ECLI:NL:RBMNE:2024:6594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C/16/559590 / FL RK 23-676
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
  • M. van Meurs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van vaderschap in een complexe gezinsstructuur met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2024 een beschikking gegeven over de ontkenning van het vaderschap van een man, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, ten aanzien van drie kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.K. Jap A Joe, verzoekt de rechtbank om de ontkenning van zijn vaderschap gegrond te verklaren, omdat hij niet de biologische vader van de kinderen is. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Dickhoff, heeft geen verweer gevoerd. De bijzondere curator, mr. G. Raap, is aangesteld om de belangen van de kinderen te behartigen.

De rechtbank heeft eerder op 6 december 2023 een tussenbeschikking gegeven waarin de erkenning van de kinderen door hun biologische vaders is vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man juridisch vader is van de kinderen, omdat zij zijn geboren tijdens zijn huwelijk met de moeder. De man heeft echter nooit een rol gespeeld in de opvoeding van de kinderen en heeft pas in februari 2023 kennisgenomen van hun bestaan.

De rechtbank oordeelt dat de man tijdig heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap, binnen drie maanden na zijn ontdekking van de kinderen. De rechtbank concludeert dat een strikte uitleg van artikel 1:200 BW zou leiden tot een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven van de kinderen, in strijd met artikel 8 EVRM. De rechtbank verklaart de ontkenning van het vaderschap gegrond, waardoor de kinderen geen juridische vader meer hebben. De biologische vaders kunnen de kinderen opnieuw erkennen, of het vaderschap kan door de rechtbank worden vastgesteld.

