ECLI:NL:RBMNE:2024:711

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
UTR 22/3033-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen en omgevingsvergunning voor appartementengebouw

In deze zaak hebben opposanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Dit bezwaar betrof de weigering van het college om een nadere termijn te geven voor het aanvullen van hun zienswijze op de ontwerpomgevingsvergunning voor de bouw van een appartementengebouw met 25 zorgappartementen. Voordat de rechtbank uitspraak deed, had het college op 1 november 2022 alsnog op het bezwaar beslist, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, omdat het college inmiddels had beslist.

Opposanten hebben verzet ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 8 februari 2024. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak ten onrechte zonder zitting was gedaan, omdat partijen niet correct waren uitgenodigd. Hierdoor verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en hervatte het onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk was, omdat het college inmiddels op het bezwaar had beslist. Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand bleef.

De rechtbank concludeerde dat opposanten geen recht hadden op vergoeding van proceskosten, omdat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor gemaakte kosten. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3033-V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2024 op het verzet en op het beroep van

[opposant sub 1] ,

[opposant sub 2],
beiden uit [plaats] , opposanten/eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. W.A.E. Braam).

Inleiding

1.1.
Opposanten hebben bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar door het college. Zij hadden bij het college bezwaar gemaakt tegen het niet gunnen van een nadere termijn voor het aanvullen van hun zienswijze op de ontwerpomgevingsvergunning voor de bouw van een appartementengebouw met 25 zorgappartementen op het adres [adres] in [plaats] . Voordat de rechtbank uitspraak op dit beroep had gedaan, heeft het college op 1 november 2022 alsnog op het bezwaar van opposanten beslist (het bestreden besluit). Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van opposanten niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Met de uitspraak van 4 september 2023 (de uitspraak) heeft de rechtbank:
- het beroep van opposanten tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college inmiddels op hun bezwaar had beslist;
- het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Opposanten hebben verzet ingesteld tegen de uitspraak.
1.4.
De rechtbank heeft het verzet op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Opposant [opposant sub 1] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het standpunt van het college dat geen sprake is van een besluit waartegen opposanten bezwaar konden maken juist is.

