ECLI:NL:RBMNE:2024:7227

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
11109970
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor reparatiewerkzaamheden aan auto met ontbinding van de tweede reparatieovereenkomst

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van twee facturen van [gedaagde] voor reparatiewerkzaamheden aan zijn auto. De eerste factuur betreft de vervanging van de motor, terwijl de tweede factuur betrekking heeft op de vervanging van de versnellingsbak. [gedaagde] erkent de eerste factuur, maar betwist de tweede, stellende dat [eiseres] fouten heeft gemaakt bij de eerste reparatie, waardoor de versnellingsbak defect raakte. In reconventie vordert [gedaagde] ontbinding van de overeenkomst voor de vervanging van de versnellingsbak. De kantonrechter heeft op 18 december 2024 geoordeeld dat [gedaagde] de eerste factuur van € 9.954,40 moet betalen, evenals de tweede factuur van € 4.115,61. De vordering in reconventie van [gedaagde] is afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [eiseres] fouten heeft gemaakt. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en de wettelijke rente vanaf 28 februari 2024. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van [eiseres] betalen, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11109970 \ UC EXPL 24-3364
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L. Bentohami,
tegen
[gedaagde],
woonachtig in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. A.C. Mens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 mei 2024;
- de rolzitting van 22 mei 2024;
- de brief van 27 juni 2024, waarin is bepaald dat [gedaagde] een conclusie van antwoord in mag dienen;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 24 juli 2024;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 5 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 5 december 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Namens [eiseres] waren [A] (monteur) en [B] aanwezig met de gemachtigde mr. L. Bentohami. [gedaagde] was ook aanwezig met zijn gemachtigde mr. A.C. Mens.
1.3.
Mr. Bentohami heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat zij het een rare gang van zaken vindt dat [gedaagde] , na zijn reactie (inhoudende een erkenning) op de rolzitting van 22 mei 2024, de mogelijkheid heeft gekregen om een conclusie van antwoord in te dienen. De kantonrechter is van oordeel dat deze gang van zaken niet in strijd is met een goede procesorde. De kantonrechter kan uit zichzelf, op elk moment, een mondeling behandeling bepalen. [1] Mr. Mens heeft zich op 13 juni 2024 als gemachtigde van [gedaagde] gesteld. Omdat (de gemachtigde van) [gedaagde] (alsnog) verweer wilde voeren, lag het voor de hand om [gedaagde] een termijn van vier weken te geven voor het indienen van een conclusie van antwoord. In het verlengde daarvan lag het ook voor de hand om alsnog een mondelinge behandeling te houden. Door het nemen van een conclusie van antwoord kon [gedaagde] zijn standpunten delen en was [eiseres] ook op de hoogte van het verweer van [gedaagde] zodat [eiseres] zich voor de mondelinge behandeling kon voorbereiden. Dat deze zaak door de rolrechter eerder voor vonnis is gezet, doet hier niet aan af. De kantonrechter kan namelijk op een eerder genomen rolbeslissing terugkomen. [2]
1.4.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft aan de auto van [gedaagde] gewerkt en vordert van hem betaling van twee facturen. [eiseres] heeft de motor van de auto vervangen (€ 9.954,40) en daarna de versnellingsbak (€ 4.115,61). [gedaagde] vindt dat hij de factuur met betrekking tot de versnellingsbak niet hoeft te betalen. In september 2023 kon hij de gerepareerde auto na vervanging van de motor bij [eiseres] ophalen en in oktober 2023 moest hij de auto weer langsbrengen. De versnellingsbak zou volgens hem kapot zijn gegaan omdat [eiseres] bij het vervangen van de motor fouten heeft gemaakt. Als tegeneis (reconventie) vordert [gedaagde] daarom ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot de vervanging van de versnellingsbak. Omdat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiseres] fouten heeft gemaakt bij de vervanging van de motor, wordt de vordering van [eiseres] toegewezen. De tegeneis van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat hij met betrekking tot de reparatie van de versnellingsbak niet heeft gesteld dat [eiseres] daarin fouten heeft gemaakt.

