ECLI:NL:RBMNE:2024:6544

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
11030164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst betreffende balkonbeglazing en verzuim van gedaagde

In deze zaak heeft eiser een overeenkomst gesloten met gedaagde B.V. voor de plaatsing van balkonbeglazing tegen betaling van € 15.499,00. Eiser is ontevreden over de kwaliteit van de geleverde balkonbeglazing en heeft op 13 december 2023 de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Gedaagde B.V. heeft echter verweer gevoerd en stelt dat zij niet in verzuim verkeert. De kantonrechter heeft op 4 december 2024 geoordeeld dat de overeenkomst niet kon worden ontbonden, omdat gedaagde B.V. niet in verzuim was gesteld volgens de wettelijke vereisten. Eiser heeft in zijn e-mails van 18 mei 2023 en 15 november 2023 geen redelijke termijn voor nakoming gesteld, waardoor de ingebrekestelling niet aan de wettelijke eisen voldeed. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde B.V.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11030164 \ UC EXPL 24-2322 LHJ/63796
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.J. Oost,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: mr. W. Plessius.

1.De procedure

1.1.
De rechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 28 maart 2024;
- de conclusie van antwoord die is ingediend voor de rolzitting van 5 juni 2024.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 4 november 2024 is aan partijen gezegd dat op 4 december 2024 een vonnis zal worden gegeven.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] B.V. een overeenkomst gesloten op basis waarvan [gedaagde] B.V. bij [eiser] balkonbeglazing heeft geplaatst tegen betaling van € 15.499,00. [eiser] is niet tevreden over de wijze waarop [gedaagde] B.V. de balkonbeglazing heeft geplaatst en wil de overeenkomst daarom ontbinden. De kantonrechter beslist dat de overeenkomst nog niet kan worden ontbonden, omdat [gedaagde] B.V. (nog) niet in verzuim verkeert.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
Partijen zijn in februari 2023 overeengekomen dat [gedaagde] B.V. balkonbeglazing bij [eiser] plaatst en dat [eiser] daar € 15.499,00 voor betaalt.
3.2.
Op 8 en 9 mei 2023 is de balkonbeglazing door [gedaagde] B.V. bij [eiser] geplaatst. [eiser] heeft toen al een bedrag van € 14.414,05 aan [gedaagde] B.V. betaald.
3.3.
Volgens [eiser] voldeed de geplaatste balkonbeglazing niet aan de afspraken die hij met [gedaagde] B.V. heeft gemaakt. [eiser] heeft dit op 18 mei 2023 bij [gedaagde] B.V. gemeld. In deze e-mail heeft [eiser] een lijst opgesteld met punten waar hij niet tevreden mee is. Zijn e-mail heeft hij afgesloten met de tekst:
“Al met al hebben wij 15.499 euro mogen betalen dan verwacht je echt een andere kwaliteit qua afwerking, wij denken dat de beste oplossing is dat wij ons geld terug krijgen en jullie alles weer ophalen. Hoor graag van jou hoe jij hierna kijkt,”.
3.4.
Na de melding van [eiser] zijn er in de periode juni 2023 – januari 2024 in totaal zes data afgesproken om de balkonbeglazing van [eiser] alsnog in orde te maken. Het gaat om de volgende data:
  • 30 juni 2023 (afspraak 1)
  • 17 augustus 2023 (afspraak 2)
  • 3 oktober 2023 (afspraak 3)
  • 23 november 2023 (afspraak 4)
  • 13 december 2023 (afspraak 5)
  • 15 januari 2024 (afspraak 6)
3.5.
De afspraken 1 en 2 zijn door [gedaagde] B.V. afgezegd, omdat nog niet alle materialen die nodig waren voor het in orde maken van de balkonbeglazing geleverd waren.
3.6.
Afspraak 3 is wel doorgegaan. [gedaagde] B.V. kon de balkonbeglazing toen nog niet geheel in orde te maken, omdat volgens de monteur nog niet alle materialen op voorraad waren.
3.7.
Afspraak 4 is door [gedaagde] B.V. afgezegd. Dit gebeurde als reactie op een
e-mail van [eiser] van 15 november 2023. In deze e-mail liet [eiser] weten dat hij nog niet tevreden was over een aantal punten van de balkonbeglazing. Hij deelde [gedaagde] B.V. ook het volgende mee:
“Bij deze stellen we jullie wederom ingebreke (18 mei 2023 via mail 1ste ingebrekestelling). Nogmaals willen wij extra benadrukken dat ons geduld op is en de hele koop ontbonden gaat worden, de gehele balkonbeglazing kan opgehaald worden en de gelden zien we dan voor 23 november 2023 terug gestort op onze rekening. We zullen er voor zorg dragen dat we op 23 november 2023 jullie toegang zullen geven tot de balkonbeglazing zodat deze weg kan worden gehaald.”.
3.8.
Na intern overleg bij [gedaagde] B.V. en na overleg met [eiser] is afspraak 5 tot stand gekomen. Afspraak 5 werd echter ook - kort van te voren - door [gedaagde] B.V. afgezegd. [eiser] heeft diezelfde dag (13 december 2023) [gedaagde] B.V. per e-mail bericht de overeenkomst te ontbinden en haar verzocht het betaalde geld terug te betalen.
3.9.
Als reactie hierop heeft [gedaagde] B.V. voorgesteld om nogmaals een afspraak te maken, wat geresulteerd heeft in afspraak 6. De bedoeling was dat de directie van [gedaagde] B.V. persoonlijk bij [eiser] zou langskomen. Omdat de directeur ziek was, is ook afspraak 6 - kort van te voren – door [gedaagde] B.V. afgezegd.
3.10.
Door [gedaagde] B.V. is vervolgens voorgesteld om een afspraak in te plannen op 22 januari 2024. Als reactie hierop heeft [eiser] een incassobureau ingeschakeld en [gedaagde] B.V. gedagvaard.

