In deze zaak, die zich afspeelt in Utrecht, gaat het om een burengeschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over het gebruik van een steeg. [Eiseres] woont al sinds 1958 in haar woning en heeft jarenlang gebruik gemaakt van de steeg die op het perceel van [gedaagde] ligt. [Eiseres] stelt dat zij door verjaring recht heeft verkregen op de erfdienstbaarheid van overpad, omdat zij de steeg al jaren zonder tegenspraak heeft gebruikt. [Gedaagde], die in juli 2023 naast [eiseres] is komen wonen, heeft het gebruik van de steeg verboden door een hangslot op de deur te plaatsen. [Eiseres] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring en dat [gedaagde] moet meewerken aan de inschrijving van deze erfdienstbaarheid in het Kadaster.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een erfdienstbaarheid door bevrijdende verjaring. De rechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe, omdat zij gedurende meer dan twintig jaar gebruik heeft gemaakt van de steeg, wat voldoende is om aan te nemen dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan. De rechtbank wijst de reconventionele vorderingen van [gedaagde] af, die betoogde dat er geen erfdienstbaarheid was ontstaan en dat [eiseres] het gebruik van de steeg moest worden verboden. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] moet meewerken aan de inschrijving van de erfdienstbaarheid in het Kadaster en dat zij de proceskosten moet vergoeden.