In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2024 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De naheffingsaanslag was opgelegd op 7 juni 2023, omdat de auto van eiser op 29 mei 2023 geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. Eiser maakte bezwaar tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd op 14 juli 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er op tweede pinksterdag geen betaald parkeren gold, gebaseerd op informatie van de gemeente en Parkmobile.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat er vanaf 1 januari 2023 ook op feestdagen betaald parkeren geldt. De rechtbank wees erop dat de heffingsambtenaar in zijn verweerschrift en op de zitting had uitgelegd dat er voldoende publiciteit was geweest over de wijziging van het parkeerbeleid. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat de informatie op de website van Parkmobile niet aan de heffingsambtenaar kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de parkeerder om op de hoogte te zijn van het geldende parkeerregime en dat een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt als er geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt door het bevoegde bestuursorgaan.