ECLI:NL:RBMNE:2024:739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
24/123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning varkensstal en rundveestal

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 28 november 2023. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een varkensstal en het gedeeltelijk vervangen en uitbreiden van een rundveestal op het terrein van een agrarisch bedrijf in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De vergunninghouder verzoekt om schorsing van de deels verleende en deels geweigerde omgevingsvergunning, omdat hij er geen uitvoering aan wil geven. Het college van burgemeester en wethouders heeft toegezegd gedurende een periode van een half jaar niet te zullen handhaven op de nieuwe omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelt dat hierdoor het spoedeisend belang ontbreekt, aangezien verzoeker niet geconfronteerd zal worden met onomkeerbare gevolgen in de korte termijn.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en dat de inwerkingtreding van het besluit op dit moment geen onomkeerbare gevolgen voor verzoeker zal hebben. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/123

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.M.M. Kroon),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kemperman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 28 november 2023. Met dit besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensstal en het gedeeltelijk vervangen en uitbreiden van een rundveestal op het terrein van het agrarisch bedrijf aan de [adres 1], [adres 2], [adres 3] en [adres 4] in [woonplaats]. Verder is met dit besluit de aangevraagde revisievergunning voor het houden van meer dan 2.191 vleesvarkens, het houden van meer dan 640 gespeende biggen en voor de activiteiten de voerwagen of voermengwagen tussen 19.00 en 07.00 uur geweigerd en voor het overige verleend.
2. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
3. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
5. Het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Als gevolg van het indienen van het beroepschrift en het verzoekschrift binnen de beroepstermijn is het besluit van rechtswege geschorst. Dit is ook wat verzoeker wil. In het verzoekschrift is uiteengezet dat verzoeker niet blij is met deze vergunning, omdat hij door de gedeeltelijke weigering minder varkens mag houden dan op grond van de nu nog geldende vergunning is toegestaan, terwijl hij zich wel aan nieuwe strengere voorschriften moet houden. Met het verzoek wil verzoeker bereiken dat de omgevingsvergunning niet in werking treedt voordat deze onherroepelijk is. Hij wenst met name te voorkomen dat het college op deze nieuwe vergunning gaat handhaven.
6. In reactie op het verzoek en na telefonisch overleg met de griffier heeft het college op schriftelijk verklaard niet meteen te zullen gaan handhaven op de nieuwe vergunning. Deze toezegging is niet onbeperkt, maar het college noemt een periode van bijvoorbeeld een half jaar, zodat verzoeker de kans krijgt om de nieuwe vergunning in de praktijk te brengen. De voorzieningenrechter vat dit op als een toezegging van het college om in ieder geval een half jaar na de toezegging, die op 7 februari 2024 is gedaan, niet te gaan handhaven. Verzoeker heeft laten weten het verzoek om voorlopige voorziening ondanks dit bericht van het college te willen handhaven, omdat hij helemaal niet voornemens is om deze vergunning uit te voeren en daarvoor kosten te gaan maken. Hij meent dat hij er belang bij heeft om op korte termijn enige duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van de revisievergunning. De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding om te oordelen dat op dit moment sprake is van een spoedeisend belang. Omdat het college voorlopig niet zal gaan handhaven, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien dat de inwerkingtreding van het besluit voor verzoeker op dit moment of op korte termijn tot onomkeerbare gevolgen zal leiden.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.