ECLI:NL:RBMNE:2024:7468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/16/582326 / JL RK 24-766
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
  • I.R.S. Salomé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling minderjarige door kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 28 mei 2025, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet haalbaar zijn zolang de minderjarige en haar ouders niet meewerken aan de hulpverlening. Tijdens de zitting op 19 november 2024 waren de ouders, de Raad voor de Kinderbescherming en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat er geen vooruitgang is geboekt in de hulpverlening, omdat de minderjarige niet naar school gaat en geen contact heeft met haar moeder. De kinderrechter concludeerde dat er geen meerwaarde is om de ondertoezichtstelling te verlengen, gezien de weigerachtige houding van de minderjarige en haar ouders. De kinderrechter hoopt dat de minderjarige in de toekomst zelf de nodige stappen onderneemt om haar zaken te regelen voor haar meerderjarigheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/582326 / JL RK 24-766
Datum uitspraak: 19 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, locatie Lelystad,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling: het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij waren aanwezig: de vader, de moeder, [A] van de Raad en [B] van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 november 2024 en een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 28 mei 2025 (meerderjarigheid [minderjarige] ) en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI had het voornemen de ondertoezichtstelling niet te verlengen. Nadat de Raad heeft aangegeven daarmee niet akkoord te zijn, is alsnog het verzoek ingediend. De GI vindt net als de Raad dat [minderjarige] nog steeds hulp nodig heeft, maar geeft ook aan dat deze hulp niet geboden kan worden zolang [minderjarige] en haar ouders dit zelf niet erkennen. De GI zou eventueel nog hulp kunnen bieden bij het voorbereiden van [minderjarige] op de zaken die zij moet regelen wanneer zij 18 jaar wordt, maar dit kan ook gedaan worden door hulpverlening in het vrijwillig kader. Daarbij geeft de GI aan dat de ouders zelden contact opnemen met de gezinsvoogd en dat [minderjarige] ervoor zorgt dat zij niet thuis is wanneer de gezinsvoogd langs komt. De GI vindt het daarom lastig om aan te geven wat zij nog voor [minderjarige] kunnen betekenen.
4.2.
De vader vindt het fijn dat hij de gezinsvoogd kan berichten wanneer hij aanloopt tegen zaken rondom [minderjarige] , maar ziet ook dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet behaald worden zolang [minderjarige] niet mee wil werken.
4.3.
De moeder geeft ook aan dat zij het fijn vindt dat de vader iemand kan raadplegen wanneer hij een hulpvraag heeft rondom [minderjarige] , maar ook zij erkent dat het tot op heden binnen de ondertoezichtstelling niet lukt om de gestelde doelen te bereiken.
4.4.
De Raad vindt dat de ondertoezichtstelling niet afgesloten kan worden. De Raad denkt dat er traumabehandeling ingezet moet worden en dat de GI [minderjarige] hiertoe moet motiveren. Daarnaast zou een vorm van gezinstherapie, bijvoorbeeld systeemtherapie, passend zijn. Ook zou de GI volgens de Raad de schoolgang van [minderjarige] kunnen monitoren en haar kunnen begeleiden bij het vormgeven van haar zelfstandige leven richting haar meerderjarigheid.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. De afgelopen jaren heeft de GI geprobeerd om verschillende vormen van hulp in te zetten voor [minderjarige] en het gezin. Doordat [minderjarige] hieraan niet mee wil werken heeft de ondertoezichtstelling er niet toe geleid dat de zorgen rondom [minderjarige] zijn weggenomen. Zo gaat [minderjarige] niet naar school, heeft zij geen contact met haar moeder en heeft zij geen therapie. Ook kon er geen vorm van gezinstherapie ingezet worden, omdat daar de ouders het nut niet van inzien. Doordat [minderjarige] en de ouders geen hulpvraag hebben en daardoor niet meewerken met de hulpverlening, is het niet mogelijk om binnen de ondertoezichtstelling nog stappen te zetten. De vader heeft er veel moeite mee dat [minderjarige] niet naar school gaat, maar lijkt niet in te zien dat het juist daarom noodzakelijk is dat er hulpverlening in de vorm van traumatherapie en gezinstherapie ingezet wordt. Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de door de Raad geformuleerde doelen niet haalbaar zijn en er geen meerwaarde is om de ondertoezichtstelling te verlengen. Ook het begeleiden van [minderjarige] tot aan haar meerderjarigheid lijkt niet zinvol, nu [minderjarige] niet op afspraken met de gezinsvoogd verschijnt en zelf aangeeft dat zij geen zelfstandigheidstraining wil volgen. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen. De kinderrechter hoopt dat het [minderjarige] de komende periode lukt om de zaken te regelen die belangrijk zijn als zij 18 wordt en, als dit niet zelfstandig lukt, dat zij hierbij dan hulpverlening in het vrijwillige kader zoekt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 door mr. M.M. Janssen - Witteveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.R.S. Salomé als griffier, en op schrift gesteld op 18 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.