4.De beoordeling

[eiser] vordert (buiten)gerechtelijke ontbinding van de overeenkomst
4.1.
In deze procedure vordert [eiser] primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst met betrekking tot de door [gedaagde] B.V. geplaatste balkonbeglazing met de e-mail van 13 december 2023 door [eiser] is ontbonden. Subsidiair vordert [eiser] dat de kantonrechter de overeenkomst tussen hem en [gedaagde] B.V. alsnog ontbindt. [eiser] vordert ook terugbetaling van het door hem aan [gedaagde] B.V. betaalde bedrag van € 14.414,05, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
[eiser] voert ter onderbouwing van zijn vorderingen aan dat de balkonbeglazing een drietal gebreken bevat:
  • de zes ramen van de balkonbeglazing hebben niet dezelfde maat;
  • de kwaliteit van de afwerking van de balkonbeglazing is slecht;
  • de balkonbeglazing is op de betontegels vastgezet, terwijl dit op grond van de bouwtekening niet is toegestaan.
[gedaagde] B.V. is volgens [eiser] in verzuim geraakt. In dit verband verwijst [eiser] naar zijn e-mails van 18 mei 2023 en 15 november 2023. In die e-mails heeft hij [gedaagde] B.V. in gebreke gesteld, maar herstel van de gebreken heeft daarna niet plaatsgevonden. [eiser] stelt dat hij de overeenkomst daarom op 13 december 2023 (buitengerechtelijk) mocht ontbinden.
[gedaagde] B.V. heeft verweer gevoerd en nogmaals aangeboden de gebreken te herstellen.
De overeenkomst is niet buitengerechtelijke ontbonden
4.3.
De kantonrechter wijst de primaire vordering van [eiser] af. Naar het oordeel van de kantonrechter was op 13 december 2023 niet aan alle voorwaarden voor het inroepen van de ontbinding van een overeenkomst voldaan.
4.4.
Voor ontbinding moet niet alleen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van de gemaakte afspraken, maar moet de schuldenaar ook in verzuim zijn. [1]
4.5.
Voor het intreden van verzuim is een schriftelijke aanmaning nodig (een ingebrekestelling), waarin de schuldeiser de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming geeft. In enkele gevallen treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in, maar die gevallen doen zich hier niet voor. [2]
4.6.
[eiser] stelt dat hij [gedaagde] B.V. op twee moment in gebreke heeft gesteld, namelijk met de e-mail van 18 mei 2023 en de e-mail van 15 november 2023. De kantonrechter is van oordeel dat beide e-mails niet voldoen aan de vereisten die de wet aan een ingebrekestelling stelt. De wet [3] stelt namelijk twee vereisten aan een ingebrekestelling. Zo moet sprake zijn van (1) een schriftelijke aanmaning en moet (2) een redelijke termijn worden gegeven waarbinnen de gemaakte afspraak alsnog door de ander kan worden nagekomen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in beide e-mails geen termijn heeft gesteld waarbinnen [gedaagde] B.V. de balkonbeglazing overeenkomstig de overeenkomst in orde moest maken. Het stellen van een (fatale) termijn blijkt volgens de kantonrechter ook niet uit de context van de mailwisseling. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] B.V. niet volgens de wettelijke vereisten in gebreke is gesteld, waardoor nu geen sprake is van verzuim.
4.7.
De kantonrechter ziet ook – voor zover [eiser] dat heeft willen stellen – geen aanleiding om in dit geval aan te nemen dat een ingebrekestelling overeenkomstig de wettelijke vereisten op grond van de redelijkheid en billijkheid achterwege kon blijven. [4] Het vereiste van een (wettelijke) ingebrekestelling is in de situatie van partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid namelijk niet onaanvaardbaar. In dit verband overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] B.V. in de communicatie tussen haar en [eiser] altijd heeft aangegeven de gebreken te willen herstellen. Het feit dat er veel afspraken zijn gemaakt om dit herstel te laten plaatvinden, maar dat die afspraken zijn afgezegd of niet tot het gewenste herstel hebben geleid, maakt niet dat daardoor in redelijkheid een (wettelijke) ingebrekestelling achterwege kon blijven. De ratio van de ingebrekestelling moet volgens de Hoge Raad namelijk worden gezocht in het gunnen van een laatste termijn voor nakoming. Weliswaar zijn er veel afspraken geweest om [gedaagde] B.V. in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen, maar hieruit volgt niet automatisch dat [gedaagde] B.V. ook daadwerkelijk een laatste termijn voor nakoming heeft gehad. Nergens is namelijk door [eiser] duidelijk gemaakt dat er op enig moment een uiterste/laatste termijn voor herstel gold.
4.8.
Dit alles leidt ertoe dat [eiser] met zijn e-mail van 13 december 2023 de ontbinding van de overeenkomst niet kon inroepen omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Zijn e-mail heeft dus niet tot ontbinding van de overeenkomst geleid.
De kantonrechter gaat ook niet over tot gerechtelijke ontbinding van de overeenkomst
4.9.
De kantonrechter komt ook tot een afwijzing van de subsidiaire vordering van [eiser] . Voor een gerechtelijke ontbinding gelden namelijk eveneens de hierboven genoemde vereisten. Dat betekent dat ook in dit geval moet worden voldaan aan het vereiste van verzuim. Omdat niet is gebleken van een ingebrekestelling na 13 december 2023, en in de dagvaarding ook niet is overgegaan tot het in gebreke stellen van [gedaagde] B.V. overeenkomstig de wettelijke vereisten, verkeert [gedaagde] B.V. op dit moment niet in verzuim. Dat betekent dat nog steeds niet aan alle wettelijke voorwaarden voor ontbinding van een overeenkomst is voldaan.
Hoe nu verder?
4.10.
De overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. is niet ontbonden. Dat betekent dat tussen partijen nog een overeenkomst bestaat en zij over en weer moeten nakomen wat zij hebben afgesproken.
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de balkonbeglazing op dit moment niet aan de overeenkomst voldoet en dat er dus sprake is van een gebrek. [gedaagde] B.V. heeft aangegeven dat zij de balkonbeglazing nog steeds naar tevredenheid wil opleveren.
4.12.
De kantonrechter begrijpt dat het vertrouwen van [eiser] in [gedaagde] B.V. is beschadigd door de wijze waarop de communicatie onderling is verlopen en door het afzeggen van de afspraken. Dat neemt niet weg dat [gedaagde] B.V. op basis van de wet het recht op een (laatste) mogelijkheid heeft om de balkonbeglazing in orde te maken, nadat hij hiertoe volgens de wettelijke vereisten in gebreke is gesteld.
[eiser] moet de proceskosten van deze procedure betalen
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij in deze procedure ongelijk krijgt. [5] De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan [gedaagde] B.V. moet betalen op € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] B.V. tot de uitspraak van dit vonnis, begroot op € 812,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie artikel 6:83 van het BW.
3.Zie artikel 6:82, tweede lid, van het BW.
4.Zie in dit verband het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581.
5.Zie artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.