ECLI:NL:RBMNE:2024:7498

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/3422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en bestreden besluit inzake kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 30 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen door Dienst Toeslagen en het bestreden besluit van 18 april 2024 behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag, maar Dienst Toeslagen heeft hierop pas op 13 juni 2023 beslist. Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard, en Dienst Toeslagen werd opgedragen om uiterlijk op 1 juli 2024 een besluit te nemen. Eiseres heeft echter geen recht op een dwangsom, omdat er inmiddels een besluit is genomen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Eiseres had in de periode waar het om gaat geen recht op kinderopvangtoeslag, omdat zij niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank oordeelt dat, hoewel er sprake was van institutionele vooringenomenheid, dit niet leidt tot recht op compensatie voor de periode waarin eiseres geen recht had op kinderopvangtoeslag. De rechtbank wijst erop dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over de verschuldigdheid van een rechterlijke dwangsom. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 51,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1], mr. [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over twee beroepsprocedures van eiseres.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag van 9 februari 2021 om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft bij uitspraak van 17 augustus 2023 het beroep gegrond verklaard en Dienst Toeslagen opgedragen uiterlijk op 1 juli 2024 een besluit bekend te maken. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat Dienst Toeslagen een dwangsom van € 100,- aan eiseres moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 17 augustus 2023. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 17 april 2024 vastgesteld dat Dienst Toeslagen op 13 juni 2023 op de aanvraag heeft beslist, maar dit niet aan de rechtbank heeft medegedeeld. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd wegens strijd met artikel 6:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Dat is de eerste beroepsprocedure waarop de rechtbank in deze uitspraak beslist.
1.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2023, waarin Dienst Toeslagen op haar aanvraag heeft beslist. Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard bij besluit van 18 april 2024 (het bestreden besluit). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dienst Toeslagen heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Dat is de tweede beroepsprocedure waar de rechtbank in deze uitspraak op beslist.
1.3.
De rechtbank heeft op 8 mei 2024 de twee beroepsprocedures gevoegd en bepaald dat deze verder worden behandeld onder zaaknummer UTR 24/3422.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt als eerste het beroep gericht tegen het niet-tijdig beslissen door Dienst Toeslagen. Als tweede beoordeelt de rechtbank de hoogte van de compensatie voor de kinderopvangtoeslag die Dienst Toeslagen aan eiseres heeft toegekend in het kader van de herstelregeling toeslagenaffaire. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond
.Daarnaast verklaart de rechtbank zichzelf onbevoegd voor zover het gaat om verbeurde dwangsommen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep niet-tijdig beslissen
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen. De aanvraag dateert van 9 februari 2021. Eiseres heeft Dienst Toeslagen bij brief van 15 juli 2022, door Dienst Toeslagen ontvangen op 20 juli 2022, in gebreke gesteld. Daarna heeft eiseres bij brief van 1 februari 2023 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen.
5. Dienst Toeslagen heeft op 13 juni 2023 op de aanvraag van eiseres beslist. Eiseres heeft het beroep niet-tijdig beslissen niet ingetrokken. Volgens eiseres heeft het te lang geduurd voordat Dienst Toeslagen heeft besloten. Zij stelt dat zij daarom recht heeft op een bestuurlijke dwangsom en op de dwangsom van € 15.000,- die de rechtbank in de uitspraak van 17 augustus 2023 heeft opgelegd.
6. De rechtbank bespreekt het verzoek om dwangsommen bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit.
7. De rechtbank overweegt dat Dienst Toeslagen op de aanvraag van eiseres heeft beslist bij besluit van 13 juni 2023. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Dat beroep is daarom nietontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit
8. Dienst Toeslagen heeft bij besluit van 13 juni 2023 beslist op de aanvraag van eiseres om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Dienst Toeslagen heeft aan eiseres € 103.230,- toegekend aan compensatie en rente. Voor de periode december 2010 en de toeslagjaren 2011 en 2012 heeft Dienst Toeslagen geen compensatie toegekend, omdat eiseres over die periode geen recht had op kinderopvangtoeslag. Bij het bestreden besluit is Dienst Toeslagen hierbij gebleven.
Compensatie
9. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit oneerlijk is, omdat zij stress heeft gehad in de gehele periode, ziek is geworden en niet kon werken als gevolg van de stress die zij had door de toeslagenaffaire. Het is oneerlijk als zij nu geen compensatie zou krijgen over de gehele periode omdat zij niet de hele tijd heeft kunnen werken. Dat is namelijk het gevolg van de toeslagenaffaire, aldus eiseres.
