ECLI:NL:RBMNE:2024:6822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/16/579420 / JE RK 24-1311
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en ondertoezichtstelling van een minderjarige met ouders in het buitenland

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 13 september 2024, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, behandeld. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar. De ouders van de minderjarige verblijven momenteel in Belarus en hebben aangegeven niet terug te willen keren naar Nederland. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun verblijf in het buitenland, nog steeds ingeschreven staan op een adres in Nederland, wat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigt. De ouders zijn niet verschenen op de zitting, maar hebben via e-mail hun standpunten geuit, waarin zij het verzoek van de Raad betwisten en stellen dat de minderjarige geen gevaar loopt.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de omstandigheden van de minderjarige en de ouders. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, vooral gezien de psychische problemen van de moeder en het gebrek aan schoolgang. De kinderrechter concludeert dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige en dat hulpverlening binnen een gedwongen kader noodzakelijk is. Daarom wordt de minderjarige onder toezicht gesteld voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid voor de Raad en de GI om de situatie te monitoren en te rapporteren over de voortgang. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn verplicht om informatie te verstrekken over de verblijfplaats van de minderjarige in Belarus.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/579420 / JE RK 24-1311
Datum uitspraak: 13 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 augustus 2024;
  • de e-mails met bijlagen van de vader van 26 augustus t/m 30 augustus 2024;
  • de e-mail van de Raad van 3 september 2024;
  • de e-mail van de vader van 9 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
6 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [A] namens de Raad;
- [B] namens de GI.
1.3.
Hoewel zij behoorlijk zijn opgeroepen, zijn de ouders niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders wel op de hoogte zijn van de zitting.
De vader heeft in zijn e-mail van 26 augustus 2024 namelijk aan de kinderrechter laten weten dat de ouders met [minderjarige] in Belarus verblijven en wat het standpunt is van de ouders met betrekking tot het verzoek. De ouders hebben geen gebruik gemaakt van het aanbod van de kinderrechter om de zitting online dan wel telefonisch bij te wonen.
1.4.
Er is een tolk voor de ouders verschenen, de heer S. Bos, maar deze tolk is vertrokken omdat de ouders niet aanwezig waren.
1.5.
De kinderrechter heeft op 13 september 2024 uitspraak gedaan. De partijen zijn per e-mail op de hoogte gesteld van deze uitspraak. Dit is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak. Vanwege vakantie en ziekte heeft die helaas lang op zich laten wachten [1] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Volgens de vader verblijven de ouders met [minderjarige] in Belarus en komen zij niet meer terug naar Nederland. Volgens de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staan [minderjarige] en de ouders op de dag van deze uitspraak nog steeds ingeschreven op een adres in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft in zijn e-mails laten weten dat de ouders het niet eens zijn met het verzoek. Het Raadsrapport bestaat volgens hen uit leugens en roddels. Het gezin heeft geleden onder al deze ongegronde vervolgingen en wil graag met rust gelaten worden. [minderjarige] loopt geen gevaar en ontwikkelt zich gewoon goed. [minderjarige] gaat niet (weer) in Nederland wonen en staat al ingeschreven op een school in Belarus. De ouders zullen zichzelf en [minderjarige] binnenkort definitief laten uitschrijven uit de gemeente [gemeente] .

5.De beoordeling

Ten aanzien van de bevoegdheid
5.1.
De kinderrechter moet eerst beoordelen of zij bevoegd is een beslissing te nemen over het verzoek van de Raad omdat [minderjarige] volgens de vader op dit moment niet in Nederland verblijft, maar in Belarus.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] op het moment van de indiening van het verzoek op 6 augustus 2024 zijn gewone verblijfplaats in Nederland had en dat zij daarom bevoegd is. De kinderrechter legt dat hierna uit.
5.3.
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter is de Nederlandse rechter bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid als het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft op het tijdstip van het verzoek.
