ECLI:NL:RBMNE:2024:678

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/2525
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen minister van Financiën

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling afgewezen. Verzoekster had haar beroep tegen een besluit van de minister van Financiën, dat op 30 maart 2023 was genomen, ingetrokken. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft aangegeven niet in te stemmen met een veroordeling. Verzoekster meent recht te hebben op een proceskostenveroordeling omdat zij compensatie heeft ontvangen voor haar schuld, maar de rechtbank oordeelt dat deze compensatie niet voortkomt uit het besluit waartegen het beroep was ingesteld.

De rechtbank legt uit dat volgens de wet een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de rechtbank moeten beoordelen of de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen. Verzoekster had de minister gevraagd om afbetaling van haar schulden op basis van het Besluit betalen private schulden. Hoewel de minister een deel van de schulden heeft overgenomen, zijn de schulden aan specifieke partijen niet overgenomen omdat deze na de deadline van 31 mei 2021 zijn ontstaan.

Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken na ontvangst van een bedrag van de afdeling Ondersteuning Team Buitenland, maar de rechtbank concludeert dat dit bedrag niet gerelateerd is aan de schulden die onderwerp zijn van deze zaak. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat de minister niet aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , België, verzoekster

(gemachtigde: mr. A. Frederiksen),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. Balbi).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van de minister van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat hij niet instemt met een veroordeling in de proceskosten. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en deelt mee recht te hebben op een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoekster tegemoetgekomen?
3. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4. Verzoekster heeft de minister gevraagd om afbetaling van haar schulden op grond van het Besluit betalen private schulden. De meeste schulden van eiseres heeft de minister overgenomen, maar haar schulden aan [A] en [B] niet, omdat deze schulden zijn ontstaan (opeisbaar zijn geworden) na 31 mei 2021. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van het Besluit betalen private schulden [3] . De schulden aan [A] en [B] hebben betrekking op openstaande energierekeningen.
5. Bij brief van 21 november 2023 heeft verzoekster het beroep ingetrokken, omdat aan haar inmiddels een bedrag is betaald door de afdeling Ondersteuning Team Buitenland. Zij stelt hierover geen besluit te hebben ontvangen, maar zij vermoedt dat dit bedrag is overgemaakt ter compensatie van de schulden die onderwerp zijn van deze zaak. Omdat de minister hiermee is tegemoetgekomen aan haar beroep, verzoekt zij om de minister te veroordelen in de proceskosten.
6. De minister verzet zich tegen een proceskostenveroordeling, omdat het bedrag dat verzoekster heeft ontvangen geen compensatie is van de schulden die onderwerp zijn van deze zaak. Het bedrag dat verzoekster heeft ontvangen is afkomstig van het Ondersteuningsteam Ouders in het buitenland.
7. Verzoeksters aanvraag in deze zaak berust op het Besluit betalen private schulden. Die aanvraag heeft de minister afgewezen en daar is de minister ook bij gebleven, omdat volgens hem niet is voldaan aan de voorwaarden van deze regeling. Met de betaling van het bedrag van € 7.613,68 is de minister niet aan het beroep van verzoekster tegemoet gekomen. Deze betaling is gebaseerd op een andere regeling en betaald door een ander onderdeel van het Ministerie van Financiën. Omdat het beroep is ingetrokken, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vraag of het beroep terecht is ingesteld. Dat verzoekster nu een betaling heeft ontvangen, die (vermoedelijk) betrekking heeft op dezelfde schulden, maakt het vorenstaande niet anders. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Artikel 3.1 van het Besluit betalen private schulden (thans: artikel 4.1, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen).