voorzijde van de rechter zijmuur van de garage gezien vanaf de straatkant) waar het met hedera begroeide hekwerk bevestigd is. Vanaf dat punt op de houten paal loopt de nieuwe kadastrale grens tot het hoekpunt aan de voorzijde van de rechter zijmuur van de garage en deze loopt vervolgens naar de achterzijde van het perceel langs de muur van de garage. Dat zou anders zijn als het beroep van [gedaagde] op bedrog (artikel 3:44 lid 2 BW) slaagt, maar dit is niet het geval. De rechtbank licht dit hierna toe.
Geen sprake van bedrog
3.8.
[gedaagde] beroept zich zowel in conventie als in reconventie op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst in verband met bedrog, maar de rechtbank oordeelt dat bedrog niet komt vast te staan.
3.9.
Een rechtshandeling kan alleen worden vernietigd op grond van bedrog als aan de volgende voorwaarden is voldaan: (i) de ene partij ( [eiseres] ) moet de andere partij ( [gedaagde] ) tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling hebben bewogen door (ii) opzettelijk (iii) een onjuiste mededeling te doen (artikel 3:44 lid 3 BW). Daarnaast moet er ook (iv) een causaal verband bestaan tussen de rechtshandeling (het sluiten van de vaststellingsovereenkomst) en het bedrog (artikel 3:44 lid 1 BW).
3.10.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] het hof onjuist heeft ingelicht. [eiseres] zou het hof hebben voorgehouden dat er nog maar vier – in plaats van zes – leilindes over waren (vereiste iii). In de vaststellingsovereenkomst is onder punt 1 opgenomen:
“De vier overgebleven stammen van de leilindes worden door partij [eiseres] voor 1 april 2024 verwijderd (…)”
3.11.
Voor bedrog is echter vereist is dat [eiseres] [gedaagde] onjuist heeft voorgelicht, en niet het hof (vereiste i). [gedaagde] heeft daarnaast niets gesteld over het opzet van [eiseres] (vereiste ii) en het causale verband tussen de onjuiste mededeling en het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (artikel 3:44 lid 1 BW). Dit betekent dat het verweer in conventie faalt en [gedaagde] moet meewerken aan de grensreconstructie. Dit betekent ook dat de primaire vordering in reconventie, vernietiging van de vaststellingsovereenkomst, wordt afgewezen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat tussen partijen vaststaat dat [eiseres] inmiddels de stammen van alle zes de leilindes heeft verwijderd, zodat [gedaagde] ook geen belang meer heeft bij haar vordering (artikel 3:303 BW).
De gevorderde dwangsommen worden beperkt toegewezen
3.12.
Omdat het beroep op bedrog faalt en de nakomingsvordering van [eiseres] wordt toegewezen, moet [gedaagde] binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis meewerken aan de gevorderde grensreconstructie en over gaan tot ondertekening van het machtigingsformulier van het Kadaster, zodat de grensreconstructie door het Kadaster kan worden uitgevoerd. Hierbij loopt de grens zoals de rechtbank hiervoor onder 3.7 heeft bepaald. [eiseres] vordert voor deze veroordeling een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 25.000,00. De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te beperken tot € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00.
3.13.
Om [eiseres] eigenaar te maken van de strook grond, zoals afgesproken in het tweede punt van de vaststellingsovereenkomst (zie hiervoor onder 3.2), is het noodzakelijk om dit stuk grond bij de notaris over te dragen. [eiseres] vordert medewerking van [gedaagde] aan het notarieel transport, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. De rechtbank zal deze vordering toewijzen, in die zin dat [gedaagde] na afronding van de grensreconstructie door het Kadaster op eerste verzoek van [eiseres] moet meewerken aan het notarieel transport. [eiseres] vordert ook voor deze veroordeling een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 25.000,00. De rechtbank ziet ook hier aanleiding de dwangsom te beperken tot € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00.
Gedeeltelijke toewijzing subsidiaire vordering in reconventie
3.14.
[gedaagde] vordert in reconventie subsidiair te bepalen dat volgens de overeenkomst van 19 december 2023, de uit te voeren grensreconstructie wordt gereconstrueerd vanaf de gemelde paal op het punt waaraan het hek bevestigd zit naast de voorzijde van de zijmuur van de garage van [eiseres] , tot het markeringspunt zoals aangegeven op het kadastraal rapport van 6 augustus 2007. Deze vordering is in overeenstemming met de uitleg van de vaststellingsovereenkomst (zie hiervoor onder 3.4 en 3.5) en zal daarom worden toegewezen.
3.15.
[gedaagde] vordert daarnaast te bepalen dat [eiseres] , na de grensreconstructie, alle grensoverschrijdende objecten zoals het hek en de palen, moet verwijderen en op haar eigen terrein dient te plaatsen. De rechtbank wijst deze vordering af. Zou na grensreconstructie blijken dat er een deel van de palen of het hek op het perceel van [gedaagde] staat, dan hoeft [eiseres] deze niet te verwijderen. Het verwijderen van de palen of het hek is namelijk niet in lijn met wat afgesproken is. In punt 1 van de vaststellingsovereenkomst staat namelijk:
“De vier overgebleven stammen van de leilindes worden door partij [eiseres] voor 1 april 2024 verwijderd en op dezelfde plek worden zo nodig palen neergezet door partij [eiseres] om de stabiliteit van de constructie te handhaven.”
“De constructie”ziet op de constructie van het hekwerk. Die bestaat uit het hekwerk mét palen. Hieruit volgt dat partijen bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst juist het behoud van het hekwerk (met palen) voor ogen hadden. Daaraan zou afbreuk worden gedaan als [eiseres] alle grensoverschrijdende delen van het hekwerk of de palen zou moeten verwijderen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat als in de toekomst de erfafscheiding vervangen moet worden, een eventuele nieuwe scheidsmuur op de nieuwe kadastrale erfgrens moet worden geplaatst.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.16.
Partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de grensreconstructie, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem en met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover in r.o. 3.4, 3.5, 3.6 en
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.heeft overwogen, en over te gaan tot ondertekening van het machtigingsformulier van het Kadaster, zodat de grensreconstructie door het Kadaster kan worden uitgevoerd, dit op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om na afronding van de grensreconstructie door het Kadaster op eerste verzoek van [eiseres] haar medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de strook grond, ten overstaan van een door [eiseres] aan te wijzen notaris, dit op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
4.3.
verklaart de onder 4.1 en 4.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
bepaalt dat volgens de overeenkomst van 19 december 2023, de uit te voeren grensreconstructie vanaf de gemelde paal, op het punt waaraan het hek thans bevestigd zit naast de voorzijde van de zijmuur van de garage van [eiseres] , tot het markeringspunt zoals aangegeven op het kadastraal rapport van 6 augustus 2007 wordt gereconstrueerd,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
4.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door G. de Wijkerslooth de Weerdesteijn en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.