Het verzet

3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de uitspraak in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de uitspraak. Als het verzet gegrond is, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
4. In artikel 8:54, eerste lid, van de Awb staat dat de rechtbank het onderzoek kan sluiten zonder een zitting te houden, tot het moment waarop partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen.
5. De rechtbank stelt vast dat partijen met een brief van 19 juni 2023 zijn uitgenodigd om op de zitting van donderdag 27 juli 2023 te verschijnen. Naar het oordeel van de rechtbank was het na 19 juni 2023 dus niet meer mogelijk om in deze zaak uitspraak te doen zonder zitting. Dat met een brief van dezelfde datum – 19 juni 2023 – aan partijen is meegedeeld dat de zaak niet zal worden gepland op de zitting van 27 juli 2023, maakt dit oordeel niet anders.
6. De zaak is ten onrechte zonder zitting afgedaan. Daarom zal de rechtbank het verzet gegrond verklaren. Dat betekent dat de uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat de uitspraak werd gedaan.
Het beroep
7. Partijen zijn beide uitgenodigd voor de zitting over het verzet en zijn er op gewezen dat de rechtbank tevens uitspraak kan doen op het beroep. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na de zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. De rechtbank doet daarom niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep. [1]
Beroep tegen het niet tijdig beslissen
8. Opposanten hebben geen belang meer bij de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat het college inmiddels op hun bezwaar heeft beslist. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft van rechtswege ook betrekking op het bestreden besluit, tenzij het bestreden besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. [2] Omdat het bestreden besluit niet geheel tegemoet komt aan het beroep van opposanten, beoordeelt de rechtbank hierna het bestreden besluit.
Beroep tegen het bestreden besluit
10. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat de beslissing van het college om de termijn voor het aanvullen van de zienswijze niet te verlengen een beslissing over de procedure ter voorbereiding van de omgevingsvergunning voor de bouw van het appartementengebouw is. Zo’n voorbereidingsbeslissing is niet vatbaar voor bezwaar en beroep, tenzij deze beslissing opposanten los van de voor te bereiden omgevingsvergunning rechtstreeks in hun belangen treft. [3] De achtergrond hiervan is dat de procedure voor het nemen van een besluit op een aanvraag voor de omgevingsvergunning anders nodeloos wordt vertraagd door verschillende subprocedures over voorbereidingsbeslissingen. De rechtbank kan in de procedure over het uiteindelijke besluit – in dit geval de omgevingsvergunning – ook een oordeel geven over de eventuele voorbereidingsbeslissingen die door het college zijn genomen.
11. Opposanten voeren aan dat de voorbereidingsbeslissing van het college hen in dit geval los van de omgevingsvergunning rechtstreeks in hun belangen treft, omdat de veronderstelde rechtsbescherming tegen de voorbereidingsbeslissingen in de procedure tegen de omgevingsvergunning er niet is. Hoewel opposanten de rechtbank in die procedure meerdere malen op de onvolledigheid van het dossier hebben gewezen, heeft de rechtbank daarmee niets gedaan. Opposanten hebben bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank over de omgevingsvergunning. [4] Op deze procedure is de versnelde procedure uit de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat alle beroepsgronden binnen de beroepstermijn moesten zijn ingediend. Die termijn is inmiddels ruimschoots verstreken. Opposanten kunnen nadat zij de ontbrekende stukken alsnog van het college hebben ontvangen hun beroepsgronden aan de hand van die stukken niet meer aanvullen.
12. De rechtbank is van oordeel dat de voorbereidingsbeslissing opposanten niet los van de omgevingsvergunning rechtstreeks in hun belangen treft. Dit zal zij hier hierna toelichten.
13. De rechtbank stelt voorop dat het bezwaar van opposanten tegen het niet beschikbaar stellen van stukken door het college is aangemerkt als een verzoek in de zin van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Dit verzoek doorloopt een andere procedure. In die procedure heeft de rechtbank op 4 september 2023 separaat uitspraak gedaan. [5] Deze uitspraak gaat dus niet over het beschikbaar stellen van stukken, maar alleen over de beslissing van het college om de termijn voor het aanvullen van de zienswijze niet te verlengen.
14. Het is niet aan de rechtbank om te beoordelen of de rechtbank in de uitspraak over de omgevingsvergunning juist heeft geoordeeld over de voorbereidingsbeslissing van het college om de termijn voor het aanvullen van de zienswijze niet te verlengen. De tussenuitspraak en de einduitspraak van de rechtbank over de omgevingsvergunning liggen ter toetsing voor bij de Afdeling. Daarmee ligt ook de toets over de voorbereidingsbeslissing nu voor aan de Afdeling. Dat opposanten het niet eens zijn met de uitspraak van de rechtbank over de omgevingsvergunning, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat tegen de voorbereidingsbeslissing geen rechtsbescherming openstaat. Hiervoor dient nu juist de mogelijkheid van (hoger) beroep in de zaak over de omgevingsvergunning.
Dwangsom wegens het niet tijdig beslissen
15. De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit niet meteen een besluit heeft genomen over het wel of niet verschuldigd zijn van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar van opposanten. Hierover heeft het college op
29 november 2022 een afzonderlijk besluit genomen. In dat besluit heeft het college besloten dat hij geen dwangsom aan opposanten verschuldigd is. Tegen dit besluit hebben opposanten bezwaar gemaakt. Met het besluit van 14 april 2023 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard. Opposanten hebben het besluit op bezwaar niet betwist. Het besluit op bezwaar is door opposanten slechts als bijlage bij hun verzetschrift op
3 oktober 2023 aan de rechtbank overgelegd.
16. Omdat opposanten het besluit op bezwaar over de dwangsom wegens het niet tijdig beslissen niet hebben betwist, zal de rechtbank in deze uitspraak geen beslissing nemen over het wel of niet aan opposanten verschuldigd zijn van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen door het college.

Conclusie en gevolgen

17. Het verzet is gegrond. Omdat het verzet gegrond is en het beroep niet vereenvoudigd afgedaan kon worden, komen opposanten in aanmerking voor een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt in verzet. Behalve de verletkosten van opposant [opposant sub 1] , hebben opposanten geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft opposant [opposant sub 1] niet aangetoond dat dat hij voor eigen rekening verlof heeft moeten opnemen voor het bijwonen van de zitting. De door hem bij het proceskostenformulier overgelegde salarisstrook is hiervoor onvoldoende. Opposant [opposant sub 1] krijgt voor de verzetprocedure daarom geen proceskosten vergoed.
18. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van opposanten is niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht in deze procedure, omdat de rechtbank direct uitspraak over het bestreden besluit heeft gedaan. Daarvoor zijn opposanten ook griffierecht verschuldigd. Er is slechts één keer griffierecht geheven.
19. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgen opposanten het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten. Ook voor vergoeding van de door opposanten gevraagde immateriële schade bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb.
2.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
3.Artikel 6:3 van de Awb.
4.Tussenuitspraak ECLI:NL:RBMNE:2022:3925 en einduitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2023:65.