Wanneer die verblijfplaats ná de indiening van het verzoek wijzigt en het land van de nieuwe verblijfplaats is aangesloten bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV 1996), dan is dat Verdrag van toepassing. Belarus is echter niet aangesloten bij het HKV 1996, zodat een eventuele wijziging van de gewone verblijfplaats na 6 augustus 2024 in dit geval niet relevant is voor de bevoegdheid.
5.4.
De gewone verblijfplaats van een kind in de zin van EU-Verordening Brussel II-ter is de plaats waar zich in feite het centrum van zijn leven bevindt. Bij deze beoordeling dient de kinderrechter rekening te houden met de omstandigheden van het geval.
5.5.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige] in Nederland geboren is en, evenals de vader, de Nederlandse nationaliteit heeft. De moeder heeft de Belarussische nationaliteit. De ouders zijn op [trouwdatum] 2019 in Belarus getrouwd. [minderjarige] heeft zijn hele leven in Nederland ingeschreven gestaan. Het gezin woonde in [woonplaats] . Volgens de vader verblijft [minderjarige] met de moeder in Belarus en blijven ze daar. De vader is nog af en toe in Nederland. De vraag die moet worden beantwoord is of de gewone verblijfplaats van [minderjarige] zich op 6 augustus 2024 inmiddels in Belarus bevond.
5.6.
In het kader van het Raadsonderzoek heeft de Raad de ouders en [minderjarige] op 5 juni 2024 gesproken. Op 9 juli 2024 hebben ouders een termijn voor inzage gehad in het conceptrapport. Op 19 juli 2024 laat de vader per brief aan de Raad het volgende weten:

Hallo, ik heb u rapport ontvangen toen ik aankwam van vakantie, als u mijn mening wilt weten, dan gaat het niet over onze familie, het is een verhaal bedacht en gebaseerd op roddels om het leven van onze familie te ruïneren en onze rechten te schenden . Onze zoon [minderjarige] heeft uw bescherming niet nodig, hij heeft zich tot nu toe goed ontwikkeld en zal zich goed blijven ontwikkelen en groeien. (…)
In verband met het bovenstaande hebben we besloten dat onze zoon in een ander land op school gaat studeren, dus het heeft geen zin om ons gezin onder toezicht te stellen, aangezien mijn vrouw en onze zoon [minderjarige] al zijn teruggekeerd naar Belarus en [minderjarige] al op school staat ingeschreven’.
5.7.
Op 25 juli 2024 heeft de leerplichtambtenaar de ouders van [minderjarige] de volgende brief gestuurd:

Op 23-07-2024 heb ik uw beroep op vrijstelling van de inschrijvingsplicht ontvangen. En een verklaring waaruit blijkt dat [minderjarige] wordt ingeschreven op een school in Wit- Rusland. In de periode van 01-08-2024 tot en met 31-07-2025 (schooljaar 2024- 2025) hoeft u [minderjarige] niet in te schrijven op een school in Nederland. (…)Aan het einde van de vrijstellingsperiode ontvang ik graag een bewijs (rapport, resultaten- overzicht) waaruit blijkt dat [minderjarige] daadwerkelijk naar school is geweest in Wit- Rusland. Zonder dit bewijs is de vrijstelling niet geldig. U riskeert dan een boete voor overtreding van de Leerplichtwet. (…) Als [minderjarige] langer dan 8 maanden ín het buitenland blijft, dan moet u hem laten uitschrijven bij de gemeente [gemeente] . (…)’.
5.8.
Op 30 augustus 2024 heeft de vader de rechtbank het volgende gemaild:

We zien er geen nut in om de rechtszaak online bij te wonen, aangezien we niets te vertellen hebben, alles wat we wilden zeggen staat al in onze brief, alles is prima in ons gezin, mijn vrouw en onze zoon gaan niet in Nederland wonen, aangezien we acht het het beste om samen met zijn grote familie in Belarus te wonen.Ook maken wij ons grote zorgen over de ongegronde vervolging van onze familie, wij zijn geen verdachten, wij hebben geen enkele wet overtreden en alles wat wij doen gebeurt volgens de wet, wij willen dus niet dat onze wettelijke rechten worden geschonden.’.