De bijzondere curator wordt ontslagen van haar taken in deze procedure. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/559590 / FL RK 23-676
Ontkenning vaderschap
Beschikking van 25 november 2024
in de zaak van:
[de man],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.K. Jap A Joe,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Dickhoff,
met als belanghebbenden
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente Almere,
hierna te noemen: de ABS.
en
mr. G. Raap,
kantoorhoudende in Almere,
als bijzondere curator over de kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] ; en
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [geboorteplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 6 december 2023 een tussenbeschikking gegeven.
Voor het verloop van de procedure tot 6 december 2023 verwijst de rechtbank naar die beschikking.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van 27 maart 2024 van de moeder;
  • bericht van 12 april 2024 van de ambtenaar van de burgerlijke stand met als bijlage de aangepaste geboorteaktes van de kinderen;
  • het bericht van 15 april 2024 van de man;
  • het aanvullende advies van 8 mei 2024 van de bijzondere curator;
  • de brief van 29 mei 2024 van de moeder (met bijlagen);
  • de brief van 11 juni 2024 van de man.
1.3.
De kinderen zijn nog geen twaalf jaar en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om hen in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden. [1]
1.4.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
30 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de man;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van
14 juli 2023.
2.2.
In de beschikking van 6 december 2023 zijn de erkenning van [minderjarige 1] door [B] en de erkenning van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] door [C] vernietigd. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft vervolgens de geboorteaktes van de kinderen op 12 april 2024 aangepast. De aktes van erkenning zijn doorgehaald en de man is ambtshalve als juridisch vader opgenomen in de geboorteaktes omdat de kinderen zijn geboren tijdens het huwelijk van de man met de moeder. De achternaam van de kinderen is daardoor gewijzigd naar [de man] , de achternaam van de man.
2.3.
De man ontkent dat hij de vader van de kinderen is en verzoekt om de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren. Dat wil zeggen dat de man juridisch niet als de vader van de kinderen wordt aangemerkt. Volgens de man is hij niet de biologische vader van de kinderen. De moeder heeft geen verweer gevoerd.
2.4.
Voor het geval de man dit verzoek niet (meer) kan doen, en aan de hand van een DNA-test vast komt te staan dat de man niet de biologische vader is van de kinderen, verzoekt de bijzondere curator in het belang van de kinderen om de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de man toe en verklaart de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
3.2.
De man heeft de Surinaamse nationaliteit, de moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. Daarom moet de rechtbank eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op het verzoek. Ook moet de rechtbank beoordelen van welk land de rechtsregels worden toegepast.
3.3.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek te beoordelen, omdat de moeder en de kinderen in Nederland wonen. [2] Partijen hebben geen gemeenschappelijke nationaliteit. Omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is Nederlands recht van toepassing. [3]
DNA-onderzoek
3.4.
De man heeft voldoende aangetoond dat hij niet de biologische vader kan zijn van de kinderen en de moeder onderschrijft dat. Voor de ontkenning van het vaderschap van de man is daarom geen DNA-onderzoek nodig. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dat anders ziet dan de bijzondere curator.
3.5.
De bijzondere curator heeft gesproken met de moeder en de heer [C] . De heer [C] heeft verteld dat hij de biologische vader is van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zodra het verzoek van de man wordt toegewezen, zal hij de kinderen opnieuw erkennen. De bijzondere curator heeft geen contact kunnen krijgen met de man en zijn standpunt daardoor niet kunnen meenemen bij haar advies. De bijzondere curator heeft daarom geadviseerd om een DNA-onderzoek te gelasten om met zekerheid vast te kunnen stellen dat de man niet de biologische vader is van de kinderen.
3.6.
Ter zitting heeft de advocaat van de man verteld dat de man tegen hem heeft gezegd dat hij niet de vader kan zijn van de kinderen. Hij was niet in Nederland ten tijde van de verwekking van de kinderen.
3.7.
De moeder heeft ter zitting herhaald dat ook zij zeker weet dat de man niet de biologische vader is van de kinderen.
3.8.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat, nu partijen duidelijk verklaren dat de man niet de biologische vader is van de kinderen en de kinderen reeds eerder waren erkend door hun biologische vaders, een deskundigenonderzoek niet nodig is.
Ontkenning vaderschap
3.9.
Op basis van artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het vaderschap dat van rechtswege ontstaat door de geboorte van een kind tijdens het huwelijk, worden aangetast. In de situatie van partijen zijn zij uit elkaar gegaan, maar geen van beiden heeft de echtscheiding aangevraagd. Toen de moeder na het einde van de relatie vanuit Suriname naar Nederland is gekomen, heeft zij zich niet als gehuwd laten registreren. Zij heeft vervolgens een relatie gekregen met de heer [B] . Uit deze relatie is [minderjarige 1] geboren. De heer [B] heeft [minderjarige 1] erkend. Hierna heeft de moeder een relatie gekregen met de heer [C] . Uit deze relatie zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. Zij zijn erkend door de heer [C] . De kinderen zijn echter geboren tijdens het huwelijk van de moeder met de man, dat toen nog niet ontbonden was.
3.10.
De man wist niet van het bestaan van de kinderen, totdat hij in Nederland een procedure begon voor de echtscheiding van de vrouw. De man heeft voor die procedure een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie opgevraagd over de vrouw. Dit uittreksel is afgegeven op 21 februari 2023 en daarop staan de kinderen vermeld. Het huwelijk staat niet vermeld. De man heeft vervolgens op 5 juli 2023 deze procedure aanhangig gemaakt. Bij tussenbeschikking van 6 december 2023 heeft de rechtbank de erkenning van de kinderen door [B] en [C] nietig verklaard, omdat de kinderen zijn geboren tijdens het huwelijk tussen de moeder en de man zodat de man van rechtswege de juridisch vader is van de kinderen. Erkenning door een ander is dan niet mogelijk. Verder is in die tussenbeschikking de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de geboorteaktes hierop aan te passen. [4] Dat is gebeurd en de man staat nu vermeld als de juridische vader van de kinderen.
3.11.
Artikel 1:200 BW voorziet niet in een situatie zoals deze. De situatie waar het wetsartikel op ziet is die waarin een kind tijdens een huwelijk wordt geboren en de vader op een later moment ontdekt dat hij niet de biologische vader is. In dit geval was de man helemaal niet bekend met de geboorte van de kinderen, omdat hij in Suriname woont en de relatie tussen partijen was verbroken. De man wist pas van het bestaan van de kinderen in februari 2023 toen hij het uittreksel met de gegevens van de vrouw uit de gemeentelijke basisadministratie kreeg in het kader van de echtscheidingsprocedure. De vraag is of de man zich toch kan beroepen op dit wetsartikel en zo ja, wanneer voor hem de termijn van een jaar is gaan lopen (artikel 1:200 lid 5 BW).
3.12.
De rechtbank is van oordeel dat een strikte uitleg van artikel 1:200 BW een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven van de kinderen oplevert en daarmee in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Vaststaat dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. De man heeft geen kennis gedragen van de zwangerschappen noch heeft hij ingestemd met een daad die de verwekking van de kinderen tot gevolg heeft gehad. Daarmee is aan de wettelijke vereisten voldaan voor het toewijzen van het verzoek van de man. Hij heeft verder ook nooit een rol gespeeld bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en voor de kinderen is het volstrekt duidelijk dat zij een andere biologische vader hebben. Het is dan ook in hun belang dat het verzoek tot ontkenning van het vaderschap wordt toegewezen.
3.13.
De rechtbank is verder van oordeel dat de man het verzoek tot ontkenning tijdig heeft ingediend. Hij heeft het verzoek ingediend binnen drie maanden nadat hij bekend is geworden met het bestaan van de kinderen en zijn juridisch vaderschap.
Ten overvloede
3.14.
Door deze beslissing hebben de kinderen geen juridische vader meer. De heer [B] en de heer [C] kunnen de kinderen opnieuw erkennen. Een erkenning heeft rechtskracht vanaf het moment van erkennen. Een andere mogelijkheid is dat het vaderschap door de rechtbank wordt vastgesteld. Met een gerechtelijke vaststelling staat de familierechtelijke betrekking tussen de vaders en de kinderen vast per datum van geboorte.
Ontslag bijzondere curator3.15. De rechter heeft een beslissing genomen over de ontkenning van het vaderschap en ontslaat daarom de bijzondere curator verder van haar taken in deze procedure.
Hierna volgt de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van:
[de man], geboren op [geboortedatum 4] 1970 in [plaats] , Suriname,
ten aanzien van de kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [woonplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [woonplaats] en
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [woonplaats] ,
4.2.
draagt de griffier van de rechtbank op om niet eerder dan drie maanden na dagtekening van deze beschikking – en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Almere ;
4.3.
ontslaat de bijzondere curator van haar taken.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.M. Janssen - Witteveen, kinderrechter, in samenwerking met mr. M. van Meurs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
3.Artikel 10:93 jo. 10:92 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.Artikel 1:20 lid 1 BW