ECLI:NL:RBMNE:2024:6705
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Zorgtoeslag en vermogensgrens in bestuursrechtelijke procedure
Op 11 maart 2023 heeft de Dienst Toeslagen aan eiser een voorschot zorgtoeslag van € 1.112,- verleend voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. Echter, op 10 januari 2024 ontving de Dienst Toeslagen een melding vanuit de Basisregistratie Inkomen (BRI) die aangaf dat de rendementsgrondslag over het vermogen van eiser over 2022 € 126.585,- bedroeg. Dit leidde tot het primaire besluit van 9 februari 2024, waarin de zorgtoeslag over het jaar 2022 definitief op € 0,- werd vastgesteld en een bedrag van € 1.138,-, inclusief € 26,- aan rente, werd teruggevorderd. Eiser ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 7 maart 2024 bevestigde de eerdere beslissing van de Dienst Toeslagen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 4 december 2024 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen. Eiser betwistte de vaststelling en terugvordering van de zorgtoeslag, stellende dat zijn vermogen op 1 juli 2022 onder de vermogensgrens was geslonken. De rechtbank oordeelde echter dat de zorgtoeslag een inkomensafhankelijke uitkering is, waarbij de hoogte wordt bepaald door de draagkracht van de belanghebbende, die bestaat uit inkomen en vermogen. De peildatum voor de vermogensgrens is vastgesteld op 1 januari van het betreffende toeslagjaar, en eiser erkende dat zijn vermogen op die datum boven de grens lag.
De rechtbank concludeerde dat de wettelijke bepalingen omtrent de peildatum en vermogensgrens dwingend zijn en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen van kan worden afgeweken. De rechtbank zag geen aanleiding om anders te oordelen dan de Dienst Toeslagen had gedaan. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, die openbaar werd uitgesproken door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.