5.9.
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] en de ouders toen het verzoek werd ingediend (op 6 augustus 2024) nog stonden ingeschreven op hun adres in [woonplaats] . Ook op de datum van de uitspraak was het gezin nog niet uitgeschreven uit het GBA. Deze echtelijke woning was nog steeds beschikbaar voor het gezin. In ieder geval de vader is hier onlangs nog geweest. De Raad heeft namelijk tijdens de zitting verteld dat de politie recent meerdere keren langs het huis is geweest en dat de vader de politie toen heeft gevraagd waarom zij steeds voor het huis stonden.
Hoewel de vader in zijn e-mails stelt dat hij samen met de moeder en [minderjarige] in Belarus woont, is hier dus nog veel onduidelijkheid over. Zo is er niets bekend over de woonsituatie van het gezin in Belarus. Niet duidelijk is of het gezin daar een eigen woning heeft gehuurd of gekocht of dat zij bij de kennelijk grote familie van de moeder verblijven, al dan niet in afwachting van de uitspraak van de kinderrechter. In dit verband is het opvallend dat de vader zo snel na de zitting mailde met de vraag wat de beslissing van de kinderrechter was. De vader heeft voor zover bekend nog steeds zijn werk in Nederland. De inschrijving van [minderjarige] op een school in Belarus heeft de vader niet overgelegd. Ook is niet duidelijk waar het gezin in Belarus van leeft. Nu de vader en de moeder niet ter zitting zijn verschenen, hebben zij daarover ook geen vragen kunnen beantwoorden.
5.10.
De kinderrechter heeft door de handelswijze van de ouders de indruk gekregen dat zij ieder contact met de rechtbank uit de weg gaan om (de effecten van) een eventuele ondertoezichtstelling te ontlopen. Zo zijn de ouders niet op de zitting verschenen, ook niet nadat de kinderrechter hen heeft aangeboden om via een Teamsverbinding aanwezig te zijn. De vader heeft laten weten dat de ouders daar geen gebruik van willen maken.
De vader heeft in zijn email van 9 september 2024 aangekondigd dat hij naar Nederland komt om het gezin uit te schrijven. Echter, bij aanvang van het Nederlandse schooljaar en zelfs op de dag van de beslissing stond het gezin nog ingeschreven op hun adres in [woonplaats] .
Uit het raadsrapport blijkt voorts dat de ouders regelmatig met [minderjarige] naar Belarus en Polen wilden kunnen reizen om familie en vrienden te bezoeken. Om die reden ging [minderjarige] nog steeds niet naar school ging. Het is dus niet ongebruikelijk dat het gezin tijdelijk elders bij familie buiten Nederland verblijft. Mogelijk is daar ook nu sprake van, in afwachting van de uitspraak op het verzoek van de Raad.
Dit alles maakt dat de kinderrechter niet kan vaststellen dat de ouders op 6 augustus 2024 al definitief besloten hadden om van Nederland naar Belarus te emigreren en op die manier hun gewone verblijfplaats toen al hadden gewijzigd van Nederland naar Belarus.
De kinderrechter gaat er daarom vanuit dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] op 6 augustus 2024 nog steeds in [woonplaats] in Nederland was. De kinderrechter is daarom bevoegd om het verzoek te beoordelen.
De ondertoezichtstelling
5.11.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een half jaar. Iedere verdere beslissing houdt de kinderrechter aan. De kinderrechter legt dat hierna uit.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter constateert dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] .
5.12.
De kinderrechter vindt dat de Raad zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en gaat daarom uit van wat er in het rapport vermeld wordt.
