ECLI:NL:RBMNE:2024:7460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
16-042045-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • S.J. Helderman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het onttrekken van een minderjarige aan jeugdbescherming en nasporing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar minderjarige zoon heeft onttrokken aan het opzicht van de jeugdbescherming en aan de nasporing door politie en justitie. De verdachte heeft haar zoon, geboren in 2021, naar Turkije meegenomen, terwijl er een ondertoezichtstelling door de kinderrechter was uitgesproken. Ondanks herhaalde oproepen van de kinderrechter, de gezinsvoogd en de politie om haar zoon terug te brengen naar Nederland, heeft de verdachte ervoor gekozen om in Turkije te blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de minderjarige aan het opzicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) heeft onttrokken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een geldboete van 1000 euro. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van het kind en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en verblijft momenteel in Turkije, waar zij samen met haar partner en zoon woont. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en heeft de verdachte ook een geldboete opgelegd om de gevolgen van haar handelen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/042054-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats 1] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van haar raadsman mr. S. van der Eijk ( [adres] , [postcode] [plaats 1] ).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 16 februari 2022 tot en met 12 mei 2023 in Nederland, Duitsland en/of Turkije, samen met een ander of alleen, opzettelijk de minderjarige [minderjarige] , die jonger dan twaalf jaar oud was en door de kinderrechter onder toezicht van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) was gesteld, aan het opzicht van SAVE heeft onttrokken door [minderjarige] mee te nemen op een vlucht naar Turkije en/of hem onder te brengen op een of meer adressen in Turkije;
en/of
vervolgens opzettelijk die [minderjarige] aan de nasporing van politie en justitie heeft onttrokken, door hem ondergebracht en verborgen te houden op een of meer adressen in Turkije en/of niet op aanwijzingen van SAVE naar Nederland te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van het verhoor van de aangever, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 16 februari 2022 is er door de kinderrechter een mondelinge machtiging uithuisplaatsing en VOTS afgegeven voor een baby van 5 maanden, genaamd [minderjarige] . Op donderdag 17 februari 2022 stond er een reguliere zitting voor OTS gepland. Beide ouders waren samen online aanwezig bij die zitting. Zij zijn daar op de hoogte gesteld van de uitspraak van een dag eerder en zijn door de kinderrechter gesommeerd medewerking te verlenen aan de uitvoering van de VOTS en uithuisplaatsing. Op de zitting bleek dat de ouders in Turkije waren samen met [minderjarige] . [2] De kinderrechter gaf aan dat de ouders via hun advocaten zo snel mogelijk afspraken moeten maken met SAVE over de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Op de sommatie van de kinderrechter om [minderjarige] terug te brengen naar Nederland, werd door de ouders niet gereageerd. Wij maken ons ernstig zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] , omdat moeder emotioneel instabiel en erg beïnvloedbaar is en verkeert in de sfeer van mensenhandelpraktijken. Vader heeft een gewelddadig karakter en wordt ervan verdacht de moeder uit te buiten. [minderjarige] ondervindt erg veel stress door alles wat er aan de hand is. [3]
Een geschrift, te weten een beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing d.d. 16 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[minderjarige] woont op een geheim adres [
de rechtbank begrijpt: in Turkije]. [4] Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt
geplaatst. [5]
De kinderrechter stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, met ingang van 16 februari 2022 voor de duur van drie maanden, te weten tot 16 mei 2022. [6]
Een geschrift, te weten een beschikking van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing d.d. 13 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht van stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 13 mei 2022 tot en met 13 mei 2023.
