ECLI:NL:RBMNE:2024:6763
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een opgelegde ov-schuld door de Dienst Uitvoering Onderwijs in het kader van de Wet Studiefinanciering 2000
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) beoordeeld. Eiser had een ov-schuld van € 244,22 opgelegd gekregen omdat hij met een studentenreisproduct had gereisd zonder recht op dat product. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van 16 januari 2024, waarin het primaire besluit van 10 november 2023 werd gehandhaafd. Eiser stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij ingeschreven stond bij een opleiding, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk recht had op het studentenreisproduct.
De rechtbank concludeert dat eiser in de maanden september en oktober 2023 met zijn studentenreisproduct heeft gereisd, terwijl hij niet stond ingeschreven bij een opleiding. Eiser had zich pas op 1 februari 2024 ingeschreven, en de rechtbank stelt vast dat hij niet kan aantonen dat het hem niet kan worden toegerekend dat het reisproduct niet tijdig is stopgezet. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij op de hoogte was van zijn inschrijving en dat hij recht had op het studentenreisproduct. De rechtbank wijst ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af, omdat uitlatingen van een medewerker van de universiteit niet aan DUO kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de ov-schuld terecht is vastgesteld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 11 december 2024. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.