Uit de raadsrapportage komt naar voren komt dat [minderjarige] in isolatie lijkt te leven en dat er bij beide ouders zeer waarschijnlijk sprake is van ernstige psychische problemen. Bij de moeder is in ieder geval sprake van schizofrenie. Zij is daarvoor in Belarus behandeld met medicatie. In februari 2024 heeft zij daarvoor van GGZ Centraal ook nog vier weken antipsychotica gekregen, wat een positief effect leek te hebben. Sinds medio april is de moeder echter uit contact. Zij lijkt zorgmijdend te zijn en leeft in een isolement.
De ouders willen hier geen openheid over geven, waardoor ook de invloed van deze problematiek op [minderjarige] onvoldoende duidelijk is geworden. Dat baart de kinderrechter evenals de Raad zorgen. Kinderen die opgroeien met ouders met psychische problemen (KOPP kinderen) lopen namelijk het risico om zelf ook psychische problemen te ontwikkelen. Door de huisarts en Veilig Thuis is al gezien dat [minderjarige] en de moeder in het contact een angstige indruk maakten, terwijl door de Raad en de GGD is gezien dat de moeder en [minderjarige] ook juist heel sociaal kunnen zijn. Deze wisselingen in de houding van [minderjarige] kunnen duiden op een onveilige gehechtheid.
5.13.
Daarnaast zijn er zorgen over het gebrek aan schoolgang van de bijna vijfjarige [minderjarige] en de gevolgen daarvan voor zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De moeder spreekt geen Nederlands en zal met [minderjarige] dus alleen Russisch spreken. Dat maakt dat [minderjarige] een taalachterstand heeft. Ondanks de adviezen van de GGD, is [minderjarige] het afgelopen schooljaar niet naar school gegaan. Vanaf zijn vijfde jaar is [minderjarige] leerplichtig en zal hij echt naar school moeten. Ouders zien de zorgen omtrent het starten met een taalachterstand niet en vonden de schoolgang eerder niet nodig aangezien [minderjarige] nog niet leerplichtig was. Daarnaast wilden de ouders regelmatig met [minderjarige] naar Belarus en Polen kunnen reizen om familie en vrienden te bezoeken.
5.14.
De ouders (h)erkennen de hiervoor geschetste zorgen niet en er is sprake van een patroon waarbij de ouders hulp aangaan, maar deze hulp afbreken als hulpverleners daadwerkelijk willen gaan starten. Daarnaast hebben de ouders zich op dit moment helemaal onttrokken aan het zicht door al dan niet tijdelijk naar Belarus te vertrekken. Om die reden vindt de kinderrechter hulpverlening binnen het gedwongen kader noodzakelijk.
5.15.
De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor zes maanden, dus tot 13 maart 2025, en houdt iedere verdere beslissing aan.
De kinderrechter verzoekt de GI om haar uiterlijk 13 februari 2025 te informeren over de actuele verblijfplaats van [minderjarige] en het verloop van de ondertoezichtstelling. Aangezien Belarus niet is aangesloten bij het HKV 1996 kunnen de Raad en de GI niet rechtstreeks of via een Centrale Autoriteit in Belarus informatie inwinnen over de leefomstandigheden van [minderjarige] . Het is dan ook aan de ouders om informatie over de leefomstandigheden van [minderjarige] met de GI en de Raad te delen. Dit gaat onder meer om informatie over de stad of het dorp en de woning waar het gezin verblijft en de school waar [minderjarige] naartoe gaat.
De kinderrechter hoopt dat er tegen het einde van dit half jaar meer bekend is over de werkelijke verblijfplaats van [minderjarige] en de mogelijkheden van de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Aan de Raad wordt verzocht om de kinderrechter uiterlijk 13 februari 2025 te informeren of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd of ingetrokken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 13 september 2024 tot 13 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
6.4.
verzoekt
de GIom de kinderrechter
uiterlijk 13 februari 2025te informeren over de actuele verblijfplaats van [minderjarige] en het verloop van de ondertoezichtstelling;
6.5.
verzoekt
de Raadom de kinderrechter
uiterlijk 13 februari 2025te informeren of hij het verzoek handhaaft of intrekt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.De beroepstermijn is wel op 13 september 2024 gaan lopen.