ECLI:NL:RBMNE:2024:7469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/16/583228 / JL RK 24-830
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
  • I.R.S. Salomé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinshuis

Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige, geboren in 2013, in een gezinshuis. De vader van de minderjarige, die het ouderlijk gezag heeft, was niet aanwezig op de zitting, maar heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI). De GI heeft een geschikt gezinshuis gevonden waar de minderjarige kan verblijven, en de kinderrechter oordeelt dat deze uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is. De uithuisplaatsing gaat in op 19 november 2024 en duurt tot 29 augustus 2025. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de traumatherapie voor de minderjarige uiterlijk in januari 2025 zal beginnen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 11 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/583228 / JL RK 24-830
Datum uitspraak: 19 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
REGIECETRUM BESCHERMING EN VEILIGHEID,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[vader],
hierna te noemen: de vader,
verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling: het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij waren aanwezig: [A] en [B] namens de GI (via een Teams-verbinding). De vader is, ondanks juist opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 29 augustus 2025 en een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 29 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft een gezinshuis gevonden voor [minderjarige] waar zij, als alles goed verloopt, langere tijd kan verblijven. De GI verwacht dat het gezinshuis [minderjarige] de zorg kan bieden die zij nodig heeft. Omdat het pleeggezin een tijdelijke plek was en [minderjarige] op dit moment niet bij de vader kan verblijven, vindt de GI het in het belang van [minderjarige] is dat zij zo snel mogelijk naar het gezinshuis gaat.
4.2.
De vader heeft de GI laten weten dat hij kan instemmen met het verzoek. Hij heeft onlangs kennis gemaakt met het gezinshuis en is van mening dat er niet langer gezocht hoeft te worden naar een alternatief.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. [1] [minderjarige] heeft de afgelopen periode verbleven in een pleeggezin in afwachting van een geschikt gezinshuis. Vanaf de plaatsing in het pleeggezin is er gezocht naar een gezinshuis waar [minderjarige] voor langere tijd kan blijven. Inmiddels is er een gezinshuis gevonden. [minderjarige] heeft al kennisgemaakt met de gezinshuisouders. Ook heeft zij een weekend in het gezinshuis gelogeerd om te wennen. Dit is goed gegaan. [minderjarige] wil er graag heen. De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij, gezien alles wat zij heeft meegemaakt, een stabiele plek heeft waar zij langere tijd kan wonen. Dit kan het gezinshuis waarschijnlijk bieden. Ook kan de hulpverlening van [minderjarige] dan van start gaan. Uiterlijk in januari 2025 zal de traumatherapie beginnen.
Nu het duidelijk is dat [minderjarige] niet bij de vader kan verblijven op dit moment en het verblijf in het pleeggezin maar tijdelijk was, is de kinderrechter van oordeel dat het gezinshuis de juiste plek is voor [minderjarige] om de komende periode te verblijven.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis met ingang van 19 november 2024 tot 29 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 door mr. M.M. Janssen - Witteveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.R.S. Salomé als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.