ECLI:NL:RBMNE:2024:7481

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/16/582284 / KL ZA 24-277
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de verhuizing van minderjarige kinderen in kort geding

Op 28 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding over de verhuizing van twee minderjarige kinderen. De zaak betreft een geschil tussen de man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, en de vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. Beide partijen waren vertegenwoordigd door hun advocaten, waarbij de man werd bijgestaan door mr. M.E.F. Stol en de vrouw door mr. A.E. Martinez Linnemann. Tevens was er een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing de vrouw verboden om samen met de kinderen naar een andere plaats te verhuizen. De rechter oordeelde dat de verhuizing onvoldoende was onderbouwd en dat de belangen van de kinderen niet voldoende waren gewaarborgd. Er werd opgemerkt dat de verhuizing niet goed doordacht was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de impact op de kinderen en hun relatie met de man. De rechter benadrukte dat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en dat de verhuizing hen zou benadelen, vooral in het licht van hun school en andere activiteiten die hen steun bieden in de verwerking van de echtscheiding.

De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak werd mondeling gedaan en in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechter concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat haar huidige woonomstandigheden onverantwoord waren, en dat er geen noodzaak was voor de verhuizing. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van de kinderen, waarbij de rechter de familierechtelijke aard van de vorderingen in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/582284 / KL ZA 24-277
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 29a van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdens de zitting van
28 oktober 2024
in de zaak van:
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.E.F. Stol,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.E. Martinez Linnemann.
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Verder is [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming verschenen, hierna te noemen: de Raad.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan op de vorderingen in kort geding. De beslissing en de gronden waarop deze is gebaseerd zijn hieronder weergegeven.

1.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en reconventie
1.1.
verbiedt de vrouw om samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats 1] te verhuizen;
1.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
1.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
1.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Er is veel over en weer aangevoerd, maar ook veel betwist en weinig onderbouwd. Als de belangen van partijen over en weer worden afgewogen, dan is de uitkomst dat de verhuizing geen doorgang moet vinden. De verhuizing is onvoldoende doordacht en voorbereid, in die zin dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat de man daarbij betrokken is alsmede wat de verhuizing nu en op termijn betekent voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun relatie tot de man. Alternatieven of compensatie zijn aan de man ook niet geboden voor de beperkingen en kosten die de afstand voor de man meebrengen. De mate van overleg en communicatie tussen partijen geeft ook weinig hoop op een binnen afzienbare tijd betere verhouding tussen partijen. Uitbreiding van de zorgregeling zal door de verhuizing ook bemoeilijkt worden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geworteld in [plaats 2] . Zij zitten nu klem en juist hun school en andere activiteiten in [plaats 2] biedt hen steun in de verwerking van de echtscheiding tussen hun ouders, zoals de Raad naar voren bracht. Gelet op bovenstaande is voorshands aannemelijker dat in een bodemprocedure toestemming voor de verhuizing geweigerd wordt dan dat die wordt verstrekt. De wooncrisissituatie waar de vrouw in zit maakt dit niet anders. Zij heeft de noodzaak om naar [plaats 1] te verhuizen niet onderbouwd. Op dit moment hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een dak boven hun hoofd. Niet gesteld of gebleken is dat hier nu een einde aan komt. Het is ook niet zo dat de kinderen ergens op de bank slapen, zo bleek ter zitting. Volgens de man woont de vrouw in een tuinhuisje met een eigen badkamer, woonkamer, keuken en slaapkamers. De vrouw heeft in dit opzicht nagelaten met stukken te onderbouwen dat de huidige huisvesting onverantwoord is.
2.2.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om tot een proceskostenveroordeling te komen gezien de familierechtelijke aard van de vorderingen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 door mr. G.J.J.M. Essink, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt. Dit proces-verbaal is verzonden op