Een geschrift, te weten een schriftelijke aanwijzing van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) d.d. 21 februari 2022, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nadat wij samen met politie van 17 t/m 19 februari 2022 tevergeefs hebben geprobeerd om tot concrete afspraken te komen over terugkeer van [minderjarige] , hebben wij u op 19 februari 2022 een aankondiging van deze schriftelijke aanwijzing gegeven. [7] Samen Veilig Midden-Nederland geeft u de volgende aanwijzing: moeder dient zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen met een eerstvolgende vlucht, met [minderjarige] terug te keren naar Nederland en [minderjarige] aan de gezinsvoogd te overhandigen, zodat uitvoering kan worden gegeven aan de machtiging tot uithuisplaatsing. [8]
Op 19 februari 2022 heeft de gezinsvoogd vader via app dringend verzocht om contact op te nemen met de politie in Nederland. De politie heeft contact gehad met vader, moeder en de advocaat van vader. Vader zegt niet blij te zijn dat hij nu ineens gezag heeft, dat heeft moeder voor hem geregeld. Hij is nu ineens mede verantwoordelijk voor onttrekking. Vader zegt bij zijn vader te verblijven en voor een medisch traject in Turkije te zijn. Moeder vraagt politie wat ze zelf zou doen als ze moeder was. Moeder kiest ervoor om in Turkije te blijven. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na een check in het register bleek dat [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte]inderdaad sinds 15 februari 2022 gezag [
de rechtbank begrijpt: over [minderjarige]] heeft. [10] Wij zagen dat er sinds 15 februari 2022 een paspoort voor [minderjarige] is afgegeven. [11]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2022 ben ik samen met mijn zoon [minderjarige] met het vliegtuig naar Turkije gegaan. Ik ben sindsdien de hele tijd samen met [verdachte] en [minderjarige] in Turkije geweest.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
4.3.3.1 Partiële vrijspraak pleegperiode
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij in de periode van 16 februari 2022 tot en met 12 mei 2023 haar zoon [minderjarige] aan het opzicht van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) en aan de nasporing van politie en justitie heeft onttrokken. Uit de aangifte volgt dat [minderjarige] op 16 februari 2022 door de kinderrechter mondeling onder toezicht van SAVE is gesteld en dat verdachte op 17 februari 2022 van deze beschikking op de hoogte is geraakt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte eerder wist van het bestaan van de beschikking. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat op 16 februari 2022 sprake is geweest van een opzettelijk onttrekken aan het opzicht van SAVE of aan nasporing door politie en justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is de pleegperiode aangevangen op 17 februari 2022.
Uit een andere beschikking van de kinderrechter blijkt dat het toezicht met ingang van 29 september 2022 is overgeheveld naar een andere gecertificeerde instelling, te weten Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. In de tenlastelegging wordt bij beide feiten deze gecertificeerde instelling echter niet genoemd. Hoewel ook na 29 september 2022 nog steeds sprake was van een ondertoezichtstelling, was vanaf dit moment geen sprake meer van een strafbaar onttrekken aan het opzicht van SAVE. Ook hier is dus geen rekening gehouden met de latere wijziging van de gecertificeerde instelling. Het gevolg van deze omissie in de tenlastelegging is dat een aanzienlijk deel van de ten laste gelegde periode, namelijk de periode van 29 september 2022 tot en met 12 mei 2023, niet kan worden bewezen verklaard. Verdachte zal derhalve van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3.2 Onttrekking aan het opzicht
De raadsman heeft aangevoerd dat SAVE gedurende de ondertoezichtstelling wel degelijk toezicht over [minderjarige] heeft kunnen uitoefenen, omdat er veelvuldig telefonisch en online contact met beide ouders is geweest. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de aangifte blijkt dat SAVE zich ernstig zorgen maakte, gelet op de persoon van verdachte en haar relatie met de medeverdachte. In de beslissing van de kinderrechter om [minderjarige] onder toezicht van SAVE te stellen, ligt besloten dat [minderjarige] op het moment van de ondertoezichtstelling ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd. Het doel van een ondertoezichtstelling is om een dergelijke dreiging zoveel mogelijk terug te dringen, door gedurende langere tijd de ontwikkeling van een minderjarige te monitoren en waar nodig maatregelen gericht op de bevordering van het welzijn van de minderjarige te nemen. In de beschikking van de kinderrechter is verder vermeld dat [minderjarige] met spoed uit huis moest worden geplaatst. Dat verdachten telefonisch en/of via een videoverbinding enig contact met SAVE hebben onderhouden terwijl zij [minderjarige] in Turkije bij zich hadden en daarmee de uithuisplaatsing feitelijk onmogelijk werd gemaakt, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat SAVE het opzicht heeft kunnen uitoefenen. De mogelijkheid voor SAVE om eigen waarnemingen te doen in een veilige setting is nu juist precies wat verdachte en haar medeverdachte hebben belemmerd door hun kind in het buitenland ondergebracht te houden. Dat verdachte nadien haar verklaringen over het gedrag van de medeverdachte heeft willen herroepen, wat daar verder van zij, maakt het voorgaande niet anders. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 17 februari 2022 tot en met 29 september 2022 te [plaats 2] (Turkije), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] , die beneden de twaalf jaren oud was en middels een door de kinderrechter uitgesproken (voorlopige) ondertoezichtstelling ingaande op 16 februari 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland was gesteld, heeft onttrokken aan het opzicht van voornoemde gecertificeerde instelling, die dit desbevoegd over hem uitoefende, immers heeft verdachte die [minderjarige] ondergebracht op een of meer adressen in Turkije,
en
(vervolgens) opzettelijk voornoemde [minderjarige] , die onttrokken was aan het opzicht van
degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, te weten de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie onttrokken, immers hebben verdachte en haar mededader voornoemde [minderjarige] ondergebracht gehouden en verborgen gehouden op een of meer adressen in Turkije en niet op aanwijzing(en) en verzoek(en) van die gecertificeerde instelling naar Nederland gebracht;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feiten op:
meerdaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaar oud is, en
medeplegen van opzettelijk een minderjarige, die onttrokken is aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie onttrekken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte schuldig te verklaren maar aan haar geen straf op te leggen (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht). Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke (taak)straf op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een geldboete op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan het onttrekken van een minderjarige aan het opzicht van de jeugdbescherming en aan de nasporing door politie en justitie. Zij heeft haar zoon naar Turkije meegenomen en in Turkije ondergebracht gehouden, terwijl zij kort na aankomst in Turkije heeft vernomen dat de kinderrechter een ondertoezichtstelling had uitgesproken. Ondanks dringende oproepen van de kinderrechter, SAVE, de gezinsvoogd en de politie om haar zoon terug naar Nederland te brengen, heeft verdachte ervoor gekozen om samen met haar zoon en de medeverdachte in Turkije te blijven. Hierdoor is het voor SAVE feitelijk onmogelijk geworden om toezicht op het welzijn van het kind uit te oefenen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij met haar handelwijze een rechterlijke uitspraak naast zich neer heeft gelegd en bewust een civielrechtelijke maatregel gericht op het welzijn van een minderjarige heeft gedwarsboomd.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 22 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsrapportage van 15 november 2024, uitgebracht door mevrouw S.J. Helderman, reclasseringswerker. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte en haar partner nog altijd samen met hun zoon in Turkije wonen. Verdachte werkt in het bedrijf van haar partner en houdt zich verder bezig met de zorg voor haar zoon. Zij geeft aan dat zij geen hulp nodig heeft en dat zij voornemens is om met haar partner en zoon in Turkije te blijven. Omdat verdachte in Turkije verblijft, acht de reclassering bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar. De reclassering adviseert dan ook om in het geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Ten aanzien van de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte wordt in dit vonnis veroordeeld voor het medeplegen van twee misdrijven. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het kind van verdachte nog maar vijf maanden oud was toen hij aan het opzicht van de jeugdbescherming en aan de nasporing werd onttrokken. Gelet op de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van het kind, alsmede de ernstige zorgen over zijn welzijn die aan de ondertoezichtstelling ten grondslag hebben gelegen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat de pleegperiode die in dit vonnis bewezen wordt verklaard, aanmerkelijk korter is dan de periode die de officier van justitie bewezen acht. De rechtbank heeft zich voorts georiënteerd op straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, hetgeen geen aanleiding geeft tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur zoals gevorderd. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte duurzaam in Turkije verblijft en daar een woning en een baan heeft en dat niet blijkt dat het welzijn van [minderjarige] thans in het gedrang is. Het vorengaande brengt de rechtbank tot de slotsom om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op te leggen. Aan verdachte zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een geldboete van duizend euro worden opgelegd, om te verzekeren dat zij (ondanks haar duurzaam verblijf in Turkije) toch een onmiddellijke consequentie van haar handelen ondervindt.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 57, 279 en 280 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van €1000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen;
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 16 februari 2022 tot en met 12 mei 2023 te
Renswoude en/of Utrecht en/of Den Haag en/of te Düsseldorf (Duitsland) en/of te
[plaats 2] (Turkije), althans in Nederland en/of in Duitsland en/of in Turkije,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een
minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] , die beneden de
twaalf jaren oud was en middels een door de kinderrechter uitgesproken
(voorlopige) ondertoezichtstelling ingaande op 16 februari 2022 onder toezicht van
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland was gesteld,
heeft onttrokken aan het opzicht van voornoemde gecertificeerde instelling, die dit
desbevoegd over hem uitoefende,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader die [minderjarige] meegenomen op
een vlucht naar Turkije en/of ondergebracht op een of meer adressen in Turkije,
en/of
(vervolgens) opzettelijk voornoemde [minderjarige] , die onttrokken was aan het opzicht van
degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, te weten de gecertificeerde
instelling Samen Veilig Midden-Nederland, aan de nasporing van de ambtenaren
van justitie of politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader voornoemde [minderjarige] ondergebracht gehouden en/of verborgen
gehouden op een of meer adressen in Turkije en/of niet op aanwijzing(en) en/of
verzoek(en) van die gecertificeerde instelling naar Nederland gebracht;
( artikel 279 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 280 lid 1 van het Wetboek
van Strafrecht, artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht )
( art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1. ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 augustus 2023, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 86. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 6.
3.Pagina 7.
4.Pagina 25.
5.Pagina 26.
6.Pagina 27.
7.Pagina 50.
8.Pagina 51.
9.Pagina 54.
10.Pagina 68.
11.Pagina 70.