3.De beoordeling

In conventie
[gedaagde] moet € 9.954,40 betalen voor de vervanging van de motor
3.1.
[gedaagde] moet € 9.954,40 aan [eiseres] betalen voor het vervangen van de motor van zijn auto. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij (het bedrag van) deze factuur moet betalen aan [eiseres] .
[gedaagde] moet € 4.115,61 betalen voor de vervanging van de versnellingsbak
3.2.
Het verweer van [gedaagde] dat bij de vervanging van de motor geen nieuwe keerring is gemonteerd, daardoor een olielekkage in de versnellingsbak zou zijn ontstaan en de versnellingsbak daardoor zou zijn beschadigd, slaagt niet. [gedaagde] moet dus ook de € 4.115,61 voor het vervangen van de versnellingsbak betalen.
3.3.
[gedaagde] heeft voor dit verweer alleen aangevoerd dat hij van meerdere personen heeft gehoord dat bij het vervangen van een motor regelmatig fouten worden gemaakt, waardoor de keerring van de versnellingsbak gaat lekken en schade ontstaat aan de versnellingsbak. [gedaagde] geeft verder aan dat hij het idee heeft dat dit met zijn auto is gebeurd. Hiermee heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] fouten heeft gemaakt bij het vervangen van de motor, [gedaagde] daardoor (gevolg)schade heeft geleden en hij dus de factuur van de versnellingsbak niet hoeft te betalen.
3.4.
Bovendien heeft medewerker [A] van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat de keerring die volgens [gedaagde] het probleem zou hebben veroorzaakt, niet los is gemaakt bij de vervanging van de motor. Dat dit onderdeel niet los hoeft te worden gehaald staat volgens [A] in de handleiding van BMW/MINI, die [eiseres] bij zulke reparaties volgt. De versnellingsbak met daarop de koppelomvormer waar de keerring op zit, zijn in één geheel losgehaald van de motor. De koppelomvormer was daarbij geborgd. [A] heeft daarnaast toegelicht dat de keerring kapot is gegaan door een te lage oliedruk en dat dat kwam door een kapotte oliepomp in de versnellingsbak. Hiermee heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat er geen fouten zijn gemaakt bij het vervangen van de motor die hebben geleid tot het kapot gaan van de versnellingsbak.
3.5.
De BOVAG-garantie met betrekking tot de reparatie van de motor kan [gedaagde] ook niet inroepen voor de werkzaamheden aan de versnellingsbak. Zoals hiervoor in 3.3 en 3.4 is uitgelegd staan de werkzaamheden aan de motor los van die aan de versnellingsbak.
3.6.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij weinig in had te brengen over de manier waarop de versnellingsbak zou worden gerepareerd. Dit argument volgt de kantonrechter ook niet. [eiseres] heeft eerst een goedkope oplossing geprobeerd om de versnellingsbak weer te laten functioneren. [gedaagde] is met een bevriende monteur langsgegaan bij [eiseres] . Zijn auto stond daar (gedeeltelijk) gedemonteerd op de brug. [A] heeft ter plekke met [gedaagde] en de bevriende monteur besproken wat het plan van aanpak zou worden met betrekking tot de versnellingsbak. [gedaagde] heeft daarna akkoord gegeven voor de reparatie van de versnellingsbak. Hij heeft dus bewust en geïnformeerd deze opdracht aan [eiseres] gegeven.
Ambtshalve toets van de algemene voorwaarden
3.7.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of [eiseres] in de overeenkomsten of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden ten aanzien van de verschillende onderdelen van de vordering een of meerdere regelingen heeft opgenomen, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen daarover dat [gedaagde] daardoor aanzienlijk wordt benadeeld, maar dat blijkt niet het geval.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen
3.8.
[eiseres] vordert € 915,70 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarnaast voldoet de sommatiebrief van [eiseres] aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 28 februari 2024
3.9.
[eiseres] vordert daarnaast wettelijke rente. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 28 februari 2024, omdat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim is (te laat is met betalen). [eiseres] heeft [gedaagde] op 13 februari 2024 een brief gestuurd waarin [gedaagde] een termijn van vijftien dagen na ontvangst kreeg om te betalen. [gedaagde] heeft niet binnen die termijn betaald.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] in conventie betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.469,54
3.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
3.12.
[gedaagde] vordert in reconventie ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot de versnellingsbak. Deze vordering wordt afgewezen. Voor een geslaagd beroep op ontbinding is nodig dat [eiseres] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan met betrekking tot (het vervangen van) de versnellingsbak. [3] Dat [eiseres] tekort zou zijn geschoten in haar verplichtingen uit die overeenkomst heeft [gedaagde] niet gesteld.
3.13.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat ook ten aanzien van de vervanging van de motor geen sprake is van een tekortkoming aan de kant van [eiseres] (zie de beoordeling in conventie).
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] in reconventie betalen
3.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
203,00
(1 punt × factor 0,5 × € 406,00)
Totaal
203,00

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.985,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 14.070,01 met ingang van 28 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.469,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vordering van [gedaagde] af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 203,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en in reconventie
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1 tot en met 4.3 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
61312

Voetnoten

1.Artikel 87 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
2.Zie par. 2.11 van het Landelijk Procesreglement voor rolzaken kanton.
3.Artikel 6:265 lid 1 BW.