ECLI:NL:RBMNE:2024:7240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4798
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen beëindiging van WIA-uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 28 september 2023. Eiseres, die voorheen als pedagogisch medewerker werkte, is uitgevallen wegens aanhoudende rug- en bekkenklachten en heeft op 17 augustus 2022 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) toegekend, maar heeft later besloten haar uitkering te beëindigen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 februari 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde. Tijdens de zitting bleek dat het Uwv een belangrijke brief van de fysiotherapeut niet had ontvangen, wat leidde tot een schorsing van het onderzoek. Na het indienen van aanvullend rapport door het Uwv en een reactie van eiseres, heeft de rechtbank het onderzoek op 17 juni 2024 gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres heeft niet aangetoond dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres per 28 september 2023 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4798

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 28 september 2023. Eiseres is het hier niet mee eens en voert onder meer aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Het Uwv is het niet met eiseres eens en blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat eiseres aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als pedagogisch medewerker voor 28,66 uur per week. Op 26 oktober 2020 is zij aansluitend aan haar uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg uitgevallen wegens aanhoudende rug- en bekkenklachten. Zij heeft op 17 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
1.2.
Het Uwv heeft met het besluit van 18 oktober 2022 (het primaire besluit) aan eiseres vanaf 16 oktober 2022 tot en met 15 september 2023 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, gebaseerd op het arbeidsongeschiktheidspercentage van 52,54%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Het Uwv heeft met het besluit van 25 augustus 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en medegedeeld dat haar WIA-uitkering per 28 september 2023 wordt beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 8 januari 2024 een brief van de fysiotherapeut van 13 december 2023 overgelegd. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 13 februari 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. T.S. Brinkman, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.6.
Op de zitting is gebleken dat het Uwv de brief van de fysiotherapeut van 13 december 2023 niet heeft ontvangen. Partijen hebben daarom op de zitting afgesproken dat het Uwv de gelegenheid krijgt om deze medische informatie ter beoordeling voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft daarna het onderzoek ter zitting geschorst.
1.7.
Het Uwv heeft op 12 maart 2024 een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 maart 2024 ingediend. Eiseres heeft op 2 april 2024 gereageerd op dit rapport.
1.8.
De rechtbank heeft vervolgens partijen gewezen op hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord, maar geen van de partijen heeft om een nadere zitting verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 juni 2024 gesloten.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3.1.
Eiseres voert aan dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek, omdat eiseres in de bezwaarfase niet is onderzocht op een fysiek spreekuur. Ondanks dat eiseres toestemming heeft gegeven voor het telefonische spreekuur had de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres moeten adviseren om een fysiek spreekuur te laten plaatsvinden. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onnauwkeurig beeld van haar medische situatie en heeft geen deugdelijk onderzoek plaatsgevonden.
3.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is en overweegt hiertoe als volgt. Eiseres is in de primaire fase gezien door de verzekeringsarts op het fysieke spreekuur van 3 oktober 2022. Tijdens dit fysieke spreekuur heeft de verzekeringsarts eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts heeft ook dossierstudie verricht en de medische informatie bij de beoordeling betrokken. De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 juli 2023 vermeld dat eiseres heeft aangegeven de voorkeur te hebben om het telefonisch te doen. Volgens de arts bezwaar en beroep heeft eiseres ook aangegeven dat de primaire verzekeringsarts veel aandacht heeft besteed aan haar lichamelijke klachten en dat zij daar ook geen opmerkingen over heeft. Daarbij heeft de arts bezwaar en beroep toegelicht dat omdat de vragen gingen over de psychische klachten het spreekuur telefonisch gehouden kon worden. Bij de medische beoordeling heeft de arts bezwaar en beroep ook dossierstudie verricht en de medische informatie bij de beoordeling betrokken. Het rapport is medeondertekend door een geregistreerde verzekeringsarts.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] zal een spreekuur meestal in fysieke vorm plaatsvinden, maar een spreekuur dat telefonisch is verricht kan ook een spreekuurcontact zijn. Bij een dergelijk spreekuur geldt onverkort dat sprake moet zijn van een zorgvuldig onderzoek en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zal moeten kunnen motiveren waarom in bezwaar van een fysiek lichamelijk en/of psychisch onderzoek is afgezien. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is, omdat eiseres in de primaire fase is gezien door een geregistreerde verzekeringsarts en haar klachten kenbaar bij de beoordeling zijn betrokken. Daarnaast heeft de arts bezwaar en beroep voldoende toegelicht waarom is afgezien van een fysiek spreekuur. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
Psychische klachten
4.1.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij psychologische behandeling ontvangt voor elektrohypersensitiviteit, terwijl de behandeling is gericht op haar depressieve stoornis en de mogelijke oorzaken van haar hypersensitiviteit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit niet dan wel onvoldoende meegewogen in de medische beoordeling.