9.1.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Een ouder heeft aanspraak op kinderopvangtoeslag, als die ouder in dat toeslagjaar werkt, studeert of een traject volgt om werk te vinden, bijvoorbeeld een re-integratietraject. [1] Eiseres zat in de periode december 2010 en de toeslagjaren 2011 en 2012 (de genoemde periode) in de Ziektewet. Zij verrichte in deze periode geen betaald werk, studeerde niet en zat niet in een reintegratietraject. De rechtbank begrijpt dat de toeslagenaffaire, waarvan eiseres slachtoffer is geworden, een grote wissel heeft getrokken op haar, dat eiseres daarvan veel stress heeft gehad óók in de genoemde periode en dat zij zegt dat zij daardoor niet kon werken. Dat neemt echter niet weg dat zij in de genoemde periode niet voldeed aan de vereisten voor kinderopvangtoeslag.
9.2.
Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen kent Dienst Toeslagen compensatie toe als iemand schade heeft geleden doordat ten aanzien van die persoon bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. [2] Dienst Toeslagen heeft erkend dat in het geval van eiseres sprake was van institutionele vooringenomenheid, ook in de genoemde periode. Dienst Toeslagen heeft erkend dat eiseres slachtoffer is van de toeslagenaffaire. Dienst Toeslagen heeft aan eiseres ook compensatie toegekend over de periode waarin zij recht had op kinderopvangtoeslag. Over de genoemde periode komt eiseres echter niet in aanmerking voor compensatie, omdat zij die periode niet voldeed aan de vereisten voor kinderopvangtoeslag. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres een ontzettend nare periode is geweest, óók in de genoemde periode waarin zij geen recht had op kinderopvangtoeslag. De rechtbank begrijpt ook dat eiseres zegt dat zij niet kon werken omdat zij ziek is geworden door de stress die dit heeft veroorzaakt. Dat is echter niet voldoende om aanspraak te kunnen maken op compensatie. Daarvoor is ook nodig dat eiseres recht had op kinderopvangtoeslag. Er bestaat immers alleen recht op compensatie als er sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Zoals eerder overwogen, had eiseres over de genoemde periode geen recht op kinderopvangtoeslag. Dat betekent dat eisers over de genoemde periode niet in aanmerking komt voor compensatie, ook al was er in die periode wel sprake van institutionele vooringenomenheid.
Rente
10. Eiseres voert aan dat de rente niet klopt. Haar vorige advocaat heeft namelijk gezegd dat de renteberekening niet klopt en dat het bedrag ‘zeer afwijkend’ is.
10.1.
De rechtbank overweegt hierover dat Dienst Toeslagen de renteberekening in het bestreden besluit heeft toegelicht en in het verweerschrift nogmaals heeft toegelicht hoe de renteberekening tot stand is gekomen. De rechtbank kan dit volgen. Eiseres heeft niet gemotiveerd wat er niet zou kloppen. Het betoog van eiseres over de renteberekening slaagt daarom niet.
Dwangsommen
11. Eiseres voert aan dat zij recht heeft op een bestuurlijke dwangsom en op de dwangsom van € 15.000,- die de rechtbank in de uitspraak van 17 augustus 2023 heeft opgelegd aan Dienst Toeslagen, omdat Dienst Toeslagen te laat heeft beslist op haar aanvraag.
11.1.
Wat betreft de bestuurlijke dwangsom, blijkt uit het dossier dat Dienst Toeslagen bij besluit van 6 december 2022 aan eiseres een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend wegens het te laat beslissen op de aanvraag om herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Tijdens de zitting is gebleken dat die dwangsom inmiddels ook is uitbetaald. Gelet hierop, hoeft de rechtbank de hoogte van de bestuurlijke dwangsom niet meer zelf vast te stellen.
11.2.
Over de dwangsom van maximaal € 15.000,- die de rechtbank in de uitspraak van 17 augustus 2023 aan Dienst Toeslagen heeft opgelegd voor het geval Dienst Toeslagen niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn zou beslissen, overweegt de rechtbank dat de bestuursrechter niet bevoegd is om over de verschuldigdheid of de hoogte van een rechterlijke dwangsom te oordelen. [3] De rechtbank heeft dus geen mogelijkheden om Dienst Toeslagen te verplichten tot uitbetaling van een vermeend verbeurde dwangsom. Het uitbetalen van een dwangsom is namelijk een feitelijke handeling en niet een besluit in de zin van de Awb. Als Dienst Toeslagen dwangsommen niet betaalt waarop eiseres meent aanspraak te hebben, zal zij zich moeten wenden tot de civiele rechter.
11.3.
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat de Afdeling de uitspraak van de rechtbank van 17 augustus 2023 (waarin een rechterlijke dwangsom is opgelegd) heeft vernietigd.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk en het beroep gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft en dat Dienst Toeslagen de compensatie en rente juist heeft vastgesteld.
13. Eiseres heeft vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag beroep kunnen instellen. Er bestaat daarom aanleiding om te bepalen dat Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is verder niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit van 18 april 2024 ongegrond;
  • verklaart zichzelf onbevoegd voor zover eiseres verzoekt om vergoeding van verbeurde dwangsommen;
  • bepaalt dat Dienst Toeslagen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 oktober 2024
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1.6, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
2.Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1657, r.o. 2.2.