ECLI:NL:RBMNE:2024:6992

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11100125 \ UC EXPL 24-3175
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vordering onbevoegdverklaring afgewezen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 20 november 2024 een vonnis in incident uitgesproken. De eiseres, aangeduid als [eiseres] B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., met betrekking tot onbetaalde facturen. De gedaagde heeft in het incident gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van de eiseres, omdat de rechtstitel van de vordering meer dan € 25.000 zou bedragen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiseres in de hoofdzaak lager is dan de kantongrens en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de eiseres betalen, die zijn begroot op € 300. De kantonrechter heeft tevens een mondelinge behandeling bevolen om verdere inlichtingen te verkrijgen en de stellingen van partijen nader te onderbouwen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het opgeven van verhinderdagen van partijen en hun gemachtigden.

Uitspraak

RechtbankMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11100125 \ UC EXPL 24-3175
Vonnis in incident van 20 november 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: In-Kas Intermediair BV,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. A. van Oosten.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 april 2024 met producties,
- de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er op 9 oktober 2024 een vonnis zou worden uitgesproken. Wegens omstandigheden is deze datum verschoven naar vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] vordert in incident dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak. [gedaagde] betwist namelijk de rechtstitel van de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak en volgens [gedaagde] bedraagt die rechtstitel daarnaast meer dan de kantongrens van € 25.000. Volgens [gedaagde] moet de zaak daarom worden verwezen naar een andere kamer. [gedaagde] voert echter alleen verweer tegen de vordering in de hoofdzaak, die lager is dan € 25.000. De kantonrechter is bevoegd.

3.De beoordeling in het incident

De kantonrechter is bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres]
3.1.
vordert in de hoofdzaak een bedrag van € 1.440,47 van [gedaagde] . Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] twee facturen van in totaal € 12.989,35 niet op tijd voldaan, waardoor [gedaagde] haar wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zou zijn. Omdat [gedaagde] uiteindelijk wel € 12.989,35 aan [eiseres] heeft betaald, vordert [eiseres] het bedrag dat over is gebleven nadat die betaling in mindering is gebracht op de hoofdsom en de volgens haar verschuldigde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagde] vindt dat de kantonrechter op grond van artikel 93 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet bevoegd is om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Zij stelt dat [eiseres] zich voor de vordering in de hoofdzaak beroept op een (niet getekende) overeenkomst tussen partijen. Het totaal van de verschuldigde bedragen op grond van die overeenkomst is € 37.500.
3.3.
Uit artikel 93 sub a Rv volgt dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen tot een bedrag van € 25.000. Volgens die bepaling is hierop een uitzondering als rechtstitel van een vordering meer dan € 25.000 bedraagt én die rechtstitel betwist wordt.
3.4.
Van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 93 sub a Rv is hier geen sprake. Volgens [eiseres] is de rechtstitel de overeenkomst van 29 augustus 2023. Hoewel die overeenkomst met € 37.500 een beloop heeft van meer dan € 25.000, is de kantonrechter op grond artikel 93 sub a Rv alsnog bevoegd om over de vordering van [eiseres] te beslissen. De beperking van de bevoegdheid geldt namelijk alleen als partijen het oneens zijn over de vraag of met die rechtstitel een hoger bedrag gevorderd kan worden, dan het bedrag dat in de procedure wordt gevorderd. [1] Hier is in dit geval geen sprake van.
3.5.
Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt dat alleen het gevorderde bedrag in de hoofdzaak ter discussie staat en niet het totale bedrag waarop de overeenkomst van 29 augustus 2023 betrekking had. Het geschil tussen partijen gaat slechts over de vraag of [gedaagde] wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten moet betalen aan [eiseres] , door de twee facturen niet op tijd te betalen. [gedaagde] betwist dat door aan te voeren dat zij de facturen wel op tijd heeft betaald. De facturen zelf staan niet ter discussie. [gedaagde] heeft beide facturen namelijk betaald. [gedaagde] heeft ook de overige facturen betaald, die [eiseres] op basis van de overeenkomst van 29 augustus 2023 heeft gestuurd. Hoewel [gedaagde] aanvoert dat de overeenkomst van 29 augustus 2023 niet getekend zou zijn, zijn partijen het eens dat de facturen op grond van die overeenkomst terecht zijn verstuurd. Omdat [gedaagde] dus alleen verweer voert tegen het bedrag dat [eiseres] in de hoofdzaak vordert, is de kantonrechter op grond van artikel 93 sub a Rv bevoegd om van die vordering kennis te nemen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
200
(1 punt × € 200)
- nakosten
100
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
300

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De kantonrechter zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2.
Indien een partij wenst dat de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil rekening houdt met bijvoorbeeld brieven of andere schriftelijke stukken, die nog niet eerder zijn toegestuurd, dient zij deze uiterlijk tien dagen voordat de zitting plaatsvindt aan de kantonrechter en haar wederpartij toe te zenden.
4.3.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de gemachtigden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
4.4.
Tijdens of na de mondelinge behandeling kan de kantonrechter direct mondeling uitspraak doen.
4.5.
Indien partijen zonder dat daaraan voorafgaand een mondelinge behandeling wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat op de hierna te bepalen rolzitting kenbaar te maken.
4.6.
De kantonrechter geeft partijen in overweging deze zaak onderling op te lossen gezien het beperkte belang.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering van [gedaagde] af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 300 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak
5.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op een door de kantonrechter vast te stellen datum en tijd,
5.5.
bepaalt dat [eiseres] en [gedaagde] dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 december 2024voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
januaritot en met
maart 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de kantonrechter het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.8.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.9.
wijst partijen er op, dat voor de zitting
90 minutenzal worden uitgetrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T van Rens en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
(WZ 63175)

Voetnoten

1.HR 28 januari 1972, NJ 1972/146; ECLI:NL:HR:1972AB6200 ( [achternaam] / [achernaam] ).