4.2.
In het rapport van de arts bezwaar en beroep van 20 juli 2023 komt naar voren dat eiseres heeft aangegeven dat zij onder behandeling is om met de klachten van elektrohypersensitiviteit om te gaan en dat eiseres niet goed weet of de diagnose depressie is gesteld. De arts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd zich te kunnen vinden in het oordeel van de primaire verzekeringsarts die geen beperking heeft gesteld voor elektrohypersensitiviteit, omdat de beschrijving van de klachten niet consistent is en er geen wetenschappelijk bewijs is voor gezondheidsschade bij een lage dosis niet-ioniserende straling. De arts bezwaar en beroep ziet verder geen aanleiding voor de diagnose depressiviteit, omdat deze niet is gesteld door de POH-GGZ en bij het uitvragen naar de klachten voldoet eiseres ook niet aan de criteria. Aangezien eiseres onder behandeling is, rapporteert de arts bezwaar en beroep dat sprake is van ongespecificeerde psychische klachten, mogelijk spanningsklachten en neemt daarom beperkingen aan in de rubrieken 1 en 2 (zonder veelvuldige storingen, zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, omgaan met conflicten en leidinggeven) zodat de passende werkzaamheden mentaal niet te belastend zijn.
4.3.
De rechtbank kan de arts bezwaar en beroep hierin goed volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat de arts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft ten aanzien van de psychische klachten. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichamelijke klachten
5.1.
Volgens eiseres is bij de beoordeling voorbijgegaan aan de nek-, schouder- en handklachten alsmede de migraine en slaapproblemen. Eiseres voert aan dat deze waarschijnlijk niet zijn meegenomen omdat ze ook niet zijn opgenomen in het dossier. De klachten op de beoordelingsdatum hebben geen voortdurend verloop en hebben ook niet dezelfde oorzaak. Indien eiseres fysiek was onderzocht dan zou dit duidelijk zijn geweest voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.2.
De arts bezwaar en beroep rapporteert op 20 juli 2023 dat volgens eiseres in de primaire fase voldoende aandacht is besteed aan de fysieke klachten, zodat geen aanleiding bestaat om af te wijken van het primaire oordeel ten aanzien van de lichamelijke klachten. Er wordt uitgegaan van bekkeninstabiliteit, hielspoor beiderzijds en knieklachten. Voor deze klachten zijn in de Functionele Mogelijkheden (FML) van 20 juni 2023 diverse beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen (3), dynamische handelingen (4) en statische houdingen (5). In het verweerschrift merkt het Uwv op dat de klachten aan de handen, de migraine en slapeloosheid niet eerder zijn gemeld door eiseres en hierover geen medische informatie is aangeleverd, zodat geen aanleiding bestaat om het standpunt te wijzigen.
5.3.
Naar aanleiding van de brief van de fysiotherapeut van 13 december 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 7 maart 2024 gerapporteerd dat er geen aanleiding bestaat om af te wijken van het medische oordeel. Hiertoe overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de informatie volgt dat sprake is van chronische klachten van het bewegingsapparaat en dat dit reeds bij de beoordeling is betrokken.
5.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling op dit punt onjuist is. Los van het feit dat eiseres deze klachten voor het eerst in de beroepsfase heeft gemeld, heeft zij haar standpunt ook niet met medische gegevens onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Urenbeperking
6.1.
Eiseres voert aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom geen urenbeperking is aangewezen.
6.2.
De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de urenbeperking bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is opgesteld en is overgenomen bij de WIA-beoordeling, maar dat de klachten van eiseres hiervoor geen aanleiding geven. Eiseres voldoet ook niet aan de criteria van de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De arts bezwaar en beroep heeft daarom de urenbeperking uit de FML gehaald.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat geen urenbeperking wordt aangenomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de eerdere rapportages ook niet blijkt waarom er een urenbeperking was aangewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
7. De rechtbank ziet gelet op voorgaande in hetgeen eiseres heeft aangevoerd en de medische informatie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De arbeidskundige beoordeling
8. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Omdat de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 24 juli 2023 en de Resultaat functiebeoordeling van 24 juli 2023 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het Uwv heeft terecht beslist dat eiseres per 28 september 2023 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
9.2.
De door eiseres gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden niet vergoed, omdat eiseres geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1599.